Ga naar de inhoud

“REDD+ is een sprookje”

Rijke landen en bedrijven laten betalen voor duurzaam bosbeheer in de ontwikkelingslanden om de klimaatverandering tegen te gaan, is misschien geen goed idee. De projecten verdringen bosbewoners en de onderliggende koolstofhandel dreigt te imploderen, zeggen critici.

1 min leestijd
brasil_mato-grosso_3161007812_b32f8317e6

(Het origineel op DeWereldMorgen)

 

Ontbossing is een belangrijke oorzaak van de opwarming van de aarde. Bomen binden immers veel koolstofdioxide. Kaalslag, de omzetting van bossen in akkers of weidegrond en bosbranden zijn volgens de VN goed voor 15 tot 20 procent van de totale uitstoot aan broeikasgassen.

Het internationale initiatief REDD+ is een poging om de ontbossing in te dammen door financiële waarde toe te kennen aan bomen die blijven staan. Het principe is eenvoudig: bosrijke ontwikkelingslanden die investeren in bosbehoud en duurzaam bosbeheer, krijgen daarvoor een vergoeding van rijke landen en bedrijven. Die betalen op die manier mee voor de bijdrage die de tropische bossen blijven leveren aan het reguleren van het klimaat op aarde. De VN hopen dat er op die manier tot 30 miljard dollar (22,5 miljard euro per jaar) kan vrijkomen voor bosbehoud en de ontwikkeling van de mensen die er leven.

Proefprojecten

REDD+ werkt nog niet, maar er zijn wel proefprojecten. Op de klimaattop van Durban, die nog tot 9 december loopt, moeten afspraken gemaakt worden om het programma echt van start te laten gaan. Maar critici hopen dat REDD+ in Durban begraven wordt, of ten minste sterk aangepast.

“Het is een systeem waarbij je veel geld pompt in bossen, en dat zal machtige internationale investeerders aantrekken die grote winsten zullen maken”, waarschuwt Simone Lovera van de Global Forest Coalition, een netwerk van milieubewegingen en inheemse organisaties dat in Amsterdam is gevestigd. De proefprojecten bewijzen volgens haar al dat bosbewoners verdreven zullen worden door overheden of bedrijven die grote oppervlaktes ongerept bos moeten kunnen tonen of indrukwekkende plantages willen aanleggen die verhandelbare uitstootkredieten opleveren. De discussie of REDD+-projecten wel kunnen worden verbonden met uitstootkredieten, is nog aan de gang.

In Oeganda werden eerder dit jaar 22.000 mensen verdreven uit de districten Mubende en Kiboga om plaats te maken voor plantages van de Britse New Forests Company. Het bedrijf hoopt met de plantages eerst uitstootkredieten op te strijken, en nadien hout te verkopen. Gelijkaardige incidenten vonden ook al plaats in andere landen, zegt Winnie Overbeek, de internationale coördinator van de World Rainforest Movement in Montevideo.

Politieke oplossingen

Ook Marlon Santi, een Quechua-indiaan uit de Amazoneregio van Ecuador, zegt dat hij er zelf getuige van is hoe REDD+-projecten woudbewoners aan de bedelstaf brengen. Het programma leidt volgens hem tot grootschalige bosbouw waarin bedrijven het voor het zeggen hebben en er geen plaats is voor lokale mensen. “De REDD-projecten zijn hypocriet. We hebben politieke oplossingen nodig waar iedereen beter van wordt.”

Volgens Lovera is het bovendien “een sprookje” dat REDD+ jaarlijks miljarden zal opleveren voor bosbehoud en duurzame ontwikkeling. “De koolstofmarkten stuiken in elkaar. Het is een heel riskant programma dat over heel de wereld chaos dreigt te veroorzaken.”

Een ontwerprapport van de Wereldbank dat in september in de Britse krant The Guardian uitlekte, doet uitschijnen dat de internationale koolstofhandel inderdaad erg wankel is. De waarde van de transacties in uitstootkredieten die via het Clean Development Mechanism werden gegenereerd – een systeem dat investeringen in uitstootbesparende technologieën in ontwikkelingslanden regelt – daalde volgens het rapport al in 2009 scherp en nam ook in 2010 verder af. Dat heeft te maken met “de chronische onzekerheid over toekomstige uitstootbeperkingen en marktmechanismen na 2012.” In 2012 loopt de eerste uitvoeringsperiode van het Kyotoprotocol af, en overeenstemming over een tweede uitvoeringsperiode lijkt nog heel veraf.

Ook Lovera pleit daarom eerder voor nationale programma’s om duurzaam bosbeheer te ondersteunen. Daarin zouden de belangen van de woudbewoners veel makkelijker een plaats kunnen krijgen.

Onmisbare steun

Intussen wordt er wel nog volop geld gepompt in de voorbereiding van REDD+. Vorige maand trokken de VN nog 4 miljoen dollar (3 miljoen euro) uit voor het nationale REDD+-programma in Nigeria. De VN, die onder meer bijdragen van Noorwegen, Spanje en Denemarken beheren, zeggen dat ze nu al bijna 60 miljoen dollar (45 miljoen euro) hebben overgemaakt aan initiatieven in 14 landen. Dat geld moet nationale overheden in staat stellen initiatieven voor bosbehoud en duurzaam bosbeheer te ontwikkelen, in samenspraak met woudbewoners.

“De steun van VN-REDD is onmisbaar”, zegt Salisu Dahiru, nationaal coördinator van REDD+ in Nigeria. “Klimaatverandering is een wereldwijd probleem en duurzaam bosbeheer kan niet alleen aan individuele landen worden overgelaten.”