Ga naar de inhoud

Occupy: Voor Een ‘Echte Democratie’ En Een ‘Andere Economie’

Zich ergeren – zich organiseren – terugvechten’. Zo opent een artikel in het Franse anarchistische weekblad Le Monde libertaire (nr. 1642). Zich ergeren, verontwaardigd zijn, is niet voldoende. Men moet zich ook organiseren om te strijden. Te strijden voor een ‘echte’ democratie en voor een niet-kapitalistische economie. Dit is ook wat de indignés (verontwaardigden) hebben begrepen en waaruit de Occupy-beweging ontstond.

9 min leestijd
Placeholder image

 

[In de AS nr. 176 te vinden als rubriek: UIT HET LAND VAN PROUDHON 17]

Vijftien oktober was als datum uitgeroepen door die beweging om overal ter wereld te protesteren onder de leus ‘United for a Global Change’. Het leidde ook in Frankrijk tot acties in dat kader. De strijd werd aangebonden tegen de dictatuur van de markt (die overigens ondermeer door anarchisten al veel eerder was gestart).

Kapitalisme in doodsnood?

Er zal strijd geleverd moeten worden, want denk niet dat het actuele kapitalisme in doodsnood verkeert vanwege de heersende financiële crisis, aldus Philippe Pelletier in Le Monde libertaire (nr. 1642). Is het wel in crisis? Pelletier gaat op die vraag in. Als men onder die term verstaat dat er sprake is van een overgang van de ene fase in de andere, zonder dat de logica van het kapitalisme wordt aangetast, dan is het antwoord bevestigend.

Dat is ook zo als men wijst op de omvang van de problemen en de moeilijkheden die zich voordoen bij de bedoelde overgang. Maar het is zeker niet zo, wat je wel eens hoort verkondigen, dat die crisis de voorbode is van de ineenstorting van het kapitalisme. Pelletier wijst daarop, opdat men zich niet met valse hoop tevreden stelt. De antikapitalistische strijd blijft nodig en het is aan ieder van ons om met concrete alternatieven voor een andere samenleving te komen.

Participatiedemocratie

Twee maatschappelijke sectoren waarvoor alternatieven zijn bedacht, zijn de politiek en de economie. Wat de eerste sector aangaat, wordt verwezen naar een andere democratie dan we in het westelijk halfrond kennen. Wat de tweede sector betreft zal ik hier wijzen op de sociale en solidaire economie. Eerst de democratie dus. Die is door een aantal Franse sociale wetenschappers onder de loep genomen in de bundel La démocratie participative. Histoire et généalogie (La Découverte, Paris, 2011), samengesteld door M.H. Bacqué en Y. Sintomer.

We zijn ermee vertrouwd geraakt dat ‘democratie’ wordt verengd tot ‘parlementarisme’. De ‘participatie’ van de gewone burgers blijkt dan op haar beurt weer verengd tot de mogelijkheid om periodiek ‘cipiers’ te kiezen. Gaat men dan spreken over participatiedemocratie, wat wordt dan bedoeld met participatie anders dan de periodieke deelname aan een verkiezingsronde?

In de genoemde bundel komen allerlei leerzame zaken daarover aan de orde. Zo moet participatie een lerend effect hebben: het bewustzijn moet bij mensen worden gewekt dat zij zelf hun zaken kunnen regelen, op het maatschappelijke vlak zowel als op het werk (‘burgerparticipatie’, ‘arbeiderszelfbestuur’).

Waar dit soort zaken van de grond wordt getild, staan anderen klaar om dat te torpederen. In de bundel worden gevallen besproken hoe in plaatselijke situaties in de Verenigde Staten (begin vorige eeuw) gefortuneerden de uitwerkingen van participatiedemocratie tegenwerkten, om hun machtspositie niet in gevaar te laten komen (wat heeft een fabriekseigenaar aan mondige burgers, zeg nu zelf…).

Libertaire pedagogie

Los van de structurele tegenwerking door het ‘kapitaal’, blijft het een feit dat het werken binnen vormen van ‘echte’ democratie geleerd moet worden door het te doen. Libertaire pedagogen zijn het daar over eens. Op velerlei wijzen hebben zij dat dan ook in onderwijsvormen uitgewerkt en in de praktijk gebracht. Daarover vindt men een beknopt boekje van de hand van de militante Franse libertaire pedagoog Hugues Lenoir, getiteld Précis d’éducation libertaire ou Le livre du ‘ni maître’ (Les Éditions du Monde libertaire, Paris, 2011).

Daarin vindt men een behandeling van voorlopers en theoretici van de libertaire pedagogie. Daarnaast besteedt Lenoir aandacht aan mensen die in de praktijk van verschillende libertaire school- en opvoedingsinstituten hebben gestaan en of nog staan, zoals in het hedendaagse libertaire lyceum te Parijs (Lycée autogéré de Paris; LAP).

In Le Monde libertaire (nr. 1643) treft men een artikel aan over een zelfde schooltype in een wijk van Buenos Aires (Argentinië), het Baccalauréat Populaire. Het betreft een libertair lyceum dat verbonden is met de Argentijnse Libertaire Federatie. In het artikel wordt uitgebreid ingegaan op de wijze van onderwijzen en de inhoud van het onderwijs. Alles samengevat in ‘Ni maîre, ni patron, ni directeur’. Ook op andere plekken is ervaring met zelfbeheer en autonomie op te doen, zoals in het commune leven.

In de jaren zeventig zijn er heel wat communes opgericht. De meeste waren geen lang leven beschoren. Want ondanks veel goede bedoelingen heeft niet iedereen voldoende orde geïnternaliseerd om sociale vrijheid in de praktijk te brengen. Ook hier geldt: leren door doen. Maar je moet je wel eerst durven open stellen om ervaring in een communeverband op te doen. Die ervaring heeft Christian Dupont op schrift gesteld in zijn boek over een ‘dolle zomer’ in een commune. Het boek is getiteld Osons l’utopie! Le fol été des communautés (Les Éditions Libertaires, St-Georges d’Oléron, 2011).

Het zal duidelijk zijn dat de lesstof in het libertaire onderwijs niet geënt is op de inpassing in het keurslijf van de kapitalistische productiewijze. En de commune is ook al niet zo’n plek waar je moet zijn om te leren daar mee om te gaan. Dit alleen al niet omdat op beide plaatsen, school en commune, de bevelsstructuur voor de gebruikelijke machtsuitoefening afwezig is. Een van de elementen die hierbij een rol speelt, betreft de handelingscategorie associatie.

Mutualistische traditie: andere economie

Deze handelingscategorie speelt een belangrijke rol in wat heet de ‘sociale en solidaire economie’. Deze economie is in de vergetelheid geraakt net zo als haar pleitbezorger, de Franse econoom Charles Gide (1847-1932). In Frankrijk, met zijn mutualistische traditie, is dat enigszins anders. Daar heeft de praktijk van de Sociale Economie zich weten te handhaven. Opmerkelijk is dat ook een van de grootste Franse motorfietsverzekeringsmaatschappijen, de Mutuelle des Motards, is opgezet naar de inzichten van die economie.

Zij wil dat ook duidelijk laten weten, zo blijkt uit de uitgave van het ledenblad van deze Mutuelle. Daarin vindt men in het oktobernummer van 2011 een uitgebreid artikel over de Sociale en Solidaire Economie. Er zijn legio voorbeelden in de sfeer van de associaties, coöperaties en ‘onderlingen’ die duidelijk maken dat die andere, niet-kapitalistische, economie in Frankrijk leeft. Het blijkt dat met name de ‘onderlingen’ (de Mutuelles) in de afgelopen jaren zo goed op hun zaken hebben gepast, dat de huidige Franse regering vanwege de financiële crisis hen gaat verplichten extra belasting af te dragen. Dit met een verwijzing naar ‘solidariteit’.

Dit laatste is natuurlijk een gotspe. Het rechtse denken heeft als uitgangspunt het beginsel van de individuele verantwoordelijkheid. Maar nu het casinokapitalisme zijn schuldenlast aan de maatschappij mag overdragen, moeten zij die part noch deel hebben aan het bestaan van die last zich ‘solidair’ betonen.

Bovendien, in concurrentie ligt toch de kracht van het kapitalistische systeem? En waar blijft de geroemde rationaliteit waarop het kapitalistische ‘systeem’ wordt gerund? Waar zijn al die grote economen die de voortreffelijkheid van het kapitalistische bestel hebben beleden en daarvoor met een Nobelprijs naar huis zijn gegaan (Hayek, Friedman, hun navolgers dan, want de twee zijn inmiddels overleden)? Rationaliteit? Het irrationele overheerst in dat bestel. Heb ik niet van me zelf, maar van de Noorse filosoof Jon Elster, hoogleraar aan het Collège de France (inzake ‘Rationaliteit en sociale wetenschappen’).

Irrationaliteit

Over zijn denkbeelden schreven de Canadese onderzoekers Benoît Dubreuil en Christian Nadeau het boek Elster. Passions, raisons et délibération (Michalon Éditions, Paris, 2011). Elster houdt zich, ondermeer, bezig met de rationaliteit van het handelen van mensen. Daarbij is hij vooral geïnteresseerd in zaken die hen van rationaliteit afleiden.

Uitgangspunt is het idee dat de economie doordrenkt: de theorie van de rationele keu­ze. Ieder mens wordt geacht uit te zijn op het maximaliseren van zijn eigen belang. Dit leidt tot fiasco’s. Het resultaat van het vrije handelen van rationele individuen is tweeledig: hun eigen belang is gemaximaliseerd, maar het collectieve belang is vernietigd. Daar moet worden ingegrepen: de opvatting produceert de noodzaak van het bestaan van de staat, die opkomt voor het ‘collectieve’ (zo wordt volgehouden, terwijl je kan zien dat ook dat een leugen is).

Elster kritiseert een en ander vanuit de kant van de rationaliteit. Want is het gedrag van de mens wel zo rationeel? Dat blijkt van niet. Zo is een hoeveelheid ‘irrationalisme’ te categoriseren. En dat betreft weer niet alleen individuen maar ook regeringen. Die zijn eveneens met irrationalisme behept. Zo vindt besluitvorming vaak plaats op grond van cijfers die op gissingen zijn gebaseerd. Natuurlijk worden die dan zo gemanipuleerd en gepresenteerd dat het lijkt alsof uit een becijfering de juiste beslissing volgt (beroep wordt gedaan op de ‘rationaliteit van het getal’, van de kwantificering).

Als je zo’n tekst leest groeit je ergernis. Van het gewone volk wordt gezegd dat het zich niet zelf kan besturen, want dat doet maar wat. Het gewone volk heeft een regering nodig en captains of industry en bankdirecties. Daar zit de rationaliteit, aan de bestuurstafels. Daar wordt rationeel beslist. Als je Elster hebt gelezen besef je: Forget it !

Tegengif

Dagelijks worden we geconfronteerd met de destructieve faalmomenten van die lui. Zo gek is het dus niet dat er woede heerst onder de bevolking: een ieder kan opmerken met wat voor onkunde, onbenul en individuele hebzucht we van doen hebben. Ook de oude Franse cartoonist Siné kon het, opnieuw, niet langer aanzien. Met een aantal collega-cartoonisten zette hij een maandblad op: Siné-Mensuel. Daarin veel tegengif tegen de Sarkozy-kliek, het kapitalisme, de graaicultuur.

Daarin ook een groot interview met een andere taaie rakker, de gewezen internationale situationist Raoul Vaneigem. Van hem is de uitspraak: ‘We hebben te strijden tegen de tornado van het korte termijn gewin’. Waar we aldus hem op moeten inzetten is: gratis publieke diensten, zoals openbaar vervoer, gezondheidszorg, onderwijs (zie Siné-Mensuel nr. 2, oktober 2011).