Noam Chomsky over de ware oorzaken van de Amerikaanse industriële ontwikkeling
In het zesde deel van zijn gesprek met Michael Albert heeft Chomsky het onder andere over het belang van de slavernij voor de Amerikaanse economie en over ideologie, socialisme en de hedendaagse relevantie van de klassenstrijd.
(Opmerkingen tussen haakjes zijn toelichtingen bij de vertaling, vertaling door Lode Vanoost, origineel verschenen bij DeWereldMorgen)
In het economisch systeem dat we het best kennen, hebben we privébezit, we hebben de hiërarchie van de besluitvorming, we hebben de verkeerde toewijzing van rechten. Maar dan is daar dat ding dat langs kwam en dat we socialisme noemen of socialisme van de twintigste eeuw, dat op nog een paar plaatsen bestaat, denk ik, maar op veel plaatsen is verdwenen. Wat is daar verkeerd mee.
“Hangt er van af wat je bedoelt. Eerst kwam er de socialistische beweging …”
Nee, ik bedoel de systemen die effectief werden opgericht en die …
“Bijvoorbeeld leninisme? Dat was gewoon een andere vorm van tirannie. Lenin deed niet bepaald moeite om dat te verbergen. In het begin van de twintigste eeuw, dus jaren voor de revolutie, werd hij zwaar bekritiseerd binnen de socialistische beweging wegens zijn doctrines. Ik denk dat hij zelfs door Trotsky werd bekritiseerd omdat zijn doctrine er in bestond dat er een dictatuur van het proletariaat moet zijn. Dit is een marxistisch begrip, waar Marx zelf een heel andere betekenis aan gaf, hij had het over de producenten die de productie overnemen en zo.”
“Er moest dus een dictatuur van het proletariaat zijn, bestuurd door de partij die de voorhoede was. ‘De partij zou bestuurd worden door het centraal comité en het centraal comité zou door mij bestuurd worden’. Hij zei het niet in die woorden, maar daar kwam het in essentie op neer. En allemaal met de beste bedoelingen.”
“Als je naar de geschriften van Lenin kijkt, dan wijkt hij daar begin 1917 vanaf, rond april 1917, dus tijdens de volksrevolutie. Hij werd toen veel meer libertair (streven naar maximale individuele vrijheid). Als je zijn stellingen van april (1917) leest, zijn afkondiging van de revolutie, dat zijn bijna anarchistische teksten. Daarop kreeg hij de macht en ging hij terug naar wat zijn oorspronkelijke doctrine was.”
“Eén van de eerste dingen die hij deed was de ontmanteling – niet de totale vernietiging – van de macht van de raden (de ‘sovjets’), de fabrieksraden en de volksinstellingen die tijdens de revolutionaire periode waren opgericht. Hij ontmantelde de constituerende assemblee, omdat dat socialistische revolutionairen waren die de belangen van de boeren verdedigden en zo. Uiteindelijk maakte hij in de plaats daarvan wat we nu een arbeidersleger noemen. Die moesten dan tot industrialisering gedreven worden.”
“Dit was allemaal heel ‘progressief’. Ik bedoel, het komt voort uit een bepaalde lezing van Marx. Het proletariaat is het middel, de machine van sociale verandering naar vrijheid en rechtvaardigheid. Maar dat kan alleen als we een industriële maatschappij hebben natuurlijk, dan heb je een proletariaat.”
“Rusland was een achterlijke boerenmaatschappij. Een beetje een derdewereldkolonie van het westen. Groot leger en zo, dus wel een ongewone derdewereldkolonie, maar structureel toch eerder zo. Marx was zeer geboeid door het revolutionair potentieel van de boeren. In zijn laatste jaren werkte hij daar hard aan. Maar dat is allemaal een beetje verdonkeremaand.”
“De stedelijke socialisten waren daar niet erg enthousiast over. Het idee was dat het land moest geïndustrialiseerd worden, opdat er een stedelijk proletariaat zou zijn waarop de ijzeren wetten van het socialisme in werking zouden treden. Je krijgt dan socialisme en communisme en al die wonderlijke dingen. Allemaal heel progressief. Trotsky ging daar in mee. Wat er uitkwam was een tirannie. Daar waren goede redenen voor. Stalin maakte er iets monsterlijk van, maar de basisstructuur was al aanwezig voor hem.”
“Dat werd dan socialisme genoemd. Je hebt vanaf dan twee grote propagandasystemen in de wereld. Het allergrootste is zonder twijfel dat van het Westen. Groot-Brittannië en zo. Echt overdonderend. Na 1917 is er een ander propagandasysteem, het bolsjevistisch propagandasysteem (bolsjewisme = zij die de meerderheid haalden tegen het ‘mensjevisme’, de minderheid naar de Russische woorden ‘bolsje = meer en ”mensje’ = minder). Dat was helemaal niet zo oppermachtig als werd beweerd, maar het had wel een grote aantrekkingskracht, vooral in de Derde Wereld, de industrialiserende landen. Intellectuelen hielden ervan, om allerlei redenen.”
“Die twee systemen (het Britse en het Russische) waren het over heel wat dingen oneens. Maar ze waren het over één ding wel eens, namelijk, dat dit ‘socialisme’ was. Daar waar ze het over eens om verschillende redenen. Het Westen was het daar mee eens omdat het op die manier het ‘socialisme’ wilde discrediteren. Om op die manier te kunnen zeggen: ‘Kijk, dat is tirannie’. De bolsjewieken wilden dat omdat zij de morele aantrekkingskracht van het socialisme – die reëel was – voor hun profijt wilden gebruiken. Nu, als de twee propagandasystemen van de wereld het over iets eens zijn, dat is het moeilijk om je daar los van te maken.”
“Dit werd dan zogezegd het ‘echt bestaande socialisme’. Het was waarschijnlijk de ergste slag die het socialisme kreeg, tot aan Hitler. In 1989, ongeveer rond de tijd dat het Russisch systeem in elkaar stortte, kreeg ik de vraag van een links tijdschrift om een artikel te schrijven over socialistische mislukkingen. Ik schreef dat artikel en zei daarin dat dit een kleine overwinning voor het socialisme zou zijn, als dit zou doorgaan. Ik legde ook uit waarom. Ze weigerden dat te publiceren. Het verscheen uiteindelijk in een anarchistisch tijdschrift in Montreal (Canada).”
“Ik schreef ook iets voor het tijdschrift The Nation, voor een symposium dat ze organiseerden. Ik denk niet dat er daar iemand was die een woord begreep van wat ik zei. Zelfs mensen niet die hevig antistalinist waren en zo. Maar ik denk dat het waar is. Uit de marxistische beweging kwam een andere strekking voort: bekende mensen zoals Anton Pannekoek, de leider van het onderwijssysteem van de Tweede Internationale, Karl Korsch en anderen. Later had je ook Paul Mattick. Strikte marxisten, maar ze hadden een andere stellingname. Ze verzetten zich tegen het bolsjewisme.”
“Lenin had daar een fameus pamflet over. Hij noemde ze ‘de uiterst linkse infantielen’ of zoiets. Dat was een soort linkervleugel van het marxisme. Het lag niet ver van het anarchosyndicalisme. In feite hadden die nauwe banden. Heel wat van die mensen stonden achter de Spaanse revolutie, de anarchistische revolutie. Ze wilden arbeiderscontrole over de fabrieken en de afschaffing van de partijhiërarchie, heel antileninistisch.”
“Deze opinies bereikten het Westen pas in de jaren ’50. Er waren natuurlijk wel linkse libertaire bewegingen: anarchisten, anarchosyndicalisten, vanalles nog wat. Maar dat is geen socialisme geworden. Socialisme werd leninisme of sociaaldemocratie. De Duitse sociaaldemocratie was wat hervormingsgezind, parlementaire sociaaldemocratie die dingen deed voor de rechten van arbeiders en vrouwen en zo. Maar dat was in het kader van de staatskapitalistische democratie. Dat was dan ‘socialisme’. De echte socialistische beweging was voor het grootste deel verpletterd.”
Wat betekent ‘klasse’ eigenlijk voor jou? Het concept? Waaraan refereert dat, denk je?
“Daar zit een geschiedenis achter … maar ik heb daar geen grote ideeën over, eerlijk gezegd. Als ik iets niet in eenvoudige termen kan zien, dan versta ik het niet. In die dingen is dat niet zoals in de wetenschappen. Kijk je naar de maatschappij, dan zie je dat mensen verschillende rollen spelen. Er zijn personen die bevelen geven en er zijn personen die bevelen uitvoeren. Dat wordt dan geïnstitutionaliseerd.”
“Neem bijvoorbeeld nog eens het systeem van de grote bedrijven, de multinationals. Het valt op hoe dat geïnstitutionaliseerd is. Ik bedoel, je hebt de directeurs en de banken die ze bezitten. Dat is het algemene kader. Dat zijn de managers die uitwerken hoe alles moet functioneren, ze nemen initiatieven, ze geven bevelen. Beneden in de rangorde heb je hen die de bevelen uitvoeren. Die zijn dus niet compleet passief, zoals arbeiders die staken en zo, maar het hele besluitvormingsproces en de controle is scherp afgelijnd. Dat zijn klassen.”
Omwille van de positie die mensen in de economie hebben en de rollen die ze daar spelen, hebben mensen dan verschillende belangen, tegengestelde belangen …
“Je gebruikt andere termen voor verschillende soorten hiërarchie en dominantie. Neem een patriarchale familie. De vaders geven dan misschien de bevelen, de moeders volgen die op en de kinderen doen wat hen gezegd wordt. Dat noemen we geen klasse. Maar dat is slechts een kwestie van terminologie. Dit is een andere illustratie van hetzelfde soort relaties.”
Is klasseloosheid onmogelijk in een economie?
“Dat is zoiets als vragen of slavernij noodzakelijk was. Ga terug naar de achttiende eeuw, als je dat toen aan de mensen vroeg, zouden ze zeggen: “Hoe kun je nu een maatschappij hebben zonder slaven?”
Ze keken rond zich en zagen ze overal.
“Ja, en wat kon je er aan doen? Bovendien was dat welwillend. Eigenaars van slaven (in het Zuiden van de VS) hadden argumenten. Ik denk niet dat daar ooit iemand een antwoord op heeft gegeven. Zij beargumenteerden dat ze meer welwillend waren dan de fabriekseigenaars in het Noorden (van de VS). Daar waren goede redenen voor, je slaaf was je kapitaal. Daar wilde je goed voor zorgen.”
‘We zijn dus aardig voor onze slaven, want we hebben ze nodig. Jullie kerels daar in het noorden, jullie huren de mensen, je neemt er geen verantwoordelijkheid voor, wil je hen eruit gooien, dan doe je dat en neem je gewoon anderen’.
“Dat bleek onder meer op een heel dramatische manier uit een bepaalde periode in de Amerikaanse geschiedenis waarover we weinig informatie hebben. Op school leer je dat de slavernij gestopt is na de Burgeroorlog (tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Staten, 1861-1865). Dat was zo voor ongeveer tien jaar. Tegen 1877 was er terug een verstandhouding tussen Noord en Zuid dat het Zuiden opnieuw kon doen wat het wou. Dus werd slavernij feitelijk terug ingevoerd (die feitelijke herinvoering van de slavernij wordt ’the Reconstruction’ genoemd, zie verder).”
“Dat deden ze door de zwarten te criminaliseren. Als een zwarte man op de hoek van de straat staat, werd hij gearresteerd voor landloperij. Als hij naar een blanke vrouw keek, werd hij aangehouden voor poging tot verkrachting. Het had dan geen belang of de officiële boete maar tien dollar was. Je had dan nog een corrupte rechter die je niet kon omkopen, een advocaat kon je niet betalen, geld had je toch niet, dat werd dan telkens weer dwangarbeid. Die gecriminaliseerde zwarten werden dan overgedragen aan de industrie. Dat was goed voor een groot deel van de Amerikaanse industriële ontwikkeling.”
“In het Zuiden kwam er zo een industrialisering gebaseerd op mijnbouw, staal, US Steel (Amerikaanse multinational). In de landbouw gingen die dan direct terug naar de katoenvelden. Dit is dus een groot deel van de Amerikaanse economische geschiedenis. Het was zelfs erger dan slavernij, precies voor de redenen die de slaveneigenaars altijd al hadden gesteld. Als je ze aan de gevangenis gaat ophalen, geef je er geen moer om. Sterven ze de hongerdood, fijn, we halen er andere uit de gevangenis. Je kreeg dus een periode die nog erger was dan de slavernij.”
“Dat ging zo door tot aan de Tweede Wereldoorlog, dat was geen peanuts. Het had een enorme impact op de Amerikaanse industrie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had men zogenaamde ‘vrije arbeid’ nodig, je had hen immers nodig voor de oorlogsindustrie. De zwarten geraakten zo uit de gecriminaliseerde slavernij en daarna had je de economische expansie na de oorlog. Die was grotendeels gebaseerd op de overheidssector, de jaren ’50 en ’60.”
“Er waren toen banen voor zwarte mannen in de autofabrieken. Tamelijk waardevolle banen. Je kon een eigen auto kopen en zo. Tegen de jaren ’70 was dat gedaan. Er werden toen sociale en economische beslissingen genomen om in essentie het land te de-industrialiseren en het tot een financieel knooppunt om te vormen.”
“Als je dus teruggaat tot laat ons zeggen 1970, dan waren de financiële instellingen goed voor ongeveer drie procent van het bruto binnenlands product. Nu is dat goed voor een derde! Dat bracht allerlei veranderingen met zich mee, een bijkomend gevolg was dat de industrie het land werd uitgejaagd.”
“Twee jaar terug heeft Ralph Gomory, het hoofd van IBM, getuigd voor het Congres. Een heel boeiende getuigenis, wat hij zei kwam hier op neer: ‘In de vroegere jaren was wat goed was voor Amerikaanse bedrijven ook goed voor het land. Je kreeg immers banen en zo’. Hij zei dat dat nu niet meer waar is. Wat nu goed is voor de bedrijven, is slecht voor het land’.”
“IBM is een perfect voorbeeld. Die hebben, schat ik, zo een zeventig procent van hun werknemers in India, degenen die ze zelf aanwerven. Die zitten dus in het buitenland (Chomsky zegt ‘they are overseas’, een courante Amerikaanse uidrukking voor ‘het buitenland’, vandaar de beeldspraak van de ‘roeiboot’). Je kan je roeiboot nemen en naar je werk gaan. Dat is vooral frappant in het geval van IBM omdat dit megabedrijf bestaat dankzij enorme openbare subsidies. Voor hun eigen economische redenen is het beter hun productie naar het buitenland te verplaatsen … Dell is een van de grootste uitvoerders naar China en dat gaat zo maar door …”
“Men houdt zelfs niet meer de schijn op dat wat goed is voor het bedrijf ook goed is voor het land. Dat is dus allemaal gebeurd. Het resultaat is dat er geen banen meer zijn voor arme arbeiders, dus vooral zwarten en later ook hispanics (Amerikanen met Latijns-Amerikaanse roots). Wat doe je daar dan mee? Je smijt ze in de gevangenis. Net als na de Reconstructie (de periode na de Burgeroorlog, zie hierboven). Dat is dus de voornaamste reden voor het hoge niveau van criminalisering en van gevangenen in de VS, zo hoog dat de statistieken over de pagina schieten.”
“Rond 1980 had de VS nog een gevangenispopulatie zoals de andere geïndustrialiseerde landen. Nu is ze bijna tien keer zo hoog. Dat gaat zo: een jonge kerel wordt opgepakt met een joint en geraakt terug in de slavenarbeid. Ze worden letterlijk ‘uitbesteed’ aan grote bedrijven, dikwijls zijn dat privégevangenissen wat in overtreding is van de internationale regels, maar het gebeurt toch.”
“OK, ik kom terug op de vraag, waarom moet je tegen slavernij zijn?”
Nee, dat was de vraag niet. De vraag was, is een klasseloze maatschappij mogelijk?
“Wel, was het mogelijk om van de slavernij af te geraken? Dat was mogelijk, hoewel er heel wat druk werd uitgeoefend om dat te voorkomen. Technisch gezien hadden we na 1877 geen slavernij meer, in de praktijk nog altijd.”
Is dat de boodschap die je hier wil geven, dat het misschien wel mogelijk is klasseloosheid te bereiken, maar dat het eigenlijk hopeloos is?
“Nee, de slavernij afschaffen was wel degelijk vooruitgang.”
OK.
“Besef goed dat de mensen, die de maatschappij bezitten en beheren, gaan terugvechten. Die zullen het niet zomaar opgeven. De strijd gaat dus gewoon door. Kunnen we klassen elimineren op andere vlakken? Tuurlijk, waarom niet? Waarom kunnen arbeiders de fabrieken niet zelf beheren? Dat is in feite een zeer levendige discussie nu. Die heeft plaats net onder het oppervlak. Laat ik dit concreet maken.”
“Er is een economische en een ecologische crisis. Iedereen is er het over de hele lijn mee eens dat de VS op de ene of de andere manier iets moet doen aan zijn hopeloos verouderde infrastructuur. Die is in vergelijking met Europa en Japan compleet verouderd. Wij hebben een vreselijk transportsysteem, dat bewust zo ontworpen is! Het werd ontworpen door middel van massale sociale projecten na de oorlog, om heel inefficiënt te zijn. Tenminste inefficiënt vanuit het standpunt van het creëren van maatschappelijke winsten. Het was gebaseerd op een verspillend verbruik van fossiele brandstoffen. Daarom had je dus ‘suburbanization’ (de massale migratie van de middenklasse naar de randstedelijke gebieden waar ieder dan zijn eigen auto ‘nodig’ had), de vernietiging van de spoorwegen en zo. Enorme gemengde overheids/privéprojecten.”
“Nu moeten we minstens de rest van de geïndustrialiseerde wereld bijbenen. Je hebt hogesnelheidstreinen nodig. Hoe krijg je die? Wel, Obama heeft zijn Minister voor Transport naar Spanje gestuurd om federale steunfondsen te kunnen gebruiken, dat is dus belastingsgeld, voor contracten met Spanje in Spanje. Dat is dus geen supermacht die ons gaat voorzien van hogesnelheidstreinen. Tegelijk blijft Obama het beleid van deïndustrialisering van de jaren ’70 volhouden. De vestigingen van GM sluiten en zo. (De Minister voor Transport van Obama was in die periode in Spanje geweest voor een handelsmissie en Obama lanceerde kort daarop een plan voor massale overheidsinvesteringen in een hogesnelheidsnetwerk voor de VS, wat door de Republikeinen en heel wat Democraten wordt afgedaan als ‘socialisme’, Chomsky overschat daarbij wel de technologische capaciteiten van Spanje op dat gebied, die zijn slechts een spin-off van de Franse).“
“Je kan je gewoon geen grotere kritiek van ons socio-economisch systeem inbeelden. Een fabriek afbreken is arbeiders vernietigen, de gemeenschap. Die is dikwijls opgebouwd rond fabrieken.”
“Daar is een antwoord op. De mensen in die bedrijven kunnen de fabrieken overnemen, ze zelf beheren, ze omvormen om hogesnelheidstreinen te bouwen. Dat is een hele opdracht, maar niet onoverkomelijk, een beetje een versie van de Amerikaanse industrie tijdens de oorlogsjaren. In de jaren ’40 was dat een veel omslachtiger opdracht en toch was het een groot succes.”
“Daar is waarschijnlijk lokale en federale steun voor nodig, een fractie van wat nu aan de banken betaald werd. Dat is dus perfect doenbaar. Je moet daar minstens van bewust zijn. Je moet in staat zijn daarover na te denken. En het dan gewoon beginnen doen. Het is niet onmogelijk. Er zijn zo al voorbeelden over heel het land, gevallen die redelijk goed beginnen te werken.”
“Het belangrijkste voorbeeld dat ik ken is in Youngstown, Ohio. Al zo een dertig jaar geleden, denk ik. Youngstown Steel (lokaal Amerikaans staalbedrijf). De stad bestond alleen voor de staalindustrie, het was ‘a steel town’ (een ‘stad van staal’). US Steel (de grootste staalmultinational) besloot er weg te trekken. Er was heel veel protest. Stakingen, zitstakingen, veel protest ook van de gemeenschap.”
“Er werd geprobeerd om het voor de rechtbank te brengen, onder leiding van Staughton Lynd, een radicale advocaat, om de rechtbank te overtuigen dat de zogenaamde ‘stakeholders’ – de arbeiders en de gemeenschap – het bedrijf dat ontmanteld werd konden overnemen. Uiteindelijk hebben ze dat verloren. Echter niet omwille van economische redenen. Ze verloren omdat ze niet genoeg openbare steun kregen. Hadden ze die wel gehad, dan hadden ze gewonnen.”
“Amerikaanse arbeiders hebben de technische kennis, de bekwaamheden en de beheerscapaciteiten om dat zelf te doen. Volgens bepaalde visies is dat een reformistische maatregel. Vanuit een ander standpunt is dat zeer radicaal. Het is een stap in de richting van de opheffing van de klassenmaatschappij. En dat is niet zo utopisch.”
Het grootste obstakel is de afwezigheid van …
“Bewustzijn, organisatie …”
Je zou ook kunnen zeggen dat het grootste obstakel … wel, dat de andere kant het obstakel is.
“Tuurlijk, ze gaan terugvechten om te behouden wat ze hebben, maar dat is waar voor alles. Ik bedoel, daarom ook vechten de zakenmensen als gekken om van zoiets als de sociale zekerheid af te geraken.”
OK. Heb jij enige … ik weet niet of ik het ‘goede raad’ mag noemen. Waar denk jij dat activisten die een betere economie nastreven hun energie moeten op focussen? Je hebt al een beetje een antwoord gegeven. Dat was één voorbeeld. Denk jij daarnaast dat er ernstige fouten zijn gemaakt in de manier waarop links de economie heeft aangepakt en die zouden moeten worden gecorrigeerd?
“Wel, de grootste fout is dat ze onbestaand zijn. Je kan moeilijk linkse benaderingen van de economie vinden. De kracht van het gewone volk moet worden opgebouwd. Daar bestaat al ervaring mee, zelfs in de Amerikaanse geschiedenis. Neem de jaren ’20. Toen werd de arbeidersbeweging grotendeels vernietigd. Woodrow Wilson (president 1913-1921, vader van het wilsoniaans idealisme, zie vorige delen van dit interview), weer die grote idealist, speelde een grote rol in de vernietiging van de vakbonden die hij grondig haatte. De hele beweging was zo goed als dood.”
“Daar is een beroemd boek over, over de geschiedenis van de arbeid, van David Montgomery, één van de grote historici van de arbeidersbeweging, ‘The Rise and Fall of the American Labor Movement’, denk ik (‘The Fall of the House of Labor, 1987). Met die val bedoelt hij de jaren ’20. In de Britse kranten van toen konden ze niet geloven dat de arbeiders hier zo werden onderdrukt. Vermoord zelfs.”
“Dat is veranderd in de jaren ’30. Een grote heropleving, maar niet snel. De Grote Depressie sloeg toe in 1929. Het was pas vijf tot zes jaar later dat er terug een substantiële arbeidersorganisatie was, CIO bijvoorbeeld en een radicalisering van de AFL (Congress of Industrial Organizations, American Federation of Labor). Je had dan zitstakingen. Zitstakingen waren angstaanjagend. Zitstakingen zijn één stap verwijderd van fabrieksovername.”
“Zodra dat begon, werd de industrie zenuwachtig. De wetten van de New Deal werden daarom goedgekeurd, zeer waardevolle wetgeving, daar niet van. Het grootste deel was bedoeld om al die dingen die aan het gebeuren waren te ontraden. Er waren toen zaken die niet meer bestaan. Een van die zaken, waar we het niet over mogen hebben, is dat er toen een communistische partij was.”
“Die partij was natuurlijk compleet verkocht aan de idolatrie voor Stalin, maar voor de meeste mensen in de partij hier betekende dat eigenlijk niet veel. Ik bedoel, ik kan me daar iets van herinneren … Ik heb het nu over persoonlijke ervaring.”
“Mijn ooms en tantes waren werkloze arbeiders die in de Communistische Partij zaten, die zeiden de juiste dingen over Rusland, maar wat daar gebeurde kon hen eigenlijk niet schelen. Zij waren geïnteresseerd in vakbonden, burgerrechten, rechten voor zwarten, voor arbeiders hier. Op vakantie gaan in een verblijf van de vakbond, daar waren ze in geïnteresseerd. En inderdaad, de Communistische Partij stond daarbij op de frontlijn.”
“Wel, dat werd verpletterd. We noemen dat nu McCarthy-isme, maar dat begon veel vroeger dan dat (genoemd naar senator Joseph McCarthy, 1908-1957, berucht voor zijn rabiaat anticommunisme). Het idee dat er een militante, radicale arbeidersmacht bestond, was voor de Amerikaanse machthebbers totaal onaanvaardbaar. Zowel voor ‘liberals’ als voor conservatieven. Dat bestaat zogezegd niet meer, maar het kan teruggevonden worden. Onder andere voorwaarden, onder meer zonder de idolatrie voor één of andere buitenlandse macht.”
Michael Albert
Michael Albert (1947) studeerde fysica aan het MIT, maar werd vooral bekend door zijn activiteiten tegen de Vietnamoorlog en de ontwikkeling van de participatorische economie. Hij is reeds lange tijd actief als activist, schrijver en uitgever. Hij was ondermeer student en medestander van Noam Chomsky in Boston. Hij is medeoprichter van de mediagroep ZCommunications
(Vertaling uit het Engels: Lode Vanoost)
© ZCommunications.org