Ga naar de inhoud

Rampzalige hervormingen sociaal stelsel en arbeidsmarkt Spanje

Spanje – opeenvolgende regeringen gehoorzamen de Troika. Spanje dat onder druk staat van de Troika (Internationaal Monetair Fonds, Europese Commissie en Europese Centrale Bank), onderging drie grote hervormingen van de arbeidsmarkt. Ze werden aan het publiek als noodzakelijk voorgesteld om het schandalig hoge werkloosheidscijfer omlaag bij te stellen: 25 procent voor de totale beroepsbevolking, 52 procent bij de jongeren.

7 min leestijd

(Bron: solidariteit.nl)

Spanje (met Griekenland) bevindt zich bovenaan in de rangschikking voor werkloosheid. Sinds het begin van de crisis hebben zowel de socialistische (PSOE) als conservatieve (PP) regeringen hervormingen doorgevoerd, aangeduid als ‘deregulering van de arbeidsmarkt’. Hun uitgangspunt was dat een te inflexibele arbeidsmarkt het probleem van de hoge werkloosheid veroorzaakt. De gangbare mening was dat de vakbonden de vaste werknemers te veel zouden beschermen, waardoor het te riskant voor werkgevers werd om nieuwe werknemers aan te nemen. Bijgevolg – zo vervolgde de stelling – zijn werkgevers bang om met nieuwe arbeidskrachten opgescheept te zitten en niet in staat te zijn om hen te ontslaan wanneer hun behoefte aan arbeid vermindert.

Miljoenen werklozen zonder uitkering

Deze veronderstelling is een dogma geworden, en zoals alle dogma’s wordt dit door geloof en niet zozeer door wetenschappelijk bewijs onderbouwd. Alsof ze een missie te vervullen hadden, gingen zowel de regering van Zapatero (socialistisch) als de regering van Rajoy (conservatief) aan de slag en maakten ze het alsmaar gemakkelijker voor werkgevers om werknemers te ontslaan. En die ontsloegen er inderdaad duizenden en duizenden. Maar ze namen geen werknemers aan in het tempo waarin zij ontslagen doorvoerden.
De resultaten zijn dan ook helder genoeg voor iedereen die de realiteit wil zien voor wat ze is, in de plaats van wat beweerd wordt dat ze is.

De werkloosheid is trouwens in plaats van te dalen sneller gaan stijgen, dit in vergelijking met de periode voor de hervormingen. Zo zijn er vanaf het laatste kwartaal van 2011 tot het vierde kwartaal van 2013, 1.049.300 arbeidsplaatsen gesneuveld, met als gevolg een toename van de werkloosheid met het schrikbarende aantal van 622.700. Het aantal werklozen bedraagt nu 6 miljoen, 47 procent van hen ontvangt geen enkele werkloosheidsuitkering. Dit is deels te wijten aan de bezuinigingen op de werkloosheidsvoorziening die tijdens de laatste arbeidsmarkthervorming zijn doorgevoerd.

Naast de toename van de werkloosheid bracht de hervorming ook een snelle verslechtering van de arbeidsomstandigheden teweeg. Onzeker werk dat door de vakbonden als dumpwerk wordt beschouwd, zit sterk in de lift. Momenteel behoren de meeste nieuwe banen tot deze categorie, 92 procent van de nieuwe contracten zijn tijdelijke banen en slechts 8 procent bestaat uit vaste contracten. Een ander resultaat van de hervormingen was de langere duur van de werkloosheidsperiode. Zes van de tien werklozen zitten langer dan een jaar zonder werk, dit is een echte tragedie en alweer een record in dit land met een zeer hoge werkloosheid, met Griekenland op een eenzame hoogte.
Tot zover de voorspelbare resultaten van de hervormingen die de Troika gretig toejuichte. Hervormingen die als noodzakelijk werden voorgesteld om de werkloosheid te verminderen. Toppunt van cynisme is dat ze nog altijd als noodzakelijk worden voorgesteld om de hoge werkloosheid op te lossen, ook al is het falen van deze maatregelen maar al te duidelijk. Deze hervormingen bereikten precies het tegenovergestelde van wat ze, in theorie, suggereerden.

Resultaten hervormingen

Maar deze hervormingen zijn erg succesvol in het behalen van verborgen doelstellingen, waarover de media noch de politici spreken. Deze hervormingen hadden een enorme effect op de lonen: een daling van 10 procent in twee jaar. In geen enkele van de andere vijftien lidstaten van de Europese Unie (EU), behalve in Griekenland, was er een dergelijk dramatische neergang. Wel was deze daling eigenlijk wat de Troika en de Spaanse regeringen in gedachten hadden, toen ze deze hervormingen oplegden. Ik gebruik de term oplegden, aangezien deze hervormingen niet voorkwamen in de verkiezingsprogramma’s van de regerende partijen, of het nu om de socialisten of de conservatieven ging.
Net zoals het geval was met de hervormingen die de toenmalige bondskanselier Schröder in Duitsland doorvoerde, en model stonden voor de rest van de vijftien lidstaten, was het doel van de recente arbeidsmarkthervormingen om de macht van de vakbonden te ondermijnen en de lonen te verminderen. Twee maatregelen die als onontbeerlijk worden beschouwd om de concurrentiekracht te vergroten. Een ander element binnen de hervorming is de veronderstelling dat hoge lonen de oorzaak zijn van de vermeende daling van de concurrentiekracht van de Spaanse economie, hoewel de cijfers aantonen dat de Spaanse lonen tot de laagste binnen de EU van de vijftien behoren.

Ook al nam de arbeidsproductiviteit aan de vooravond van de crisis veel sneller toe dan de lonen stegen, toch blijven de Troika en de Spaanse regering beklemtonen dat ze nog steeds te hoog zijn. Het looninkomen als percentage van het nationaal inkomen is tijdens de periode 2009-2013 dramatisch gedaald en bereikte het laagste ooit, namelijk 52 procent.

Tezelfdertijd is het inkomen aan de top en net onder de top enorm gestegen. Spanje is nu een land waar de sociale ongelijkheid één van de grootste is binnen de OESO (Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling). De 20 procent van de bevolking met het hoogste inkomen (de superrijken, de rijken, de bemiddelden en hoog gekwalificeerden) verdient zeven maal meer dan de 20 procent onderaan de inkomenspiramide, oftewel het in hoofdzaak ongeschoolde deel van de arbeidersklasse. Binnen deze laatste groep zijn er twee miljoen gezinnen waarin niemand werkt. En van de mensen die werken, is bijna 15 procent arm, omdat het loonniveau zo laag is dat het niet volstaat om hen uit de armoede te halen. Vooral kinderen worden op brutale wijze door dit drama getroffen. De armoede binnen deze groep, driemaal hoger dan het EU-gemiddelde, is sinds 2011 sterk gestegen en treft bijna 30 procent, 2.500.329 kinderen leven in gezinnen in armoede. Het totale aantal kinderen in Spanje bedraagt 8.362.305. Dit land, waar de gezinsconsumptie één van de laagste binnen de EU van de vijftien is, kende een daling in deze consumptie met 18 procent, op een moment dat de behoefte het grootst was. In deze arme gezinnen kan 24 procent van de kinderen niet dagelijks fruit of groente eten, 42 procent kan niet aan evenementen buitenshuis deelnemen, 38 procent heeft problemen om een normaal voedingspatroon aan te houden, enzovoort.

Vernietiging verzorgingsstaat

Een ander geloofsartikel is de stelling dat de verzorgingsstaat uit zijn voegen is gebarsten en de economie om zeep helpt. Alweer tonen de cijfers aan dat Spanje één van de laagste sociale uitgaven per hoofd in de EU van de vijftien heeft. Ondanks deze realiteit hebben regeringen op deze uitgaven almaar meer beknibbeld. In de gezondheidszorg, Spanje beschikt over een nationale gezondheidszorg, voerden ze een bezuiniging van 12.832 miljoen euro door. Dit leidde tot 18,21 procent minder uitgaven aan gezondheidszorg. Samen met een verlies van 55.000 banen sinds 2009, zorgt dit voor een frontale aanval op de levensvatbaarheid van de Spaanse nationale gezondheidszorg.

Een gevolg van deze enorme bezuinigingen was een opmerkelijke groei in de private gezondheidsverzekering, waarbij allerlei soorten verzekeringen, zoals hedgefondsen en risicokapitaal, toegang tot de nationale gezondheidszorg kregen. Ze hebben alle, net zoals de banksector, een enorme invloed op de Spaanse staat. Eén van de grootste besparingen werd in Catalonië doorgevoerd waar de minister van Gezondheidszorg – voorheen voorzitter van de Vereniging van privéziekenhuizen en de Gezondheidszorgvereniging – bevoegd is om het systeem van openbare gezondheidszorg te ontmantelen.

Wat nu in Spanje gebeurt, is een droom voor al wat conservatief is: de dominante krachten in de Spaanse staat, de grote werkgevers en de bankiers. Ze krijgen wat ze altijd al wilden: een vermindering van de lonen, een bange beroepsbevolking, zwakke vakbonden en de ontmanteling van de verzorgingsstaat. En ze doen dit alles met het excuus dat er geen alternatief is. Ze beweren dat ze de hervormingen niet graag doorvoeren, maar dat ze het moeten doen omdat de Europese autoriteiten hen er toe dwingen. Het is dan ook geen verrassing dat de populariteit van Europa sterk afneemt, 82 procent van de Spanjaarden zegt niet van het Europa te houden dat gedurende vele jaren, zeker tijdens de dictatuur, als een droom en model voor democratie en welzijn werd gezien. Dat Europa is een nachtmerrie geworden.

————————-

Eerder, 21 maart 2014, verschenen in Social Europe Journal, vertaald voor Ander Europa door Helmut van Poelvoorde.
Vicente Navarro is hoogleraar ‘overheidsbeleid’ aan de Pompeu Fabra Universiteit in Barcelona en aan de Johns Hopkins University, Baltimore, Maryland.