Ga naar de inhoud

Precaire zelfstandigheid

Zzp’ers – feiten, lokkende en valse beelden. Lezenswaardig en informatief bespreekt Hans de Bruin in zijn column van 5 augustus jongstleden de terugkeer van eerder in Aziatische landen uitbesteed productiewerk naar onder andere Nederlandse bedrijven. Onzeker, onvoorspelbaar en onregelmatig werk verricht door het ‘precariaat’. Over de daartoe behorende zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers), die Hans als voorbeeld opvoert, hier wat nadere gedachten.

5 min leestijd

(Eerder verschenen op konfrontatie.nl)

Onder het motto “Eigen baas. Eigen vrijheid” siert de website van één van de adviesbureaus voor zzp’ers een glooiend grasveld met een vaardige golfspeler, even later gevolgd door een zorgzame vader met dochter en daarna een palmenstrand met rijen wachtende ligstoelen. De ondernemende zelfstandige heeft kennelijk een goed leven in zeeën van tijd. En dan te weten dat een derde van hen dik onder het minimumloon verdient, meer dan veertig uur per week werkt en niet verzekerd is tegen arbeidsongeschiktheid. Minder dan de helft spaart voor een pensioen. Ongeveer 20 procent scoort een bovenmodaal inkomen.

Losse arbeid

Het karig en risicovol bestaan van een grote meerderheid van de drieduizend geënquêteerde zzp’ers lijkt echter de gedroomde “lifestyle” niet te kunnen verstoren. Triomfantelijk melden de gegevens uit dit onderzoek van 2012 dat 87 procent ook in de toekomst voor het ondernemerschap zonder personeel zal kiezen (uitvoerder: Panteia, opdrachtgever: Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf, medefinancier: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Dat percentage is lager in de sectoren horeca, reparatie en handel, in het algemeen bij laagopgeleide zzp’ers. Met name in de laatste groep doet zich een dwangpositie voor, ‘je kan blijven, maar dan wel …’). Eenduidig zijn de cijfers niet, zo’n 15 procent is aannemelijk.

Maar over het geheel genomen, winnen beelden het van feiten. Een goede reden om deze vorm van precaire arbeid terug te halen uit de tijd en zonder ideologische opsmuk als ‘losse arbeid’ te betitelen – goedkoop voor de ondernemer en zonder, of nauwelijks, beschermende sociale wetgeving. Overigens, voor zover het vertrek van die arbeid in Aziatische landen het resultaat is van economische en sociale verbeteringen, is dat een te verwelkomen ontwikkeling; zij het bij een toenemende sociale ongelijkheid. Van uitbanning van de rechteloze arbeid zal geen sprake zijn. Wel van de terugkeer in een land als Nederland, opgenomen in de door flexibilisering ontregelde arbeidsverhoudingen, een uniek hoge werkloosheid en de verplichte verdringing van werkgelegenheid, terecht dwangarbeid genoemd.

Arbeid als ondernemen

Helemaal weg is de losse arbeid nooit geweest, met als klassiek voorbeeld de koppelbazen in de bouw en havens. Wel kreeg vanaf het begin van de twintigste eeuw de standaard-arbeidsverhouding geleidelijk de overhand, veelal ingebed in wat de verzorgingsstaat ging heten. Niet als een mondiaal verschijnsel, maar beperkt tot de zogenoemde ontwikkelde landen. In verschillende krachtsverhoudingen verschillend uitgewerkt, betekende dat: een volledige baan met één werkgever, onderworpen aan wettelijke voorwaarden en sociale rechten, waaronder vormen van medezeggenschap en vakbondsvrijheid. Zeker in Nederland ging het lang om een door een man ingebracht gezinsinkomen en onbetaalde huishoudelijke arbeid.

Deze standaardbaan – het tegenbeeld van precaire arbeid – blijkt niet alleen geografisch beperkt te zijn, maar evenals de verzorgingsstaat historisch gezien tijdelijk, zo niet uitzonderlijk. Beide vertonen de afgelopen dertig tot veertig jaar een ernstige slijtage. De crisis van het kapitalisme zoekt moeizaam een uitweg met verheffen van de amorele markt, afslijpen van de sociale staat en opkloppen van het zegenrijke ondernemerdom. Zo wordt de ouderwetse, afhankelijke dagloner een flitsende professional die in zelfstandigheid een inkomen verwerft en de (vrije) tijd naar believen stuurt. Een lokkend beeld dat gunstig afsteekt tegenover de stress die de ‘gewone werknemer’ dagelijks ondergaat. En tegelijk een vals beeld dat zijn rechtvaardiging zoekt in een toonzetting van ‘nieuw’, ‘anders’, ‘beter’, ‘modern’; niet alleen van toepassing op de zzp’er, maar wel in het bijzonder. Voor het groeiende leger van bijna 800.000 mensen geldt: ‘arbeid is ondernemen’. Wie het niet redt, laat zien geen echte ondernemer te zijn.

Niet onverbiddelijk

De terugkeer van de losse arbeid en in het algemeen van precaire arbeidsverhoudingen is niet onverbiddelijk, zoals de vestiging van beschermende sociale wetgeving niet vanzelfsprekend opdook. Dat zelfgeorganiseerde belangenbehartiging niet alleen in het verleden een bepalend middel was om tot lotsverbetering te komen, lieten de pakketbezorgers van PostNL een paar maanden geleden zien. Als subcontractor (onderaannemer) volgestopt met de transportrisico’s van het contracterende bedrijf PostNL gingen ze met succes over tot acties voor directe belangenbehartiging. Het is zeer goed denkbaar dat zij tot de groep behoorden die niet stond te popelen de stap naar het ondernemersbestaan te zetten (meer werknemer dan zzp’er). In ieder geval is ‘de missie’ van de bond FNV Zelfstandigen “belangenbehartiging voor actieve en gedreven ondernemers” een geheel andere. Namelijk een overschrijding van de principiële (vakbonds)grens tussen loonafhankelijkheid en ondernemerschap.

Het wezenlijk belang van die grens is me weer eens duidelijk gemaakt door oud-leden van de eind vorig eeuw opgeheven Zaanse los- en laadploeg “Het Kappie”. Ik sprak met hen als een uitvloeisel van mijn eerdere onderzoek naar de geschiedenis van de neergang en terugkeer van de losse havenarbeid (met name in Amsterdam). Het Kappie stond met andere ‘losse ploegen’ in de traditie van inzetbaarheid ‘per klus’ voor allerhande fysieke arbeid. Onderling samenwerkend met een erkend intern nummersysteem, op basis van een vastgelegd contract, zonder loononderscheid, collectief verzekerd en hecht georganiseerd. Kortom, een vereniging van losse arbeiders, feitelijk noch ideologisch toegetreden tot de concurrerende rijen van gedreven ondernemers zonder personeel. Helaas gesneuveld, omdat ze te los waren.