Ga naar de inhoud

Reshoring en McJobs

Eind vorig jaar haalde een opmerkelijk bericht het nieuws: “Apple gaat een deel van de productie van zijn Mac-computers terughalen naar de Verenigde Staten.” Aldus topman Tim Cook in december in twee aparte interviews, met televisiezender NBC News en met het blad Bloomberg Businessweek.  Apple wil dus op termijn productie gaan terughalen uit China en dat is toch opmerkelijk nieuws. Nou zijn ze bij Apple niet gek, het betekent dus dat de lonen in de VS weer dermate aantrekkelijk zijn geworden dat het interessant wordt om weer fabrieken in de VS op te zetten.  Ik heb dat berichtje even bewaard, want ik ben wel geen trendwatcher, maar je voelt aan dat hier iets belangrijks wordt gezegd.

5 min leestijd

(Oorspronkelijk verschenen bij konfrontatie.nl)

En inderdaad. Het FD van deze week, een half jaar later dus, opent met een welhaast nog opmerkelijker kop: “Steeds meer bedrijven halen hun productie terug uit lagelonenlanden.” Maar nu gaat het over Nederlandse bedrijven als Philips die bijvoorbeeld z’n scheerapparaten weer in Drachten laat maken. “In Nederland maken bedrijven die hun productiewerk terughalen uit Azië en Oost-Europa vaak gebruik van werknemers uit de sociale werkvoorziening” aldus het FD. En om nogmaals de VS te noemen, ook bedrijven als Ford en General Electric zijn daar weer terug.

Wat plak- en knipwerk:

In een analyse van de Amerikaanse economie, “Laagbetaalde arbeid in VS fors in de lift” (NRC 10 juni ’13), wordt aangegeven dat het economisch herstel  in de VS zwaar leunt op de zogenaamde ‘McJobs’, d.w.z. laagbetaald en tijdelijk werk was verantwoordelijk voor het grootste deel van de stijging van de werkgelegenheid.
En dan de paradox, in juni konden we lezen dat “de groep superrijken in 2012 zowel in aantallen als in omvang in vermogen  met 11% is toegenomen” aldus het World Wealth Report 2013.
Deze ontwikkeling, met een steeds scherper verschil tussen arm en rijk zal zich versterkt doorzetten en deels wordt daarbij zonder probleem gebruik gemaakt van mensen in sociale werkplaatsen en deels ook van het groeiende arbeidsleger van zzp’ers. Een voorbeeld is het Tilburgse afvalverwerkingsbedrijf Sort, dat eerst met Poolse werknemers werknemers werkte en nu de sociale werkplaats inschakelt.
 
Uit een rapport van de Kamer van Koophandel bleek onlangs dat van de inmiddels pakweg 760.000 “zelfstandigen zonder personeel” (de zzp’ers) die Nederland nu heeft slechts tien procent is aan te merken als ondernemer. De rest wordt door hen aangemerkt als freelancer of als werkzaam in een verkapt dienstverband. Dat wil dus zeggen dat een groot deel van de zzp’ers eigenlijk werknemer is  maar dan wel zonder de rechten van een werknemer want, zoals ook werd aangegeven in re onderzoek naar de zzp’er van het Verwey-Jonker Instituut, het gros van de zzp’ers is bijvoorbeeld niet verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid en valt grotendeels buiten het sociale zekerheidstelsel en de meerderheid doet al helemaal niet aan pensioenopbouw. Daar is simpelweg geen geld voor. Kortom: ze zijn de moderne slaven van de samenleving die zichzelf verhuren voor veelal te lage uurtarieven, omdat ze met hun collega zzp’ers moeten concurreren en zonder sociale rechten.

Deze ontwikkeling van lage inkomens en rechteloosheid wordt onder meer door politiek filosoof Paolo Virno en de Britse hoogleraar arbeidseconomie Guy Standing benoemen met het begrip ‘precariteit’, dat verwijst naar de relatie tussen tijdelijke en flexibele arbeidsarrangementen en een ‘precair’ bestaan – een dagelijks leven zonder voorspelbaarheid en zekerheid – die de levenscondities van steeds grotere groepen in de samenleving bepaalt: parttimers, flexwerkers, migrantenwerkers, contractwerkers, zwartwerkers, illegalen, nul-uren contracten, oproepkrachten, thuiswerkers, zzp’ers,  telewerkers, noem ze maar op.

Precair werk is dus een term die gebruikt wordt om die vormen van werk te beschrijven die vaak slecht betaald, onzeker en onbeschermd zijn. In de kern is het niet anders dan wat alle loonarbeid was: loonslavernij, het is echter een extremere vorm hiervan.
De omstandigheden van precaire arbeid vereisen grote flexibiliteit aan de kant van de arbeiders en resulteren daarom vaak in lage en irreguliere lonen, een chantabele positie en bestaansonzekerheid. Wat in eerste instantie vooral een tendens in de dienstensector leek te zijn heeft zich razendsnel door de hele economie verspreid.
 
Flexibilisering, deregulering, modernisering, liberalisering en het wordt allemaal verkocht onder het mom van ‘individualisering’ en ben je er tegen dan wordt je wel even gediskwalificeerd als hopeloos ouderwets en conservatief. Want individualiseren willen we toch allemaal? En ondertussen werken we fijn individueel voor een hongerloontje, zonder rechten, zonder sociale voorzieningen. We zijn hard op weg naar wat we vroeger een ‘derde-wereldland’ noemden.
Guy Standing waarschuwt in zijn boek The Precariat, the new dangerous class voor de gevolgen van die onzekerheid. Het precariaat kenmerkt zich door korte banen, lage inkomens, moeilijke relaties, weinig sociale zekerheid en/of het ontbreken van een politieke stem. Naast een dreiging van toenemende armoede is het precariaat bovendien vatbaar voor populisme en extremisme en vormt zo volgens Standing tevens een democratisch gevaar.
Standing: “Het precariaat is een groeiende sociale klasse in Europa en de VS, de rijkste landen dus.  Het gaat over mensen rondom en tussen ons, werklozen èn werkenden die niet weten of ze morgen nog wel een job hebben, de tijdelijke jobs van uitzendbureaus en de jonge afgestudeerden die geen werk vinden dat beantwoordt aan hun mooi diploma. Ze hebben geen beeld van hun toekomst door de flexibiliteit van de arbeidsmarkt en de zich opvolgende crisissen”. “Door een gebrek aan sociale samenhang worden ze vatbaar voor de sirenenzang van neofascistische partijen. Stapsgewijze worden hen de rechten ontnomen die hun grootouders door strijd verworven hadden: vervangingsinkomens en sociaal vangnet zijn voorwaardelijk geworden, afhankelijk van het invullen van de juiste papieren en van controles door ‘arbeidsmarktdeskundigen’.”

Oh ja: Vorig jaar is het aantal Nederlandse huishoudens dat meer dan omgerekend 1 miljoen Amerikaanse dollar bezit, toegenomen met 12,9 procent. In 2012 waren er 191.000 huishoudens miljonair, in 2011 waren dit er nog 170.000.
Volgens de Boston Consultancy Group bezitten deze huishoudens gezamenlijk 396 miljard Amerikaanse dollar. Wereldwijd bezitten 13,8 miljoen huishoudens minstens 1 miljoen dollar. Daarvan wonen er 5,9 miljoen in de Verenigde Staten.