Ga naar de inhoud

Syrië: opgepast voor anti-anti-oorlog links

Sinds het begin van de jaren negentig, vooral sinds de oorlog in Kosovo in 1999, krijgt iedereen die zich verzet tegen gewapende interventie door Westerse grootmachten en de NAVO, vroeg of laat te maken met wat we een ‘anti-anti-oorlog links’ kunnen noemen. Tot deze groep behoren niet alleen de sociaaldemocraten, maar net zo goed groenen en mensen uit uiterst linkse hoek.

14 min leestijd
jean_bricmont4

(Deze vertaling verscheen oorspronkelijk bij DeWereldMorgen)

De echte motieven worden niet bekritiseerd

Dit anti-anti-oorlog links spreekt zich niet openlijk uit vóór Westerse militaire interventies. Niet zelden levert het daar zelfs kritiek op (maar eerder omwille van de gebruikte tactieken – het Westen steunt de juiste zaak, zij het nogal stuntelig – of omwille van de motivatie die erachter schuilt  – voor olie of geostrategische doeleinden – dan om de interventie zelf). Het merendeel van haar energie steekt dit anti-anti-oorlog links eerder in het “waarschuwen” tegen dat ‘gevaarlijk afdrijven’ van dat deel van links dat zich radicaal blijft verzetten tegen deze interventies.

Dit anti-anti-oorlog links roept op solidariteit te betonen voor “de slachtoffers van dictators die hun eigen volk uitmoorden”, niet toe te geven aan onze neiging om  alles wat naar imperialisme, Amerikanisme of Zionisme ruikt te wantrouwen, en bovenal ervoor op te letten niet in dezelfde hoek te belanden als uiterst rechts. In 1999 moesten “wij” daarom Kosovaarse Albaniërs beschermen. Later kwamen daar Afghaanse vrouwen en Iraakse Koerden bij, meer recent volgt nu het volk van Libië en Syrië.

Effectieve strategie

Het valt niet te ontkennen dat dit anti-anti-oorlog links uiterst effectief is gebleken. De oorlog in Irak bracht nog een aanzienlijke oppositie op de been, maar er was opvallend weinig links protest tegen ‘humanitaire’ interventies: noch het bombarderen van Joegoslavië om Kosovo te bevrijden, noch de bombardementen in Libië om Khaddafi te verdrijven, noch de huidige interventie in Syrië veroorzaakten veel deining.

Wie toch bezwaar maakte, door bijvoorbeeld te alluderen op neo-imperialisme, of op te roepen tot vreedzame onderhandelingen, werd snel de mond gesnoerd. Anti-anti-oorlog links beroept zich immers op de “verplichting om te beschermen” (R2P = The Right/Responsibility to Protect): de plicht een volk in nood te hulp te schieten.

Wie zijn “wij” eigenlijk?

De fundamentele dubbelzinnigheid van deze retoriek ligt in de vraag wie precies wordt bedoeld met “wij”, die moeten tussenkomen en bescherming bieden. Men zou aan links in het Westen dezelfde vraag kunnen stellen die Stalin zich destijds naar het schijnt stelde: “Hoeveel divisies heeft het Vaticaan?”.

Zo kunnen we ons vandaag net hetzelfde afvragen met betrekking tot Europa. Alle conflicten waarin “wij” geacht worden tussen te komen, zijn immers gewapende conflicten. Met een interventie wordt dus eigenlijk een militaire interventie bedoeld, wat betekent dat daarvoor ook de nodige militaire middelen beschikbaar moeten zijn.

Het mag duidelijk zijn dat Westers links eenvoudigweg niet over die middelen beschikt: het kan dan wel een oproep doen maar in werkelijkheid voerden Europese legermachten nog nooit een interventie uit zonder de massale steun van de Verenigde Staten.

US, make war, not love

De eigenlijke boodschap van anti-anti-oorlog links komt dus neer op “Alsjeblieft, hooggeëerd Amerika, make war not love!”. Sinds het mislukken van de oorlog in zowel Afghanistan als Irak, zullen de Amerikanen zich echter tweemaal bedenken voor ze nog grondtroepen inzetten. In principe komt het er vandaag dus op neer dat we de Amerikaanse luchtmacht vragen landen te gaan bombarderen waarnaar verluidt mensenrechten zouden worden geschonden.

Uiteraard staat het iedereen vrij te stellen dat vanaf nu mensenrechten moeten worden toevertrouwd aan de welwillendheid van de Amerikaanse overheid, haar bommenwerpers, haar raketwerpers en haar drones.

We moeten dan wel beseffen dat dit de werkelijke betekenis is van al die oproepen tot “solidariteit” en “steun” voor rebellengroeperingen of afscheidingsbewegingen in gewapende conflicten. Deze groeperingen zitten niet te wachten op steunbetogingen of soortgelijke uitingen van solidariteit. Wat zij willen is zwaar geschut om hun vijanden uit te schakelen.

De grootste stroper mag boswachter worden

Als anti-anti-oorlog links het spel eerlijk speelde, zou het dus eigenlijk openlijk beroep moeten doen op de Verenigde Staten wanneer ergens ter wereld mensenrechten op het spel staan. Dan zou deze strekking van links ook de gevolgen van die keuze moeten aanvaarden.

Laten we immers niet vergeten dat de politieke en militaire klasse waaraan “wij” vragen mensen te gaan bevrijden van dictators, dezelfden zijn die Vietnam binnenvielen, die straffen oplegde aan Irak, en het land daarna de oorlog verklaarde; die arbitraire sancties oplegden aan Cuba, Iran en andere landen die uit onze gratie gevallen zijn; dezelfden ook die onvoorwaardelijke steun verlenen aan Israël; die alle mogelijke middelen, met inbegrip van staatsgrepen, aangrijpen om sociale hervormers in Zuid-Amerika, van Arbenz over Chavez en Allende tot Goulart en anderen, de pas af te snijden; en die overal ter wereld schaamteloos misbruik maakt van zowel arbeiders als grondstoffen.

Het is met andere woorden nogal naïef te geloven dat deze politieke en militaire elite de redding kan betekenen van miljoenen “slachtoffers”. Nochtans is het dàt wat anti-anti-oorlog links bepleit: er is immers geen enkele andere strijdmacht die binnen de huidige krachtverhoudingen dermate haar overmacht kan opleggen als de Amerikaanse.

De Amerikaanse elite is niet dom

De Amerikaanse overheid is zich amper bewust van het bestaan van dit anti-anti-oorlog links. Of de VS zich in een oorlog stort, hangt immers enkel en alleen af van zijn strategische, politieke en economische belangen, en van de kans op slagen. Van zodra een oorlog dan een feit is, gaat het erom hem koste wat kost te winnen. Of dan alleen de ‘echte slechteriken’ worden getroffen, is van geen belang meer. Onschuldige burgers zoveel mogelijk leed besparen, is daarbij verre van prioritair.

Als we het hebben over “Afghaanse vrouwen redden”, vragen we de VS dus eigenlijk Afghaanse burgers te bombarderen en raketten af te vuren op Pakistan. Hen vragen mensen te beschermen, maar geen bombardementen uit de voeren, is onzinnig: een leger werkt per definitie door te schieten en te bombarderen.

Slechte en goede dictators

Een van de favoriete argumenten van anti-anti-oorlog links tegen wie militair ingrijpen verwerpt, is dat op die manier de weg open zou liggen voor de “dictator”, waar dan de leider van het door ons geviseerde land wordt mee bedoeld. Het probleem is dat elke oorlog  wordt goedgepraat met een enorme propagandacampagne die de vijand demoniseert, vooral dan zijn leider.

Om tegen die propaganda in te gaan is het essentieel de misdaden van de vijand in een bepaalde context te plaatsen en die dan te vergelijken met de misdaden van de door ons gesteunde tegenstrevers. Maar die vergelijking is niet zonder risico: de kleinste vergissing kan tot in den treure tegen ons worden gebruikt, terwijl de leugens die voor oorlogspropaganda worden gebruikt, dikwijls snel vergeten worden.

Bertrand Russell

Al tijdens de eerste wereldoorlog werden Bertrand Russell en andere Britse pacifisten ervan beschuldigd “de vijand te steunen” (zie boek Adam Hochschild, hieronder in Lees Ook, nvdr). Waarom zij Britse oorlogspropaganda aanvochten, was niét omdat ze de Duitse Keizer steunden, wél omdat ze vrede nastreefden.

Anti-anti-oorlog links heeft er een handje naar om de “dubbele standaarden” van pacifisten te veroordelen. Volgens hen zijn pacifisten strenger voor hun ‘eigen kamp’, dan voor het ‘vijandelijke kamp’ van het moment (Milosevic, Khadaffi, Assad, enzoverder). Dit klopt niet: het enige wat de pacifistische beweging tracht te doen, is de constante demonisering van de vijand, die vanzelfsprekend gepaard gaat met een idealisering van het ‘eigen kamp’, door de Westerse media en politici, te weerleggen.

Hoewel dit anti-anti-oorlog links geen enkele invloed heeft op het beleid van de VS, heeft het wel degelijk een effect. Deze retoriek heeft ertoe geleid dat elke vredes- of anti-oorlogsbeweging makkelijk de mond kan worden gesnoerd. Bovendien is het vandaag onmogelijk geworden voor een Europees land om nog een onafhankelijke koers te varen, zoals Frankrijk dat deed onder De Gaulle en zelfs onder Chirac, of Zweden onder Olof Palme. Zo’n positie zou onmiddellijk door anti-anti-oorlog links worden veroordeeld als “een nieuw bloedbad van München”, “steun aan dictators” of “de misdaad van onverschilligheid” en gretig worden overgenomen door de Europese media.

Eruopese soevereinitiet werd opgegeven

Anti-anti-oorlog links is er met andere woorden in geslaagd de soevereiniteit van Europeanen tegenover de VS te vernietigen en elke onafhankelijke linkse stellingname ten opzichte van oorlog en imperialisme onmogelijk te maken. Het heeft er bovendien voor gezorgd dat het merendeel van Europees links vandaag standpunten inneemt die volledig tegengesteld zijn aan de positie die links in Zuid-Amerika inneemt, en landen als China en Rusland, die het internationaal recht – terecht – trachten te handhaven, beschouwt als tegenstanders.

Dikwijls krijgen we in de media te horen dat er een bloedbad dreigt en dat onmiddellijke actie nodig is om zoveel mogelijk levens te sparen. Er valt op zo een moment geen tijd te verliezen, ook niet om aan fact-checking te doen. Nu kan dat nog gebeuren wanneer er ergens in de eigen buurt een gebouw in brand staat, maar de situatie ligt toch wat anders als het gaat om een conflictsituatie in een ander land.

Fouten, verwarring, manipulatie

Zo wordt voorbijgegaan aan de mogelijkheid dat bepaalde informatie gemanipuleerd werd, of gewoon nog maar aan het feit dat buitenlands nieuws bijna per definitie te kampen heeft met foute of verwarrende berichtgeving. De reflex om stante pede in actie te schieten, om welke buitenlandse crisis het ook mag gaan, laat geen ruimte open om te bedenken welke acties er, naast militair ingrijpen, nog mogelijk zijn.

Zou er misschien een onafhankelijk onderzoek gevoerd kunnen worden, om de oorzaken en mogelijke oplossingen van het conflict te achterhalen? Of kan diplomatie hier misschien een rol spelen? Die gedachten worden verdrongen door dat ene geromantiseerde beeld van onberispelijke rebellen, met als prototype die uit de Spaanse Burgeroorlog.

Dat beeld van de jaren dertig, dat tot op vandaag gekoesterd en verheerlijkt wordt door westers links, gaat helaas volledig voorbij aan het feit dat de machtsverhoudingen vandaag heel anders liggen dan toen, en dat de oorzaken die aan de basis liggen van gewapende conflicten, verschillen van die van de jaren dertig.

De éne revolutie is de andere niet

Even opmerkelijk is dat anti-anti-oorlog links revoluties uit het verleden veroordeelt, omdat ze hebben geleid tot dictators als Stalin, Mao, Pol Pot, enzovoort, maar dat het er wél vertrouwen in heeft dat de Islamistische revoluties (met westerse steun) die zich vandaag voltrekken, een goede afloop zullen kennen. Hebben we uit het verleden dan niet geleerd dat gewelddadige revoluties noch de enige, noch de beste manier zijn om sociale verandering te bekomen?

We hebben nood aan een ommezwaai in het internationaal beleid, weg van het beleid dat anti-anti-oorlog links voorschrijft. In plaats van te schreeuwen om meer en meer interventies, zouden we van onze regeringen de strikte toepassing van het internationaal recht moeten eisen, het niet-tussenkomen in interne conflicten van andere staten. We zouden moeten samenwerken in plaats van steeds de confrontatie op te zoeken.

In eender welke vorm: géén eenzijdige acties

Niet-tussenkomen slaat hier overigens niet enkel op militair ingrijpen. Het gaat hier net zo goed om diplomatieke of economische acties: geen eenzijdige acties, geen bedreigingen tijdens onderhandelingen en de gelijke behandeling van elk land. In plaats van leiders van landen als China, Rusland, Iran en Cuba voortdurend te bekritiseren omwille van schendingen van mensenrechten – iets waar anti-anti-oorlog links zeer bedreven in is – zouden we ermee in dialoog moeten treden.

Wederzijds begrip is de beste manier om mensenrechten wereldwijd te handhaven

We zouden moeten luisteren naar wat zij te vertellen hebben, en we zouden onze medeburgers moeten helpen begrijpen dat er nu eenmaal verschillende meningen bestaan. Op lange termijn is wederzijds begrip namelijk de beste manier om mensenrechten wereldwijd te handhaven.

Het klopt dat het probleem van mensenrechtenschendingen en politieke conflicten in landen als Libië of Syrië hiermee niet onmiddellijk is opgelost. Maar is dat bij militair ingrijpen dan wel het geval? De manier waarop nu wordt tussengekomen in conflicten, vergroot alleen maar de spanningen en doet de militarisering alleen maar toenemen.

De tactiek van demonisering verhindert vreedzame relaties tussen volkeren, culturele uitwisseling tussen burgers en onrechtstreeks ook het uitdragen van liberale ideeën, wat anti-anti-oorlog links nochtans beweert te willen bevorderen.

Dit anti-anti-oorlog links doet niets

Van zodra anti-anti-oorlog links alle alternatieve opties uitsloot, deed het in principe afstand van de mogelijke invloed die het nog zou kunnen hebben op de wereldpolitiek. Er worden helemaal geen onschuldige slachtoffers vermeden. Afgezien van het uitschakelen van anti-imperialistische en pacifistische oppositie, doet anti-anti-oorlog links helemaal niets.

De enigen die wél actie ondernemen, zijn de opeenvolgende Amerikaanse regeringen. De zorg voor de wereldbevolking aan hen overlaten, getuigt van totale wanhoop. Het is diezelfde wanhoop die er na de val van de Berlijnse muur toe leidde dat het grootste deel van links beleidsmaatregelen omarmde die zoveel mogelijk verschilden van die van het communisme.

In de context van internationale politiek kwam het erop neer dat nationale soevereiniteit en anti-imperialisme werden afgezworen, aangezien ze werden verketterd als “overblijfselen van het Stalinisme”.

Neoliberalisme en sociale afbraak

Zowel interventionisme als de Europese Integratie zijn rechtse beleidsmaatregelen. Het eerste is gekoppeld aan de Amerikaanse drang naar wereldhegemonie, het tweede biedt een kader voor een neoliberaal economisch beleid en de afbouw van de sociale zekerheid. Paradoxaal genoeg worden deze maatregelen gerechtvaardigd op basis van linkse ideeën: mensenrechten, internationalisering, anti-racisme en anti-nationalisme.

Het hoeft niet te verbazen dat rechts amper een eigen ideologie nodig heeft: met ‘mensenrechten’ schermen is voldoende

In beide gevallen gaat het om een links dat het noorden kwijtraakte na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en zich dan maar krampachtig vasthield aan een “genereus, humanitair” discours. Anders gezegd: een discours dat aan elke vorm van realistische analyse van machtsverhoudingen voorbijgaat. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat rechts amper een eigen ideologie nodig heeft: met ‘mensenrechten’ schermen is voldoende.

Toch verdwijnen interventionisme en het idee van Europese Integratie stilaan richting uitgang. Het Amerikaans Imperialisme blijkt zowel economisch als diplomatisch onhoudbaar. De interventiepolitiek van de VS is erin geslaagd grote delen van de wereld tégen zich te verenigen.

Bijna niemand gelooft nog in een “ander” Europa, een sociaal Europa. De bestaande EU (de “enig mogelijke”) kan maar op weinig bijval rekenen. Op dit moment slagen echter alleen rechts en uiterst rechts erin dit falen in hun voordeel om te buigen, en wel omdat het merendeel van links vrede, internationaal recht en nationale soevereiniteit niet langer verdedigt als een noodzakelijke voorwaarde voor democratie.

Jean Bricmont

Vertaling uit het Engels Kaat Dauwe

——————————-

Lees ook