Ga naar de inhoud

Plattelandsvrouwen in Zuidelijk Afrika: beschermers van zaad, land en leven

De Rural Women’s Assembly (RWA – Vereniging van Plattelandsvrouwen) is een onafhankelijke plattelandsbeweging van kleine boerinnen en boerenproducenten uit de hele regio Zuidelijk Afrika. In 2009 richtten 250 plattelandsvrouwen RWA op met de slogan Guardians of Land, Life and Love. Meer dan tien jaar later telt RWA meer dan 150.000 leden die actief zijn in tien landen in de regio en zich nog steeds laten leiden door het motto dat plattelandsvrouwen de beschermers zijn van land, leven, zaden en liefde.

8 min leestijd

(Foto’s: Seed Guardians Photo-documentary exhibition © 2023 by University of Johannesburg / Rural Women’s Assembly / Transnational Institute is licensed under Attribution-NonCommercial-NoDerivates 4.0 International)

RWA is stevig geworteld op het platteland. Zij strijdt (i) tegen bedrijven die zich meester willen maken van traditionele zaden en lokale kennis, (ii) tegen alle vormen van patriarchaat door bewust vrouwelijk leiderschap te bevorderen en (iii) vóór land voor kleine boerinnen en boeren, klimaat rechtvaardigheid en voedsel soevereiniteit.

In de huidige polycrisis zijn goede zaden van het grootste belang. Toen hulpverleners na de cycloon Freddy (2023) Malawiërs vroegen wat ze wilden, wat ze nodig hadden, vroegen vrouwen om zaden. De rol van zaadbeschermers is daarom cruciaal, vooral in dit tijdperk, dat gekenmerkt wordt door de vernietiging van de natuur. Zaadbeschermers zullen de vitale rol blijven spelen die ze altijd al hebben gespeeld: het bewaren en veiligstellen van zaden voor voeding en voedselsoevereiniteit. RWA-zusters zijn bewaarders en beschermers van zaden en land, maar worden vaak niet gezien of erkend. Daarom organiseerde de Universiteit van Johannesburg samen met het Transnational Institute (TNI) een rondreizende foto tentoonstelling. Hieronder zie je acht foto’s uit deze expositie.

Groepsfoto

Op deze foto, van links naar rechts: Ana Novela (44), Ricardina Mabjaia (44), Fatima José (57), Margarida Vasco (58), Argentina Vasco (70), Gertrudes Quimbe (67), Angelina Magaia (49), Ana Langa (43) en Marta Luis (46). Zij zijn lid van de Graça Machel Association, Kamavota Village, Maputo, Mozambique en zij bewaren en verspreiden de traditionele zaden. (Graça Machel is een voormalig vrijheidsstrijdster, onderwijzeres en minister van onderwijs. Zij heeft zich enorm ingezet voor de rechten van vrouwen en kinderen. – vertaler)

Mijn zaad is mijn kracht

“Mijn zaad is mijn leven, mijn licht en mijn kracht. Het betekent dat ik niet bang hoef te zijn dat ik straks zonder zaad zit en dan elders op zoek moet gaan naar goed zaad. Mijn zaad is voedzaam, authentiek en goedkoop. Het is bestand tegen droogte, plagen en ziekten. Mijn voorouders hebben het aan mij doorgegeven en ik zal het ook aan een volgende generatie doorgeven. Onze voorouders leefden lang dankzij de geneeskrachtige eigenschappen van deze zaden.
Er zijn 490 leden in onze vereniging in dit gebied, die bestaat uit twintig groepen van 25 tot vijftig leden. Mijn taak als lokale organisator is om informatie door te geven over het zaad en het belang ervan. Ik moet het zaad goed beheren zodat het zijn waarde niet verliest, en er voor zorgen dat het beschikbaar blijft voor onze leden.”

Annie Mutale (64) – Chilonga, Shibuyunji, Zambia.

Aanpassen om te overleven

“Dit is mijn plek, mijn thuis. Voor mij en mijn man. We boeren samen, zij aan zij. Dit is onze zes hectare. De droogte heeft de prestaties van de zaden aangetast en de klimaatverandering heeft ernstige gevolgen. We zijn het traditionele zaad aan het kruisen met andere zaden om een zaad te ontwikkelen dat nog beter geschikt is voor deze regio. In 2018 heb ik zwarte ogen bonen van de genenbank gekregen en sindsdien plant ik ze. Ze zijn droogte resistent en doen het goed in deze zeer hete regio. Ze besparen je ook energie, je hoeft ze maar 45 minuten te koken. Dus ik zou deze twee zaden niet graag kwijtraken.”

Thembi Mziyako (71) – Ngcina, Lubombo Regio, Swaziland.

De zakenvrouw

“Ik geef om zaden, omdat een vrouw om leven geeft. Als er geen nieuw zaad is, is er geen nieuw leven. Daarom zorg ik ervoor dat ik alle zaden verzamel, en goed bewaar. Als ik voedsel en geld nodig heb, zaai ik het zaad op mijn velden. Ik heb twee stukken land van 1,8 en 3,5 hectare en ik pacht ook land. Ik huur een tractor om te ploegen en laat vrouwen helpen om te planten, maar ik houd het land zelf onkruidvrij en verzorg de planten.
Ik ga niet naar de winkel om zaden te kopen. Dit is mijn zaad en daar verdien ik geld mee, mensen kopen het! Eerlijk gezegd ben ik er trots op – ik heb het jaren geleden van mijn oma gekregen en ik gebruik het nog steeds elk jaar. Toen ik opgroeide plantte mijn oma ze al. Toen ik bij mijn oma wegging, nam ik er maar twee mee. Toen ik hier kwam, heb ik ze geplant, als herinnering aan mijn oma. Ik kreeg dat jaar zes keer twintig liter bonen. Ik dacht bij mezelf: “Nu zit ik goed en ik zal ze elk jaar gebruiken totdat ik het niet meer kan.” Ik heb nu mijn eigen land. Dit is mijn huis. Ik heb een snoepwinkeltje en ik maak en verkoop chutney, jam en pepers – ik ben een zakenvrouw. Ik geef om het leven, het zaad en de aarde.”

Maletsie Ramaema (52), met haar tienerdochter en een vriendin – Ha-Ramokoroane, Maseru, Lesotho.

Het leven is moeilijk

“Ik kom van de Soli-stam, uit een koninklijke familie. Wij zijn het volk van Chongwe. Ik spreek elf talen. Ik ben moeder van tien kinderen. Het is een zware opgave goed voor hen te zorgen. Daarom ben ik afhankelijk van de landbouw. Ik kan het me niet eens veroorloven om ergens anders werk te zoeken, maar met mijn landbouw kan ik het redden. Ik kan al mijn kinderen voeden met zwarte ogen bonen, maïs en al de zaden die ik heb. We eten en we slapen. Ik heb zeven hectare: op één hectare plant ik maïs en aardnoten; op een halve hectare plant ik zwarte ogen bonen, enzovoort. Ik plant om mijn kinderen te voeden, niet om te verkopen.
Ik word om vijf uur ’s ochtends wakker en ga naar het veld. Mijn kinderen worden om zes uur wakker en maken zich klaar voor de dag, ze lopen twee uur naar school en als ze terugkomen eten ze hun eerste maaltijd van de dag. Ik maak n’shima (bol van dikke, gekookte maïspap) klaar voor de lunch en n’shima voor het avondeten, soms maar één maaltijd per dag. Ik heb zaden gekregen van de RWA. We delen onze zaden. Rode sorghum (graan soort), ponda, en pompoen heb ik van mijn ouders gekregen. Ik ben al meer dan tien jaar bij de RWA. Als ik niet sterk ben, zullen mijn kinderen allemaal sterven.”

Margaret Mwantalasha (57) – Kanakantapa, Chongwe, Zambia.

Als dorpshoofd is het mijn taak om de grond te beschermen

“Ik ben een zaad vermenigvuldiger en boerin. Mensen komen bij mij om zaad te kopen. Ik heb zes hectare land om te beplanten. Zaadvermeerderaar zijn betekent dat ik in mijn eigen onderhoud kan voorzien en anderen kan leren om voor zichzelf te zorgen.
Ik ben ook dorpshoofd. Het is mijn eerste taak om in te grijpen bij conflicten, te zorgen voor vrede en stabiliteit in mijn gebied en steun te bieden als mijn mensen het moeilijk hebben. Mijn werk is ook om ervoor te zorgen dat bodemerosie wordt tegengegaan en dat er goede landbouw wordt bedreven. Ik moet erop toezien dat het milieu wordt beschermd en dat er geen dieren worden gestolen. Het is belangrijk dat vrouwen land hebben, maar als het land al toegewezen is aan een man, is het niet eenvoudig om land aan een vrouw toegewezen te krijgen.”

Mantu Matete (65). Opper-Moyeni, Quthing, Lesotho. Zij is een van de weinige vrouwelijke dorpshoofden in Lesotho. Zij heeft het gezag over vijf dorpen.

Minder eenzaam met RWA-zusters

“Ik ben boerin geworden omdat ik het leuk vind om op het land te werken. Ik hoef geen eten te kopen, ik produceer het gewoon zelf. Het is hard werken, maar ik geniet ervan. Mijn vader stierf toen ik vier jaar oud was. Mijn moeder stierf in 2020, ze woonde bij mij. Ik kreeg mijn eerste kind toen ik achttien was. Later nam mijn man een andere vrouw en liet mij achter met de acht kinderen. Ik had toen vier kinderen op school. Ik was 45 jaar toen hij wegging. Ik huilde en ging toen naar het land om maïs en cassave te verbouwen voor de kinderen. Ik had geen geld. Ik had niets. Nu zijn mijn kinderen weg, ze hebben elders werk gevonden. Ik ben nu alleen en eenzaam. Met de RWA-zusters voel ik me minder eenzaam.”

Simangele Msibi (62). Langa, regio Lubombo, Swaziland.

Zaden zijn ons erfgoed

“Ik kreeg de zaden van mijn ouders en andere van mijn schoonmoeder, vooral de rapoko (graan soort). Ze zei dat het goed zaad is. Het graan is makkelijk te kweken en heeft geen kunstmest nodig omdat het onze lokale variëteit is. Ze gaf het aan mij toen ik twintig was en ik ben nu 66 jaar oud. Ik begon zaden te bewaren omdat we lang geleden op onze ouders konden vertrouwen voor zaden, maar toen we ouder werden realiseerden we ons dat we deze zaden moesten bewaren om te delen. Zaden zijn ons erfgoed, zonder zaden verliezen we onze identiteit. Van oudsher moeten we zaden bewaren om door te geven aan de volgende generaties. Deze lokale gewassen zijn makkelijk te kweken en goedkoper, en voor het zaad heb je geen geld nodig. Je kunt het krijgen van vrienden en familieleden, in tegenstelling tot dat van hybriden (moderne, commerciële gewassen) waarvan het zaad duur is en die niet tegen droogte kunnen.”

Mavis Musakwa, Zimbabwe

Daniel Chavez, Donna Andrews, Suzall Timm

Deze foto’s en bijschriften komen uit Seed Savers – the Exhibition [link: https://www.seeds-savers.org/the-exhibition ], een project van de Universiteit van Johannesburg [link: https://www.uj.ac.za/ ] en TNI [link: https://www.tni.org/en ]. Keuze, vertaling en bewerking: Jan Paul Smit.

Verder lezen

Rapport They will feed us! – A people’s route to African food sovereignty [link: https://www.csm4cfs.org/they-will-feed-us-a-peoples-route-to-african-food-sovereignty/ ].