Ga naar de inhoud

Pensioenen: De tijd van praten is inderdaad voorbij – deel 2

Discussie over inkomens ouderen kan niet organisatorisch gestopt worden.

9 min leestijd

(Door Sjarrel Massop, overgenomen van solidariteit)

Op 12 mei jongstleden heeft de sectorraad senioren van de FNV diepgaand het rapport van de Commissie Goede Diensten besproken dat ging over het functioneren van de sectorraad en diens bestuur. Onder meer in relatie met het Algemeen Bestuur en de werkorganisatie van de FNV. Op 16 mei sprak een delegatie van het Algemeen Bestuur met de sectorraad en de fractie van het Ledenparlement van de senioren. Beide bijeenkomsten waren emotioneel. De onderlinge bejegening was goed, er werd naar elkaar geluisterd en scherp gediscussieerd. Een ‘oplossing’ bleef echter uit. Duidelijk werd dat de ontstane situatie verstrekkende gevolgen heeft voor de FNV als geheel. Alle reden hierover publiekelijk te spreken.

Deze openbaarheid is ook op verzoek van de sectorraad. Niet om de vuile was buiten te hangen, maar in dienst van een zo breed mogelijke discussie. Om dat mogelijk te maken, stuurde de sectorraad het rapport naar de regionale groepen. Veel (kader)leden hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt en divers gereageerd.
Inmiddels heeft ook het Algemeen Bestuur (AB), gehoord de sectorraad, op 23 mei het rapport besproken. Dat AB legt op 10 en 11 juni, zonder oordeel, het rapport voor aan het Ledenparlement (LP) en komt daarna met een reactie aan het LP. Alle maatregelen die de Commissie in het rapport voorstelt, zijn daarmee opgeschort.

Opdracht Commissie

De opdracht aan de commissie was tweeledig:

  • onderzoek de mogelijkheden om de verstoorde verhoudingen binnen de sector senioren zo snel mogelijk te verbeteren, opdat er een werkbare situatie ontstaat,
  • geef aanbevelingen over hoe het project sectorvorming (‘sectoralisatie’) zo snel mogelijk in gang gezet kan worden.

Dat laatste is gericht op meer zelfstandigheid en uitvoering van beleid bij de sectoren van de vereniging. Helaas is de commissie daaraan nog niet toegekomen. Ze concludeerde wel dat de verhoudingen in de sector dusdanig verslechterd waren dat een werkbare situatie onmogelijk was. Met als ‘oplossing’ dat de gehele sector senioren opgedoekt moest worden. Dat gaat de meerderheid van de sectorraad veel te ver, ook omdat het een organisatorische benadering van een inhoudelijk probleem is. Deze conclusie wordt door velen gedeeld, zoals bleek uit de opvattingen van de geraadpleegde (kader)leden van de sector.

Moeizame uitvoering

Het inhoudelijke probleem – hoe om te gaan om met diepgaande meningsverschillen in met name de pensioendiscussie in relatie met de vakbondsdemocratie – is door de commissie niet onderkend. Dus was de reactie van de sectorraad: commissie doe je werk over en ga vooral in op de kwestie van de ‘sectoralisatie’.
De regionale groepen Den Haag, Drenthe, Flevoland, Limburg, Noord West, Oost en Utrecht hebben voorstellen ingediend. Dat moest op een zeer korte termijn, terwijl de voorstellen van de commissie verstrekkend zijn: opheffen van de sector en een andere organisatie. De sectorraad stelde de eis van binnen 48 uur, positief was dat de secretaris van het Algemeen Bestuur met een werkbaar voorstel kwam. De bestuursleden horen de sector aan en brengen het resultaat mee naar hun vergadering (23 mei jongstleden) die op basis van het rapport en de opmerkingen van de sectorraad een advies opstelt voor het Ledenparlement dat daarover een uitspraak doet.

Maar …… het advies is door het Algemeen Bestuur nog niet uitgebracht, het gaat ‘blanco’ naar het Ledenparlement en daarna pas komt een advies van het bestuur. Correct, maar van weinig moed getuigend. Het bestuur weet drommels goed wat het met de sectoren wil die bovendien niet tot de kernactiviteiten van de FNV horen. Om die reden wil de vakbondsleiding er vanaf. Helaas maakt ze daarmee een ernstige denkfout. Een groeiend deel van de Nederlandse bevolking dat met inkomensproblemen kampt – gepensioneerden, werklozen, niet werkenden, geflexibiliseerden en zelfstandigen – mist door deze stellingname van de bond de noodzakelijke belangenbehartiging.
Kortom, de uitvoering van alle voorstellen van de commissie wordt uitgesteld tot na het oordeel van het Ledenparlement dat overigens slechts zijn mening kan vormen op basis van het rapport van de Commissie van Goede diensten en niet van de ruim ingebrachte bezwaren.

Pensioendiscussie

En nu van de procedures naar de inhoud. De discussie in Nederland over de aanvullende pensioenen is door de overheid met de pensioenwet van 2007 in een wurggreep gelegd. Die beknelling heeft de inhoudelijke discussie gefrustreerd. Het instrument dat daar verantwoordelijk voor is, heet het Financiële Toetsing Kader (FTK) dat de dekkingsgraden van de afzonderlijke pensioenfondsen bepaalt. De dekkingsgraad is niets anders dan de verhouding tussen het beschikbare vermogen, in welke vorm dan ook (aandelen, vastgoed, liquide middelen), en de verplichtingen van de pensioenfondsen om aan de deelnemers uit te keren. Dat instrument deugt niet, twee illustraties.
1) Al vanaf de invoering van de pensioenwet zijn de jaarlijkse premieafdrachten en de uitkeringen in balans, op één jaar na. Dit is zonder dat de premies substantieel zijn verhoogd. De dekkingsgraad geeft dat ook redelijk aan en schommelt rond de 100 procent. Het pensioenvermogen echter is tot ongekende hoogte gestegen en bedraagt nu meer dan 1.800 miljard euro. Dit afgezet tegen jaarlijkse verplichtingen van ongeveer 40 miljard euro geeft de absurde verhoudingen weer. De dekkingsgraad is geen redelijk betrouwbaar instrument.
2) De wereldeconomie stevent af op een recessie, de voortekenen zijn een sterk stijgende inflatie en een oplopende rente. Dit is te vertalen naar het vraagstuk van de pensioenen. Een oplopende inflatie betekent dat alles duurder wordt, het vermogen dat pensioenfondsen bezitten, wordt dus minder waard. Dus is te verwachten dat de dekkingsgraad omlaag zou gaan. Niets is minder waar. De oplopende rente is namelijk ook van invloed op de dekkingsgraad. Ondanks het gedwongen ‘afwaarderen’ van het vermogen loopt de dekkingsgraad op waardoor indexatie weer in beeld komt.
Beide voorbeelden geven weer hoe waardeloos het Financiële Toetsing Kader is.

De overheid, regering en Tweede Kamer en later de Eerste Kamer zijn nu aan zet om een oordeel te vellen over de Wet Toekomst Pensioenen. Een wet die er overigens in voorziet dat het FTK wordt afgeschaft.

Wat heeft nu de sectorraad senioren van de FNV op 7 april jongstleden met een meerderheid voorgesteld? Dat is Nee tegen het wetsvoorstel, tenzij het FTK nu al uit de wet wordt verwijderd. Dat is dus geen ‘nee’ tegen het wetsvoorstel, noch tegen het pensioenakkoord, noch tegen de uitwerking van het pensioenakkoord. Wel komt de sectorraad op voor de belangen van (toekomstige) gepensioneerden om uit de beknelling van het FTK te komen en de pensioenen te indexeren. Uiteraard wordt dat gevolgd door de heropening van de discussie over de herziening van het pensioenstelsel, omdat dan alles in een volstrekt ander daglicht komt te staan.

Vakbondsdemocratie

Vakbonden zijn verenigingen van leden die opkomen voor de belangen van de werkenden, werklozen, uitkeringsgerechtigden, AOW’ers en andere gepensioneerden. In het verleden ging dat via verschillende bondsorganisaties, bijvoorbeeld voor de industrie, overheid, bouwvak, journalistiek enzovoort. Die bonden waren redelijk zelfstandig en onderhandelden over onder meer arbeidsvoorwaarden (inkomen), arbeidsomstandigheden (veiligheid) en arbeidsverhoudingen (medezeggenschap).
Inmiddels zijn de meeste bonden samengevoegd en opgenomen in een centraal beleid. Die centralisatie heeft ingrijpende gevolgen gehad voor de vakbondsdemocratie. De leden kregen minder te zeggen over hun arbeidssituatie, veel werd centraal geregeld. Recent is landelijk het vakbondscongres dat regelmatig bijeenkomt, ontdaan van een bindende besluitvorming. Die is overgegaan naar het Ledenparlement.

Binnen de FNV werden sectoren opgericht die als een soort bond konden optreden, maar uiteindelijk zich moesten schikken naar het centraal uitgestippelde beleid. Deze spanning is door de FNV opgelost door de instelling van een Ledenparlement: het hoogste besluitvormende orgaan. De leden van het LP zitten daar echter zonder last (opdracht) van hun achterban. Anders gezegd: de leden van de vereniging zijn over hun eigen arbeidssituatie behoorlijk buiten spel gezet.
Voor de werkenden valt die ondemocratische afstand mee, omdat de vakbond met werkgevers arbeidsovereenkomsten afsluit, waarin de leden veelal nauw betrokken zijn en invloed uitoefenen. Er zijn echter drie sectoren waarvoor dat niet geldt: uitkeringsgerechtigden, zelfstandigen en senioren. De FNV overlegt wel met bijvoorbeeld de overheid over de inkomenspositie, maar betrekt deze drie sectoren nauwelijks tot niet in de discussie. Daarmee is een groot gedeelte van de sector senioren niet akkoord gegaan, ook omdat de leden zich eerder uitspraken voor de nadrukkelijke bemoeienis met het inkomen van (toekomstige) ouderen, de AOW en de pensioenen.

De leden vormen de vakbeweging

De afgelopen vier jaar heeft de sector senioren dat consciëntieus gedaan en doorwrochte kritiek uitgeoefend op de ontwikkelingen van ‘het pensioendossier’. Dat was de leiding van de vakbeweging een doorn in het oog. Het debat tussen sector en met name de beleidsmakers van de FNV over de pensioenen kwam op scherp te staan. Met als gevolg een hoog opgelopen conflict over onder meer vermeende onheuse bejegeningen dat uitmondde in een beëindiging van de ondersteuning door de werkorganisatie aan het sectorbestuur. De interne discussie mocht niet meer gevoerd worden. Het werkplan van de sector werd veel te laat goedgekeurd, maar niet uitgevoerd.
Het is goed en gebruikelijk dat binnen een vakorganisatie op het scherpst van de snede gediscussieerd wordt. Helaas is dat door de leiding van de vakbeweging geblokkeerd. Meerdere senioren laten dit, na een jarenlange vakbondspraktijk, niet over zich heen gaan. Uiteraard moeten meerderheidsbesluiten uitgevoerd worden, ook in het pensioengebied. Maar het akkoord, de uitwerking en inmiddels het wetsvoorstel zijn nauwelijks besluiten te noemen.
De maatschappelijke discussie heeft ook buiten de FNV tot veel scepsis geleid. Reacties op een door het betrokken ministerie georganiseerde consultatieronde getuigen daarvan. Helaas hebben de beleidsmakers van de FNV zich van dit debat gedistantieerd en het gevoerde beleid doorgezet.

De kracht van vakbondswerk is de betrokkenheid en inzet van de leden in de vereniging. Juist deze wezenlijke band heeft de vakbondsleiding laten verslonzen. Vakbondsbeleid is van de leden zelf. Wanneer zij daaraan niet actief kunnen deelnemen, zal het ‘bergafwaarts’ gaan met de vakbeweging. Stakingen in bijvoorbeeld het lokale openbaar vervoer dreigen op zichzelf komen te staan en zullen niet tegenhouden, dat heel wat mensen ‘stemmen met hun voeten’.
Het Ledenparlement draagt in de pensioenkwestie een grote verantwoordelijkheid nu de ‘beleidsmakers’ falen. Het gaat niet alleen over het advies van de Commissie van Goede Diensten en de toekomst van de sector senioren. Het gaat in het bijzonder over hoe de belangenbehartiging plaatsvindt van leden en uiteindelijk ook niet-leden. Dat zijn geen bijwagens van de vakbeweging, alleen zij kunnen een vitaal voortbestaan van de FNV garanderen.