Raoul Vaneigem: de publieke diensten zijn niet meer te redden
Ballast stelde Raoul Vaneigem tien vragen waarop hij schriftelijk antwoordde. De vertaling daarvan:
(Het Franse origineel is te vinden op de website van ballast, vertaling Cage en Geert Carpels)
Auteur van een veertigtal werken, volhardt de Belgische filosoof en mediëvist: de verandering ligt in onze eigen handen. Figuur van de Internationale situationniste (IS) – die zich tussen 1957 en 1972 afzette tegen het rijk van de koopwaar en van de “vervreemdende arbeid” om beter de “algehele zelfbeschikking” (a) te verdedigen –, Vaneigem bleef zijn hele leven ver van de grote media. Enkele decennia geleden nog, riep hij onder het pseudoniem Ratgeb op tot wild staken en saboteren, vandaag verhult hij zijn enthousiasme niet voor de opstand van de gele hesjes en van de ZAD; buiten Europa ziet hij alternatieve vormen van emancipatie in Chiapas en Rojava. Ervan overtuigd dat de urnen geen oplossing bieden, hamert zijn laatste boek verder; het is een optimistische mokerslag: de bladzijde van Homo oeconomicus omdraaien en de totaliteit van het leven beschermen is nog mogelijk. We hadden een onderhoud met hem.
1) In het begin van deze eeuw schreef je dat de woorden “communisme”, “socialisme” en “anarchisme” niets anders meer waren dan “lege dozen en definitief voorbijgestreefd”. Het zijn nochtans de woorden die de mensen in staat hebben gesteld zich hun eigen emancipatie en het einde van de uitbuiting in te beelden. Waarmee vervangen we ze dan?
In 2000 was het ook al weer een tijdje geleden dat de ideologie, waarvan Marx het leugenachtige hekelde, de concepten, afkomstig uit het proletarische bewustzijn en gehard door een wil naar emancipatie, van hun substantie had ontdaan en er slechts vendels overbleven voor de protagonisten van een syndicale en politieke bureaucratie. De strijd om de macht nam zeer vlug de plaats in van de verdediging van de wereld van de arbeider. Het is geweten hoe de strijd voor het proletariaat tot een dictatuur leidde, uitgeoefend zowel tegen haar als in haar naam. Het communisme en het socialisme hebben het bewezen. Het anarchisme van de Spaanse revolutie ontsnapte er niet aan – ik denk aan de fracties van het CNT en het FAI die dicht aanleunden bij de Catalaanse Generalitat (b).
Communisme, socialisme, anarchisme waren al redelijk bouwvallige concepten toen het consumentisme de ideologische dekmantel tot niets heeft herleid. De politieke activiteit is een dienstverlening geworden, ideeën zijn verworden tot aangeprezen waren uit een promotiefolder van de supermarkt. Publicitaire technieken haalden het op politieke terminologie, waarbij links en rechts, zoals geweten, werden verward. Als men enerzijds het belachelijke inziet van verkiezingen die worden ingepalmd door een totalitaire democratie die de mensen voor stommeriken houdt, en anderzijds de Beweging van de gele hesjes die ideologische, godsdienstige, politieke etiketten uitlacht, die bazen afzweert en die zich alleen laat vertegenwoordigen door afgevaardigden uit de directe democratie van de lokale vergaderingen, die haar vastberadenheid bevestigt om de menselijke zin aan te moedigen, dan heeft men goede redenen om te zeggen dat heel die ideologische warboel, die zoveel bloed deed vloeien, die hoogstens enkele sociale verworvenheden uit de brand sleepte om ze nu naar het schroot te zien voeren, ja dan kunnen die woorden allemaal de pot op, vast en zeker!
2) Uw laatste boek besluit met de gele hesjes. Die beweging komt je voor als een “weldaad” en een “immense opluchting”. Wat houdt dit enthousiasme in?
Het betekent niets meer en niets minder dan wat ik verduidelijk in Appel à la vie (Oproep aan het leven): “Sinds de Bezettingsbeweging van mei 1968 ga ik door – ook bij mijn vrienden – voor een onverwoestbare optimist die door zijn eigen afgezaagde verhaaltjes wat wereldvreemd is geworden. Gelieve zo vriendelijk te zijn ervan uit te gaan dat het me geen barst kan schelen gelijk gehad te hebben nu een opstandige beweging (en het is nog lange geen revolutie) het vertrouwen, dat ik me al lang eigen maakte, verstevigt in het woord vrijheid, dat zo werd verkwanseld, zo vervalst, zo “substantieel” verrot. Waarom zou mijn buikgevoel van vrijheid zich belasten met redelijkheid en redeloosheid, met overwinningen en nederlagen, met hoop en tegenslagen, terwijl het me enkel te doen is om die vrijheid op elk ogenblik te ontrukken aan de vrijheden van de handel en de predatie, die haar doden, om haar aan het leven, dat haar voedt, terug te geven?”
Dat moment, daar droom ik al van sinds mijn lang vervlogen jeugd. Het was de inspiratie, meer dan vijftig jaar geleden, voor het Handboek voor de jonge generatie. Men zal mij het geluk niet afnemen hierbij de Gele Hesjes te groeten, die zonder het Handboek te hebben gelezen, de poëtische uitdrukking ervan aantonen, hen te bedanken uit naam van die menselijkheid die ze vastbesloten zijn te bevrijden van elke barbarij.
3) Tegenover de parlementaire democratie stel je de directe democratie uit de zelfbeheerde vergaderingen. Men denkt dan natuurlijk aan Murray Bookchin – zelfs als de IS (Internationale Situationiste) hem in 1967 een “confuciaanse idioot” vond! Maar er zijn minstens twee verschilpunten: het principe van de meerderheid en het begrip macht, die jullie volledig verwerpen. Bookchin hield vol dat de wet van de meerderheid de enige mogelijke is in een democratie en dat het zoeken naar overeenstemming leidt tot “onderhuids autoritarisme” en “grove manipulaties”; hij ging er ook van uit dat het afschaffen van de macht even absurd is als het afschaffen van de zwaartekracht: voor hem ging het meer om het opstellen van een “institutionele vorm van concrete emancipatie”…
Het was een vergissing om Bookchin en het belang van de ecologie te onderschatten. Het was niet mijn enige vergissing en ook niet de enige van de IS. Maar die vergissing heeft een oorzaak. Die zit in de verwarring (ook terug te vinden in het Handboek) tussen het intellectualisme en het bewustzijn van het ik en van de wereld, tussen de intelligentie van het hoofd en de gevoelige intelligentie van het lijf. De recente gebeurtenissen helpen bij het uitklaren van het begrip intellectualisme.
De Gele hesjes die koppig “hier zijn we, hier zijn we” blijven roepen tegen de Staat, doen al wie zichzelf opdracht gaf te denken voor de anderen, de intellectuele elites, progressief of conservatief, beven. Wees toch niet verbaasd dat al die volgelingen van extreem links en van de kritische kritiek (c) zich haastten er de spot mee te drijven uit de hoogte van hun neerbuigendheid!
“Wat zijn dat voor lomperiken daar op de stoep, leeghoofden zonder programma, zonder gedachten? Neen hoor! Het zijn arbeiders, landbouwers, kleine zelfstandigen, ambachtslui, ondernemers, gepensioneerden, onderwijzers, leefloners, werkmensen, allemaal opgejaagd door de zoektocht naar een salaris, ontheemden zonder logies, scholieren zonder school, automobilisten onderworpen aan belastingen en betaalautomaten, advocaten, wetenschappelijk onderzoekers, gewone misnoegden, door de onrechtvaardigheid en door de arrogantie van de levende doden die ons regeren, het zijn mannen en vrouwen van alle leeftijden die plots ophielden met samenklitten in kuddes, de mekkerende massa’s van de zwijgende meerderheid achter zich latend. Het zijn geen mensen van niets, het zijn mensen die tot niets zijn herleid en er bewust van zijn, en ze hebben een project: de voorrang van de menselijke waardigheid instellen en het systeem van profijt doorbreken dat de planeet en het leven vernietigd.
Hun gebied, dat is de geleefde realiteit, de realiteit van een salaris, van een magere bijstand, van een onvoldoende pensioen, van een steeds hachelijker wordend bestaan, met een steeds zeldzamer wordend aandeel aan echt leven. Die realiteit botst met de cijfergymnastiek uit hogere regionen. De subtiliteit van de berekeningen mag dan het begrip te boven gaan, het eindresultaat is van een voorbeeldige en alarmerende eenvoud: wees tevreden met het door de overheden (die jullie financieren) toegestane aalmoes en haast je te sterven, jij burger met respect voor de treurige statistieken van het hoge aantal oudjes en andere onaanvaardbaar zwakke schakels in de ketens van de onaantastbare rendabiliteit.
Deze afstand tussen het leven en de abstracte voorstelling ervan, laat nu toe om beter het intellectualisme te begrijpen. Het gaat niet om een element dat inherent is aan de natuur van de Mens, het gaat om een gevolg van zijn ontaarding. Het intellectualisme is een gevolg van een historisch fenomeen, de overgang van een maatschappij, gebaseerd op een verzamelaareconomie, naar een hoofdzakelijk agrarisch systeem gebaseerd op de uitbuiting van de natuur en van de mens door de mens. De verschijning van Stadstaten en de ontwikkeling van maatschappijen, gestructureerd in dominante en ondergeschikte klassen, heeft ook het lichaam aan dezelfde splitsing blootgesteld. Het hiërarchische karakter van het sociale corpus, samengesteld uit meesters en slaven, gaat al eeuwen gepaard met de binaire deling van het lichaam van de vrouw en de man. Het hoofd – de chef – is geroepen de rest van het lichaam te regeren. De Geest, de hemelse en de aardse, temt, beheerst, onderdrukt de vitale impulsen net zoals de priester en de prins hun autoriteit opleggen aan de slaaf. Het hoofd neemt de intellectuele functie waar – een voorrecht van de meesters – die zijn wetten oplegt aan de manuele functie, een activiteit voorbehouden aan slaven. We betalen nog altijd de gebroken potten van die verloren eenheid, van die breuk die het individu en zijn vege lijf aan een endemisch gevecht met zichzelf overlevert. Niemand ontsnapt aan die aliënatie. Sinds de natuur is teruggebracht tot een handelsvoorwerp, en ze net zoals de vrouw, een vijandig element is geworden, schrikbarend, verachtelijk, sinds dan zijn we allen ten prooi aan die vloek die slechts kan worden opgeheven door een opnieuw aarden (d) van de evolutie, door een mensheid in symbiose met alle levensvormen. Knipoog naar wie genoeg heeft van de onbenulligheden van het milieuactivisme.
In een recent verleden vond je dwepers met het proletariaat die gek of verdraaid genoeg waren om het statuut van de proletariër op te hemelen, alsof die niet geschandmerkt ging onder een verachting die alleen door een samenleving zonder klassen kan worden opgeheven.
Wie loopt vandaag te koop met die intellectuele functie die een van de belangrijkste redenen is voor de existentiële armoede en voor het onbegrip van zichzelf en de wereld? Speurneuzen op de leur om macht uit te oefenen, kandidaten voor een postje van goeroe.
Een beweging die radicaal alle bazen weigert en alle vertegenwoordigers die niet werden afgevaardigd door de aanwezigen in de vergaderingen van directe democratie, heeft geen boodschap aan intellectuelen die overlopen van hun intellect. Ze lopen niet in de val van het anti-intellectualisme zoals voorgehouden door de intellectuelen van het fascistische populisme. “Als ik het woord cultuur hoor, haal ik mijn revolver boven” (e) is niet meer dan een uitdrukking van de intellectuele hang naar het obscurantisme en de militante onwetendheid zoals te vinden en verkondigd van het godsdienstige integrisme tot het neo-nazisme.
We hebben lak aan het aanklagen van de krioelende baasjes in de zelfbeheerde vergaderingen, we hebben nood aan omstandigheden die tot een voorrang kunnen leiden van de solidariteit, van de menselijke zin, van het bewust worden van onze potentiële krachten en onze creatieve verbeelding. Het bewust uitwerken van een alomvattend project gaat voorlopig inderdaad nog aftastend en verward, maar het is minstens al de uitdrukking van een gezonde en rustige woede die stelt: niemand geeft me nog bevelen, niemand blaft nog tegen me!
Ik heb al meermaals mijn mening weergegeven over het onderwerp van meerderheid en minderheid. Volgens mij kan je het stemmen in zelfbeheerde vergaderingen niet herleiden tot een kwantitatief vraagstuk, tot een mechaniek. De wet van het getal gaat niet goed samen met de kwaliteit van de keuze. Waarom zou een minderheid zich moeten neerleggen bij een meerderheid? Is dat niet terugvallen in de oude dualiteit van wie niet sterk is moet slim zijn? En dan gaat het niet om situaties waar spoed ervan weerhoudt in eindeloos getwijfel te vervallen, maar zelfs als het gaat om beslissingen over bijzaken zonder schadelijke gevolgen, dan zijn overleg, palaver, overeenkomsten, harmoniseren van standpunten, met andere woorden het overstijgen van de tegenstellingen, ontegensprekelijk te verkiezen boven de machtsverhouding die vervat zit in de dictatuur van de getallen. Laten we proberen niet te geraken in “situaties die spoed vereisen”.
Bovendien ga ik ervan uit dat elke onmenselijke beslissing, – een lijfstraf, een doodstraf bijvoorbeeld – al was ze genomen met een grote meerderheid, onaanvaardbaar is. Het zijn niet de Mensen die ervan moeten worden weerhouden schade aan te brengen, het is een systeem, het zijn de machines van de uitbuiting en het profijt. De menselijke zin van een enkeling zal het altijd halen op de barbarij van velen.
4) Wie zich met een territorium of een taal identificeert, schrijf je, ontdoet zich van zijn vitaliteit en zijn menselijkheid. Maar landloos en zonder moedertaal, is dat niet het lot van robotten?
Een merkwaardig alternatief toch, te moeten kiezen tussen het behoren tot een aardrijkskundige eenheid of het zwerven van de banneling. Wat mij betreft is de aarde mijn land. Me vereenzelvigen met het menselijke wezen in wording – dat ik probeer te zijn – ontslaat me van nationalisme, regionalisme, etnische, godsdienstige en ideologische gemeenschappen, te vallen voor de archaïsche en ziekelijke vooroordelen die de traditionele mechanisering van onze gedragingen bestendigt. Je haalt het maffiose internationalisme van de mondialisering aan. Ik mik op de internationale van het menselijke genus en ik heb de beslistheid voor ogen van de vredelievende opstand die dat zal waarmaken.
5) Je roept op om niet meer samen te werken met de Staat omdat die niet meer dan een lakei is “van de banken en de multinationale ondernemingen”. In alle duidelijkheid: geen belastingen meer betalen. Velen binnen het antikapitalistische kamp blijven nochtans denken dat wat Bourdieu de “linkerhand” van de Staat noemde – de openbare diensten – het waard zijn te worden gered. Moeten we nu zonder aarzelen de Staat beide handen afhakken?
De sociale verworvenheden redden? Ze zijn al verloren. Treinen, scholen, hospitalen, pensioenen worden door de bulldozer van de Staat naar het schroot geduwd. De machine van het profijt, waarvan de Staat slechts een radertje is, zal niet achterwaarts draaien. De ideale omstandigheden voor de Staat zijn het onderhouden van een atmosfeer van burgeroorlog, dat houdt de geesten bang en het houdt de chaos rendabel. De handen van de Staat hanteren alleen de matrak en de leugen. Waarom niet eerder vertrouwen op de handen die op de kruispunten, in de volkshuizen, de vergaderingen van directe democratie aan de heropbouw van het openbare goed beginnen?
6) Je bent voorstander van een “maandelijkse toelage” – ook wel universeel of basisinkomen. Hoe doe je dat, zo zonder Staat?
Het beginsel om aan iedereen datgene toe te kennen wat hem en haar in staat stelt niet onder de drempel van de armoede te duikelen, vertrok van een goede bedoeling. Met het oog op de feiten heb ik dat beginsel laten varen. Het betrof een illusie aangaande de intelligentie die toen nog voorhanden was in de hoofden van onze regeerders. Een zeker Tobin had voorgesteld om een punctie uit te voeren op de financiële luchtbel, die werd bedreigd met apoplexie. Met die 0,001 procent aderlating wou hij de financiële implosie vermijden en het bedrag investeren in het behoud van de sociale verworvenheden. De versnelde hersenloosheid van de “elites” van de Staat sluit nu dergelijke maatregel uit. Trouwens, ook de laatste restjes van het socialisme durfden het niet aan ertoe over te gaan.
De Staat is niets meer dan een Leviathan die teruggebracht is tot het spelen van de rol van gendarme uit een horrortheater.
Alles herleeft aan de basis. Daar zullen we leren ons te beschermen tegen de gevolgen van het grote Gewauwel van de Staat en zijn bedoeling ons mee te sleuren in zijn ondergang. Als er nu zoveel sociologen, politicologen en andere filosofische nullen uit hun hol kruipen, is dat dan niet omdat het schip vergaat?
Alles valt opnieuw op te bouwen, uit te vinden: onderwijs, therapieën, wetenschappen, cultuur, energie, permacultuur, vervoer. Allemaal debatten, palavers, overpeinzingen die zich nu al op het terrein bevinden, niet in de hogere sferen van de economische, ideologische, intellectuele speculatie.
Aan ons om een ruilmunt uit te vinden die iedereen in staat stelt over een vitaal minimum te beschikken, in afwachting van het verdwijnen van geld.
7) Je brengt het zapatistische Chiapas en het communalistische Rojava op het voorplan. Deze beide ervaringen zijn gedeeltelijk gedragen door een leger: het EZLN en de YPG/J (Kurdische Volksbeschermingseenheden). Op welke manier beantwoordt je oproep, om “gebieden te vestigen” die bevrijd zijn van de centrale macht en de wereldmarkt, de cruciale vraag van de zelfbescherming, wetend dat de Staat vroeg of laat, zijn politie of leger zal sturen?
Het spreekt vanzelf dat de specificiteit van elke situatie een aangepaste aanpak vereist. Notre Dame des Landes is Rojava niet. Het EZLN is geen exportproduct. Elk gebied op weg naar vrijheid heeft zijn eigen strijdvormen. Die beslissingen horen toe aan wie ter plaatse is.
Het is nochtans goed ter herinnering te brengen dat de manier waarop de dingen en de wezens worden benaderd, verandert met het perspectief. De aangenomen wijze van strijden oefent een belangrijke invloed uit op de natuur en de gevolgen ervan. Door op militaire wijze de barbarij te bevechten met de wapens van de barbarij, gedraagt men zich volledig anders dan voor het opwerpen van dat voldongen feit van het niet te onderdrukken recht op leven, dat soms terugkrabbelt maar nooit wordt overwonnen en voortdurend herbegint.
De eerste optie is die van de guerrilla. Het paramilitaire links-radicalisme heeft met nederlagen aangetoond dat het de strategie en de wetten van de vijand ondergaat als het zijn territorium betreedt. De overwinningen van deze zogeheten bevrijdende botsingen waren nog erger. De opstandige macht draaide zijn geweren tegen de vrouwen en mannen die voor haar de overwinning behaalden.
In “L’Etat n’est plus rien, soyons tout (De Staat stelt niets meer voor, wij zijn alles)” waagde ik de formule “krijgers noch martelaars.” Ze levert geen antwoord, ze stelt enkel de vraag: hoe maken we van de levenswil en van het menselijke bewustzijn ervan, een wapen dat niet doodt, een absoluut wapen?
De energie die de militante vandalen verspillen in vuilnisbakvuren en glasbreuk had misschien nuttiger kunnen worden aangewend in de verdediging van de ZAD in de strijd tegen de vestiging van rendabele hinder en nutteloosheden. Een gelijkaardige vraag kan worden gesteld aan de betogers die af en toe de illusie luchten klimaatvriendelijke maatregelen af te dwingen. Wat is er te verwachten van de Staten, handelsreizigers van de vervuilende economie? De massale aanwezigheid van tegenstanders zou meer welkom zijn daar waar de economie een regio, een territorium vergiftigt. Heeft de ontmoeting tussen het blinde geweld en een vredelievende maar vastbesloten wil echt geen kans om de basis te leggen van een soort opstandig pacifisme waarvan de koppigheid beetje bij beetje het juk van de Staat van het Profijt verbrijzelt?
Eén ding staat vast: de democratie vind je in de straat, niet in de urnen.
8) Je hebt het over de “vandalen” en je bracht meermaals naar voor dat “de overtreding een eerbetoon is aan het verbod”. Dat het “vandalisme” de bevrijding niet vooruit helpt; erger, het “herstelt” de orde. De opstand van de gele hesjes maakte van veel vredelievende, niet gewelddadige personen, aanhangers van de Zwarte Blokken: alleen het vandalisme, is hun stelling, doet de macht reageren; alleen met vuur jaag je Macron de daver op het lijf. Is dat dan verkeerd?
Wat een mooie overwinning toch, het gedaver van een technocraat met het verstand van een geldla! De Staat heeft niets toegestaan, dat kan hij niet, dat wil hij niet. Zijn enige reactie was het overschatten van het geweld, het beroep doen op fysisch en mediatiek geweld om de aandacht van het publiek af te leiden van de ware vandalen, die het openbare goed verkwanselen. Zoals ik al aanhaalde, glasbreuk, zo dierbaar voor de journalisten, is een uitdrukking van blinde woede. De woede is te rechtvaardigen, de blindheid niet. De duizend-tellen-wals van kasseien-en-traangas hapert. De overheidsinstanties varen er wel bij. Wat het zal halen, is de ontwikkeling van het menselijke bewustzijn, het steeds vastere voornemen ertoe, ondanks de gelatenheid en de twijfel die voor rekening zijn van de angst en de mediatieke zwakte. De kracht van die vastberadenheid zal blijven groeien omdat ze zich niet bezig houdt met winst of verlies. Omdat ze er is, zonder bazen noch usurperende vertegenwoordigers, en omdat ze de enige is die vrij toegang heeft tot een authentiek leven.
De democratie vind je in de straat, niet in de urnen.
9) In 2003 handelden enkele mooie bladzijden uit “Le Chevalier, la Dame, le Diable et la mort (De Ridder, de Dame, de Duivel en de Dood)” over de dierenrechten. Sindsdien is het een dagelijks item van het “publieke debat”. Je had het recent over het uitvinden van een “nieuwe beschaving”: zal die eindelijk de bladzijde omdraaien van de dagelijkse slachtingen van dieren waarop onze samenlevingen nog steeds zijn gebouwd?
De vernielde biotopen, de pesticiden, het uitmoorden van de bijen, van de vogels, de insecten, het zeeleven versmacht door het plastic, de geconcentreerde opfok van dieren, de vergiftiging van de aarde, de lucht, het water, allemaal misdaden straffeloos begaan door de economie van het profijt, in alle voorgekauwde wettelijkheid. Tegen de indignados die “de mensheid willen redden van de ondergang” wordt het schouwspel opgevoerd van de onhoudbare beloften. Ze blijven het onherroepelijke karakter van hun decreten herhalen: de economie, de rendabiliteit, het geld moeten worden gered en de prijs van armoede en bloed betaald.
Hun wereld is de onze niet. Ze weten het, ze bespotten het. Aan ons om over ons leven en onze omgeving te beslissen. Aan ons om te spotten met hun bureaucratische, juridische, politionele dwang, door de greep aan de basis te doorbreken, daar waar die ons versmacht. Zoals de sans-culottes van 1789 uitriepen “Jullie houden ons voor de gek? Dat zullen jullie niet lang meer doen!”
Wij zijn op weg naar een levensstijl die gebaseerd is op een nieuw bondgenootschap met de natuurlijke omgeving. Het is vanuit dit perspectief dat het lot van de dieren zal worden bekeken, niet vanuit liefdadigheid of medelijden, maar uit herstel van de dierlijkheid in ons, dierlijkheid die we op dezelfde manier uitbuiten, martelen, onderdrukken als onze minderwaardige “broeders” – die ook onze inwendige broeders zijn.
10) In je laatste boek nodig je uit tot “het herstel van de voorrang van het menselijke”. Hoe kunnen we de verantwoordelijkheid nemen voor de bijzonderheid van Homo sapiens, rekening houdend met het feit dat we, nu in het Antropoceen, amper 0,01% van de biomassa uitmaken?
Hoog tijd dat het Ya basta, Il y en a marre, c’en est assez, Genoeg! wordt toegepast op dat dogma van een systeem van uitbuiting dat, door de kant te kiezen van de meesters, het geloof voortzet in een oorspronkelijke domheid en zwakte van het menselijke wezen. Het werd voortdurend gekortwiekt. Het was gedurende lange tijd niet meer dan een uitwerpsel van de Goden dat naar gelieven werd verpulverd. Het werd belast met een ontologische vloek, een natuurlijke misvorming, een staat van permanente kinderachtigheid die de voogdij van een meester nodig heeft. Het wezen eindigt vandaag in een vuilnisbak, herleid tot een voorwerp, een getal, een statistiek, een handelswaarde. Alles behalve het een creativiteit toe te kennen, een potentiële rijkdom, een subjectiviteit die ernaar zucht zich vrij uit te drukken. Jullie blijven de angst preken van de oneindige ruimten van Pascal, die jansenist, dat terwijl een revolutie van het dagelijkse leven voorrang geeft aan het individu en het inleidt in een solidariteit die bevrijdt van dit individualisme waarin de mens door de kuddemaatschappij wordt opgesloten. Terwijl mannen en vrouwen de basis leggen van een maatschappij van gelijkheid en broederlijkheid, vindt de eindeloos herhaalde preek van de propagandisten van de vrijwillige onderdanigheid nog steeds omroepers.
De enige oneindige ruimten die mijn hartstocht wegdragen, worden door de oneindigheid van een te ontdekken en uit te vinden leven voor ons geopend. Koest, jullie keffers van prinsen en priesters, sergeant ronselaars van de markt, in jullie hok !
Vertaling Cage
(a) IS 11, oktober 1967, p39
(b) In september 1936, twee maanden na de nationalistische opstand, vervoegden verschillende militanten van de CNT (anarchistische vakbond) de regering van de Generalitat de Catalunya.
(c) In 1845 publiceerden Marx en Engels het pamflet De heilige familie, met als ondertitel Kritiek van de kritische kritiek tegen Bruno Bauer en soortgelijken.
(d) in onder andere De la destinée (De bestemming) en in Propos de table (Tafelpraat) gaat Vaneigem verder in op de ontaarding (dénaturation) van de natuurlijke evolutie van de mens door die scheiding van de band met de natuur; tijd voor een heraarden (rénaturer) van het leven.
(e) “Als ik over Cultuur hoor praten … haal ik de veiligheidspal van mijn Browning!” verwijst naar de eerste act, eerste scene van het stuk Schlageter van Hanns Jost en werd vervolgens dikwijls toegeschreven aan nazi kaders Goebbels en Göring.