Ga naar de inhoud

Noam Chomsky 95, een mens als geen ander

Econoom en politiek activist Michael Albert (°1947) kent Noam Chomsky sinds hij aan het MIT zijn lessen volgde. In dit eerbetoon blikt hij terug op de man waarmee hij samenwerkte en het soms oneens was. Albert richtte in 1977 de alternatieve uitgeverij South End Press op, die als eerste de boeken van Chomsky publiceerde, toen die werd geboycot door de grote uitgeverijen.  “Er is niemand die aan Chomsky kan tippen, niet aan de wetenschapper, niet aan de politieke analist. Hij is twee mensen in één.”

35 min leestijd

“Elke dictator zou de uniformiteit en onderdanigheid van de Amerikaanse media bewonderen”. Foto: socialactive.wordpress.com

Essay, Longread – Michael Albert, Z Magazine DeWereldMorgen vertaaldesk

“De gewoonte om overtuigingen te baseren op bewijsmateriaal en om ze alleen die mate van zekerheid toe te kennen, die door bewijsmateriaal wordt gerechtvaardigd.” —Bertrand Russel

“Er zal pas gerechtigheid geschieden als zij die niet gewond zijn, even verontwaardigd zijn als zij die dat wel zijn.” —Solon , 560 VC

***

Soms weerklinkt een stem doorheen tijd en ruimte. Soms voelt het alsof er ergens een stem ontbreekt. Soms doet een stem beide, tegelijkertijd, voor altijd.

Van alle beroemdheden die ik mocht meemaken op het Massachusetts Institute of Technology (MIT) tijdens mijn studentenverblijf daar, of die ik sindsdien in een andere hoedanigheid heb gekend, of zelfs waarvan of waarover ik ooit iets heb gelezen en van alle groten die ooit ergens een verschil hebben gemaakt met wat ze hebben verwezenlijkt, is Noam Chomsky voor mijn leven de belangrijkste geweest.

Zijn voorbeeld heeft vele paden verlicht die ik en talloze anderen hebben geprobeerd te bewandelen. In plaats van kleine steentjes naar deze reus te gooien, zeg ik liever gewoon ‘dankjewel’. Een gelukkige verjaardag, Noam, 7 december 2023: 95! Wat er ook gebeurt, moge je voor ons altijd jong blijven.

Met deze Opinie op 28 februari 1967 begon het. Het is nooit meer gestopt.

Ik ontmoette Noam toen ik als student zijn cursus ‘Intellectuals and Social Change’ volgde aan het MIT. Het waren de jaren ‘60 en we werden vrienden – ik een student, hij een negentien jaar oudere mentor. Let wel: in die tijd was negentien jaar een heel mensenleven – en toch hebben we sindsdien al zestig jaar een hechte band.

Ik heb mensen vaak aan Noam horen vragen: ‘Wat maakt je zo productief?’ Ik heb hem dan dikwijls een beetje in de war gezien. Hij antwoordde dan hij dat het enige wat hij in zijn geaardheid kon ontdekken dat anders leek dan bij de meeste anderen, was dat hij na een periode van afwezigheid, een project bij zijn terugkomst onmiddellijk weer in hoge snelheid kon verderzetten.

Andere schrijvers – dat weet ik heel goed – verspillen doorgaans tijd met herlezen en herintegreren wanneer ze een project hervatten dat ze hooguit een dag of zelfs veel korter opzij hadden gezet. Maar ondanks de verrassende wijsheid van zijn eenvoudige antwoord, constateerde ik bij Noam meer doorslaggevende verschillen.

Over zijn reis naar Laos, Cambodja en Vietnam (Indochina) (1969)

Bijna zestig jaar lang heb ik heel vaak genoten van Noams bijdrage en hulp bij mijn werk en heb ik af en toe zelf slecht geïnformeerde reacties gegeven op het zijne. Ik heb allerlei interacties met hem meegemaakt en momenten met hem gedeeld: persoonlijk en politiek, sociaal en privé, op het podium en daarbuiten.

Het is een hoogtepunt in mijn leven om Noam niet alleen als vriend en gids te kennen, maar ook om van zijn vele verhalen en ondernemingen te leren en te genieten. Het was niet eens vervelend dat telkens wanneer ik ergens ging spreken, van Florida tot Ohio, van New York tot Alaska, van Griekenland tot Brazilië, van Groot-Brittannië tot India, van Polen tot Australië en van Korea tot Venezuela, altijd heel wat tijd moest spenderen om vragen over Noam te beantwoorden.

Hoe gaat het met Noam? Is Noam echt een anarchist? Wat vindt Noam van de invasie? Waarom zei Noam dat over Cambodja? Hoe doet Noam dat? Hoe doet Noam dit? Hoe doet Noam dat? En soms zelfs: kan je Noams taalkundige theorie verklaren?

Noams luister strekt zich overal uit – letterlijk overal. Zijn stem weerklinkt. Wat volgt zijn een aantal momentopnamen over het ongelooflijke, het goede, het problematische en het verhitte dat ik uit de eerste hand mocht meemaken.

Uitgegeven door South End Press (1979)

Lydia Sargent (*1) en ik gingen in 1980 naar Polen. De reis vond plaats omdat South End Press onlangs het boek van de destijds jonge Poolse schrijver Slawomir Magala had gepubliceerd over de opstanden in zijn land en de opkomst van de Poolse Arbeiderspartij onder leiding van Lech Walesa.

Lydia en ik waren voor zaken op de Internationale Boekenbeurs in Frankfurt en hadden daarna met Magala afgesproken om meer te vernemen over de gebeurtenissen in Polen. Ik herinner me dat Lydia met een linkse generaal over het feminisme sprak. Hij werd ‘wakker’ gemaakt.

Ik herinner me ook dat Lydia en ik in een appartement zaten te praten met Swavek – de bijnaam van Slawomir – en een aantal van zijn vrienden. Op een gegeven moment beantwoordde ik een vraag over de VS en Chomsky’s politieke geschriften kwamen ter sprake.

Later vond er een meer algemene discussie plaats en omdat er een taalkundige aanwezig was, ging het over de linguïstische theorieën van Chomsky. Terwijl ik mijn gastheren een verhaal vertelde over Chomsky, de taalkundige, net zoals ik eerder had verteld over Chomsky de politicoloog, zei iemand: ‘Wacht even, ken je beide Chomsky’s persoonlijk? Wat een toeval!’

Ik grinnikte eerst even maar realiseerde me dat de vraagsteller het ernstig meende. Het bleek dat deze activisten, die tot de meest kosmopolitische Polen behoorden, bijna allemaal dachten dat er een politieke Chomsky bestond, die boeken schreef over geschiedenis, Vietnam en revolutie, en een linguïst Chomsky, die het over grammatica, cognitie en de menselijke natuur had.

Bij nader inzien besefte ik dat die vraag eigenlijk heel redelijk was, hoewel ik ze aanvankelijk raar vond. Was het immers niet waarschijnlijker dat twee mensen één naam zouden delen dan dat één persoon twee schitterende, maar volledig van elkaar losstaande carrières zou hebben?

Waarom is Chomsky zo bewonderenswaardig?

Chomsky’s inzichten en productiviteit zijn deels aangeboren. Genetische gaven zijn weliswaar wenselijk, maar niet iets om op zichzelf te loven en bovendien niet imiteerbaar. We kunnen onder de indruk raken van de onvergelijkbare snelheid van Usain Bolt, het magische proza ​​van Fjodor Dostojewski, de emotionele stem van Adele, de fysieke intuïtie van Albert Einstein, de spraakmakende genialiteit van Martin Luther King, de transcendente teksten van Bob Dylan en de wiskundige creativiteit van Emmy Noether(*2).

Eerste uitgave 1988

We kunnen genieten van dergelijke talenten. Wij kunnen erdoor versteld staan. We kunnen erdoor gefascineerd en verlicht zijn. We kunnen er zelfs door geïnspireerd worden. Het heeft echter geen zin om te beweren dat de eigenaar van al die eigenschappen buitengewoon veel respect, bewondering of navolging verdient, simpelweg omdat hij met deze bijzondere vaardigheden is geboren.

Het fenomenale geheugen van Noam kan zowel grote lijnen als kleine details onthouden, met de precisie van een computer. Elk geheugen, zelfs dat van Noam, heeft de neiging achteruit te gaan met de leeftijd, maar zelfs op zijn vijfenzeventig, en dan vijfentachtig, en nu vijfennegentig, blijft Noams geheugen verbijsterend.

Tijdens de cursus die ik van hem volgde in de jaren ‘60 verwees Noam zonder nadenken naar boeken die hij had gelezen, desgewenst naar een pagina of soms zelfs naar een deel ervan. Maar Noams geheugen was geenszins fotografisch, enkel zeer diepgaand en zelfs dan nog alleen met betrekking tot die zaken die hij belangrijk vond.

Tijdens zijn lezingen stelden mensen allerlei vragen over belangrijke onderwerpen die volledig buiten de hem toegewezen agenda vielen. Noam antwoordde bijna altijd met grondige informatie waarvan de reikwijdte en nauwkeurigheid, zelfs op een terrein dat hem vreemd was, ook experten in dat onderwerp bewondering afdwong.

Ik zag dit keer op keer gebeuren, met vragen over de heersende omstandigheden in de landen die hij bezocht en ook over ideeën op het gebied van de taalkunde, filosofie, geschiedenis, cognitieve wetenschappen en biologische wetenschappen.

Dus, terzake, vierenhalf decennia na dat bewuste gesprek in Polen: zijn er één, twee of vele Noams? Oordeel zelf. Je kan dergelijke gedachtewisselingen om het even wanneer op YouTube bekijken.

Deterring Democracy (1991)

Overweeg daarnaast Noams snelle en heldere denkwijze. Was hij bijvoorbeeld een natuurkundige of een wiskundige geweest, dan zouden we deze aangeboren kwaliteit kunnen beoordelen als ongelooflijk substantieel zoals geldt voor vrijwel elke grote wetenschapper – of als ronduit fenomenaal, zoals bij John von Neumann of Richard Feynman(*3).

Maar een andere eigenschap van Noam vertoont zowel aangeboren als aangeleerde aspecten, die het gevolg zijn van inspanning en discipline. Noam bevrijdde zichzelf automatisch van elke gewoonte en gebruik, om mogelijkheden te verkennen die opvallend anders zijn dan wat de meeste mensen in overweging nemen.

Het is niet enkel zo dat hij een schat aan gegevens tot zich neemt of verbanden legt en logische mogelijkheden test die de capaciteiten van anderen te boven gaan. Andere mensen, zelfs geboren met een geweldig geheugen en een snelle geest, verzamelen, benoemen en detailleren meestal wat reeds bekend is.

Misschien ontdekken ze een nieuw feit, of heel af en toe zelfs een nieuw verband, maar ze produceren niet herhaaldelijk dramatisch nieuwe inzichten die meermaals een heel vakgebied transformeren.

Nogmaals, bezoek YouTube. Je kan Noam meermaals onverwachte vragen horen stellen. Hij gaat te werk way outside every box. Hij beschouwt de anders onzichtbaar blijvende mogelijkheid. Hij ziet het verborgen verband.

Een van de vele onschatbare YouTube-films van Chomsky, een lezing en Q&A van 12 april 2011 over allerlei thema’s waaronder Palestina (1:30:30):

Denk aan Einstein. Wat Einstein op fenomenale wijze deed, was het distilleren van algemene fysische waarheden uit snippers van de fysieke realiteit, om voordien onbekende inzichten te ontwikkelen. Nadenken over wat er gebeurt als iemand langszij een lichtstraal loopt, of over de dynamiek van een vallende lift – twee van Einsteins leidende gedachte-experimenten – vereiste geen enorm rekenvermogen.

Einstein hoefde geen logische gedachtegang via talloze ingewikkelde stappen te volgen. Het genie dat Einstein aan de dag legde, lag vaak niet in het aantal stappen van zijn deducties, noch in de technische moeilijkheidsgraad van zijn berekeningen.

Zijn genialiteit bestond al uit het aanvatten zelf van de belangrijkste stappen om dan paden te volgen die anderen niet eens opmerkten of durfden te betreden. Zijn genialiteit lag in het verlaten van de gebaande paden.

Understanding Power (2002)

De manier waarop Einsteins brein vaak sprongen maakte, was wat wetenschappers gedachte-experimenten noemen. Deze mentale gymnastiek elimineert onbelangrijke en toevallige details van de werkelijkheid, om de fundamentele betekenis beter te belichten.

Om dat te bekomen, stelde Einstein zich onbereikbare contexten voor en maakte deze puur en ongerept in zijn hoofd door eindeloze details te verwijderen. Vervolgens keerde hij de essentie binnenstebuiten en ondersteboven totdat hij een nieuwe verklaring vond.

Noam was vernieuwend door analogieën (min of meer zoals gedachte-experimenten) veel vaker en effectiever toe te passen dan andere mensen. Hij vertrok van een bekende situatie – en dit is een eigenschap waarvan we kunnen leren en ze proberen na te bootsen – en zocht een andere die structureel gelijkaardig was, maar waarin zijn (en onze) gewoonten en vooroordelen minder krachtig of helemaal geen rol spelen.

Hij gebruikte deze techniek om met succes bepaalde denkbeelden over te brengen, die beledigend zouden overkomen en afgeweerd worden door vooroordelen en verwachtingen, indien hij zijn aarzelende publiek van bij het begin over de eerste situatie had verteld.

Ik vermoed dat hij ook gebruik maakte van dergelijke contextwisselingen om zelf nieuwe inzichten te ontdekken. Hij bedreef deze magie door een structureel vergelijkbare – maar minder controversiële en/of bekende – situatie te analyseren die hij had bedacht of die hij zich door analogie voorstelde.

Vervolgens toonde hij zichzelf (of ons) de implicaties van deze afstandelijke situatie die in de plaats kwam van emotioneel beladen aannames, waarvan de implicaties belemmerd wordt door vooroordelen.

Natuurkundigen gaan uit van allerlei vereenvoudigingen die in de echte wereld onbereikbaar zijn, door talloze details te abstraheren. Ze bekijken met hun geestesoog wat er gebeurt in die ingebeelde, eenvoudigere wereld om de elementaire dynamiek van de echte wereld waar te nemen, zonder de kernwaarheid te verdoezelen door eindeloze rommelige feiten en persoonlijke vooroordelen.

Noams analogietruc is vergelijkbaar, maar hij past ze meer toe op wereldse zaken, hoewel ik vermoed dat hij op gebied van de taalkunde ook zowel analogieën als gedachte-experimenten gebruikte, of misschien een kruising tussen die twee.

De essentiële Chomsky (2014), epo.be

Met betrekking tot de taalkunde bijvoorbeeld, kwam er een ​​van de vele doorbraken, toen hij zich afvroeg hoe baby’s een taal volledig konden spreken en begrijpen na het horen van slechts enkele voorbeelden van communicatie. Hij vroeg zich af wat zo een baby van nature moest bezitten – alle baby’s, maar geen eekhoorns of zelfs honden – om dat mogelijk te maken.

De analogietechniek die Noam toepaste, is overal in zijn sociale geschriften terug te vinden. Hij switchte van praten over de VS in Vietnam (een oorlog die destijds in de mainstream werd overschaduwd door emoties en door het vooroordeel dat de VS per definitie niets verkeerds konden doen) naar de rol van Rusland in Oost-Europa (waar iedere VS-burger duidelijker het imperialisme en de invasie kon onderscheiden).

Hij stapte over van de mogelijkheid van een VS-invasie in Afghanistan (een term waarmee hij inging tegen de diepgewortelde overtuiging in de VS, dat de VS nooit ‘de slechte indringer’ kon zijn) naar de mogelijkheid dat Iran Afghanistan zou binnenvallen (wat gemakkelijker voor te stellen is voor iemand in de VS).

Hij schakelde over van een beoordeling van het crimineel gedrag van de VS door de bestraffing van de hele bevolking van Afghanistan, voor het huisvesten van terroristen, die de VS hadden aangevallen (verwarrende informatie, want hoe zouden ‘wij’ crimineel kunnen zijn?) naar een beoordeling van Groot-Brittannië dat (in zijn geponeerde veronderstelling ) de VS zou bestraffen voor het huisvesten en financieren van IRA-acties[4] in Groot-Brittannië (wat gemakkelijker te aanvaarden is voor Amerikanen, aangezien natuurlijk ieder andere dan ‘wij’ wél crimineel kan zijn).

Of hij vergeleek de media die 11 september bestempelen als ‘terrorisme’, maar het VS-embargo tegen Irak niet beschouwen als chemische en biologische oorlogsvoering tegen burgers. Hij ging van de mediadynamiek in de VS over naar die van de oude Sovjet-Unie, of van het buitenlandse beleid van de VS naar het gedrag van maffiabazen, enzovoort.

De Chomsky Papers (2017) epo.be

Deze analogieën omzeilden de verwarrende vooroordelen en onthulden de echte basiskenmerken van het beleid, waarna hij  terugschakelde naar minder acceptabele omstandigheden om ze te bekijken zoals wetenschappers of door middel van gedachte-experimenten.

Noam werkte ook hard, zoals vrijwel alle genieën. Was hij gedreven, dwangmatig en zelfs over the top als het op zijn werk aankwam? Naar alledaagse maatstaven is dat inderdaad zo.

Als je twintig prominente atleten, acteurs en muzikanten van de voorbije dertig jaar zou opnoemen, had Noam waarschijnlijk slechts over twee of drie van hen gehoord, of misschien hoogstens vijf, en kon hij over geen van hen wezenlijke informatie geven.

Hij had daar geen geheugen voor. Noam zag misschien twee of drie films per jaar en buiten het nieuws, keek hij jaarlijks maar een paar uur tv. Hij luisterde bijna nooit naar de radio. Hij wist wat hij wilde weten en op dat gebied was zijn kennis verschroeiend.

Noam had vroeger een zomerhuis in het kustdorpje Wellfleet, Massachusetts met een motorboot en een kleine zeilboot. Hij en zijn toenmalige vrouw Carol (*5) woonden in de zomer aan het meer en de rest van het jaar in Lexington(*6), Massachusetts.

In de loop van elke zomer gingen hij en Carol nauwelijks meer dan een handvol keer met beide boten de oceaan op. Ze wandelden wel vaak naar een klein strandje aan de zee-inham waarlangs ze woonden – ook met gasten – en Lydia en ik verbleven er verschillende keren.  Meestal zat Noam daar echter verscholen in zijn studeerkamer en las en schreef hij er gedurende de zomer, net als in de rest van het jaar. Uur na uur las en schreef hij.

Combineer deze toewijding met zijn snelle opstartvermogen en met heel weinig bewerkingen tussen wat er aanvankelijk in hem opkwam en wat er uiteindelijk op papier stond – dat vermoed ik toch – en je krijgt veel output. In feite was zijn output nog groter dan de meeste mensen beseffen die vertrouwd zijn met zijn politieke of wetenschappelijke producties, of zelfs met beide.

Noam beantwoordde doorgaans zelfs korte brieven van onbekende mensen met lange brieven – de omvang van een klein boekje aan correspondentie iedere maand. Sterker nog, Noam bracht een revolutie teweeg in de taalkunde en de cognitieve wetenschap – niet één uitzonderlijke keer, maar meerdere malen.

Terugtrekken, gesprekken met Vijay Prashad (2022). epo.be

Tientallen jaren gaf Noam elke vrijdag een taalkundig seminarie aan het MIT, waarvoor mensen van heinde en ver kwamen, enkel om het bij te wonen. Waarom? Omdat Noam elke week opnieuw origineel materiaal presenteerde dat hij de week ervoor had bedacht. Dit alleen al, zelfs zonder zijn andere engagementen, wijst op zijn onpeilbaar productietempo.

Ondertussen waren er ook andere engagementen. Een andere Noam formuleerde een vernietigend oordeel over het Amerikaanse buitenlandse beleid, hekelde de machinaties van de reguliere media en verduidelijkte uitvoerig diverse politieke verschijnselen.

Noam sprak tientallen keren per jaar in het openbaar en waar hij ook heen ging, behandelde hij de geschiedenis en actuele gebeurtenissen van die plaats met bijna dezelfde ongelooflijke precisie en vernieuwing, als die van de VS.

Noams gesprekken duurden vaak urenlang. Hij gaf talloze interviews, dikwijls een paar per week. Elk deel van zijn leven leek op zichzelf al vrijwel onmogelijk, maar toch gebeurde het allemaal, keer op keer opnieuw. Dus twee, drie, vele Noams?

Hard werk verdient sowieso bewondering, hoewel in een wenselijke wereld misschien niemand zo gedreven zou moeten zijn als Noam is in onze wereld.

Hoewel Noam ook in een wenselijke wereld nog steeds onvermoeibaar aan zijn wetenschap zou werken, omwille van de vreugde en de vervulling die hij eruit putte, zou hij ongetwijfeld ook vaker zijn gaan zeilen, meer in zijn tuin hebben gewied en zelfs meer hebben gelachen om films.

Zijn offer om in onze wereld zoveel tijd te besteden aan het onvermoeibaar onthullen van onrecht verdient dus bewondering. Maar de meest bewonderenswaardige Noam volgens mij is de scrupuleus eerlijke Noam. Noam is een andere naam voor een onbeperkte voorraad aan ‘enorme integriteit’ . De meest bewonderenswaardige Noam respecteert anderen en is nooit neerbuigend. Hij geeft om de mensen.

Eerlijkheid is gemakkelijk te begrijpen. Noam zegt altijd wat hij wil, soms tegen een prijs. Kwaad kan inderdaad voortkomen uit goed. Noams onbreekbare greep op de waarheid heeft soms zijn andere deugden verstoord, zoals zijn gevoeligheid voor de impact die zijn woorden op anderen konden hebben.

Als ik iemand in de positie van Noam beoordeel, ben ik geneigd te denken dat de waarheid meestal voorrang heeft op wat vaak ‘gevoeligheid’ wordt genoemd. Dat is echter soms weinig meer dan compromis of zelfs schijnheiligheid – hoewel anderen het daar misschien niet mee eens zijn, en het is zeker niet iets waar iedereen zich zomaar in kan vinden.

Integriteit is moeilijker om duidelijk te bepalen. Het begrip betekent vermoedelijk dat je trouw blijft aan je waarden, toch als je waarden hebt om trouw aan te zijn. Noam had waarden en is daar trouw aan gebleven.

Noam Chomsky over de noodzaak van een politiek neutraal imago voor de mainstream media.

Ook deze consequente houding kan een bepaald niveau bereiken dat problemen veroorzaakt. Noam schuwde iedereen die iemands keuzes beïnvloedde op basis van iets anders dan logica en bewijs.

Je kan daar de effecten van zien in zijn spreekstijl en in zijn schrijven, en het heeft ervoor gezorgd dat Noam enorm op zijn wantrouwig stond tegenover zijn eigen faam en die vaak zelfs ontkende. Hij maakte zich geregeld zorgen dat zijn luisteraars zijn woorden ten onrechte zouden opgevolgd worden; Daarom had Noam er dikwijls een hekel aan om advies te geven, in die mate dat hij niet sommige woorden niet gebruikte, wanneer dat nochtans nuttig had kunnen zijn.

Respect voor anderen hield voor Noam nog een andere valkuil in. Hij werd voortdurend bevraagd door mensen die relatief onwetend waren over het betreffende onderwerp. Iemand in een positie als Noam raakt aan dit soort vragen gewend.

Voor hem betekende respect voor zijn vraagstellers dat hij ze altijd ernstig nam en eerlijk antwoordde, met geduld en aandacht voor duidelijke communicatie. Noam deed dat weer op een niveau dat bij nader inzien menselijkerwijs onmogelijk lijkt.

Hij ontving brieven die zomaar uit het niets leken te komen. Sommige brieven kwamen met belachelijke formuleringen of vragen die hij al duizend keer had beantwoord – het maakte niet uit. Hij beantwoordde iedereen alsof het een deskundige collega of een interviewer betrof.

Maar hij wilde vanzelfsprekend ook dat dergelijke uitwisselingen vlug vooruitgingen en dus ontstond er soms een probleem omdat de naam Noam ook ‘snelheid en studie’ betekent.

Als men Noam iets vertrouwds begon te vragen, had hij soms de neiging om de lege vlekken in te vullen. Na een paar woorden deduceerde Noam de bedoeling van de betrokken persoon en onderbrak hem door te beginnen antwoorden, nog voor de persoon zijn vraag had afgerond.

Dit weerhield Noam af en toe ervan te horen wat er feitelijk werd gevraagd – om tijd te besparen en nauwkeurigheid voorop te stellen wanneer er een groep mensen aanwezig was die zijn aandacht vroegen na een lezing – omdat snelle vooruitgang en een brede uitwisseling voor hem belangrijk waren.

Ervaring werkt constructief en daarom hielp Noam de vraagstellers meestal door hun vragen preciezer en completer te maken. Andere keren reageerde hij echter wat te snel en begreep hij de vraag verkeerd, omdat hij dacht dat hij het punt van de vraagsteller al kende, terwijl dat in werkelijkheid niet het geval was.

Met andere woorden, soms had iemand die Noam vragen stelde of het niet met hem eens was, een ander punt dan anderen die eerder met dezelfde woorden waren hun vragen waren begonnen. Noam zag dit verschil dan over het hoofd, waardoor het leek alsof hij zich niet bewust was van de ware bedoelingen en inzichten van de persoon in kwestie. Dat was niet prettig als het je overkwam, maar hij deed het nooit met slechte bedoelingen.

Begrijpen wat ‘om een ander geven’ betekent is moeilijk. Er zijn mensen die voortdurend met woorden hun medeleven en bezorgdheid uitdrukken voor anderen – een fijne dag gewenst, zeggen ze dan – maar die, althans in mijn ervaring, geen moer om anderen geven.

Ze zeggen dingen die klinken als zorgzaamheid, en veel mensen zijn daarvan erg onder de indruk, maar minuten of zelfs seconden later kan die ogenschijnlijke bezorgdheid verdwenen zijn. Schijn zonder essentie heeft weinig of geen blijvende kracht en weinig implicaties buiten de valse schijn.

Noam gelooft sterk in hoffelijkheid, hoewel ik denk dat veel mensen die met hem in debat zijn gegaan en hun standpunten door hem hebben laten ontleden – hij doorspekte zijn commentaar soms met woorden als ‘triviaal’ – moeite hebben om te geloven dat Noam hoffelijkheid belangrijk vond.

Maar voor Noam is het niet onbeschoft maar eerlijk om een bewering triviaal te noemen. Dat slaat niet op de persoon zelf maar op de mening die hij verdedigt. Noam was ook hierin een wetenschapper in de zin dat wetenschappers doorgaans met elkaar debatteren en elkaars standpunten genadeloos onderuit halen. En wetenschappers nemen daar geen aanstoot aan, of begrijpen zelfs niet dat iemand daar aanstoot aan neemt.

Het zoeken naar de waarheid en het vermijden van onwaarheden, wat de bestaansreden van een wetenschapper is, vereist zo’n houding. Ik heb Noam wel eens in het openbaar horen zeggen dat een idee dom was – in ieder geval sommige ideeën van mij – maar ik heb hem nog nooit in het openbaar horen zeggen dat een persoon dom was.

Noam denigreerde anderen niet om zichzelf op te hemelen of om anderen neer te halen. Noam toonde ook niet het soort neerbuigende, zelfingenomen of schuldbewuste bezorgdheid voor anderen die in veel kringen maar al te vaak voorkomt.

Noams bezorgdheid was echt. Er was geen sprake van schone schijn. Hij weende niet hardop en overdreef niet. En zijn bezorgdheid werd niet van elders aangereikt, maar kwam van binnenuit. Noam onthield de behoeften van mensen. Hij beantwoordde verzoeken. Hij merkte pijn op en probeerde echt dingen te doen om die pijn te verlichten. Hij was altijd op tijd om de tijd van anderen niet te verspillen. Hij was beschaafd.

Je zou Noam in het dagelijks leven zelfs conservatief kunnen noemen. Als er een bord stond met een verbod om op een grasveld te lopen, gehoorzaamde Noam, zelfs als hij door het oversteken van het grasveld sneller op zijn bestemming zou komen. Sterker nog, ik heb gezien hoe Noam zich steevast aan bijna alle regels hield, tenzij hogere waarden voorrang kregen.

Noam staat ook voor privacy. In vijftig jaar heb ik hem slechts zelden op eigen initiatief zien praten over wat hij als puur persoonlijke zaken beschouwde. Ik denk dat weinigen meer hebben gezien. Voor Noams zeventigste verjaardag, vijfentwintig jaar geleden in december van dit jaar, had ik als cadeau een soort eerbetoon geregeld.

Ik plaatste op internet een uitnodiging waar mensen een boodschap konden schrijven die Noam op zijn verjaardag in een gebonden bundel zou ontvangen. Ongeveer duizend mensen schreven berichten online.

De meesten waren mensen die Noam nooit van dichtbij of amper hadden gekend, maar die zijn werk hadden gelezen, of hem hadden horen spreken en diep door hem waren geraakt en gewoon hun dank wilden uitspreken. Veel andere inzenders kenden Noam wel, en zij wilden ook hun dank betuigen aan hun vriend, bondgenoot, student, leraar, collega, of wat dan ook.

Van al die even emotionele berichten werd ik het meest ontroerd door dat van Fred Branfman (*7), die zelf een zeer effectieve voorvechter van mensenrechten was en een verdediger van het Indochinese volk (*8) tegen onvoorstelbaar meedogenloos Amerikaans geweld.

Branfman schreef: “Toen je me in 1970 in Laos bezocht, zat ik echt op een dieptepunt, door de bombardementen en omdat ik me bijna volledig geïsoleerd voelde. Jouw betrokkenheid en gedeelde pijn, jouw gedrevenheid over de urgentie om de bombardementen te stoppen, en je warme, persoonlijke steun en bezorgdheid, betekenden voor mij meer dan je ooit zult weten.”

“Het betekende ook veel voor mij – om redenen die ik niet helemaal kan uitleggen – dat van de tientallen mensen die ik meenam naar de kampen om de vluchtelingen van de bombardementen te interviewen, jij de enige was, behalve ikzelf, die moest wenen.”

“Je daaropvolgende artikel voor de New York Review of Books en al het andere schrijf- en spreekwerk dat je over Laos hebt gedaan, was ook het enige werk dat helemaal correct was. Het heeft me sindsdien een beetje meer vertrouwen in de mensheid gegeven om te weten dat ze een wezen met zoveel integriteit, passie en intellect heeft voortgebracht. Ik voel veel genegenheid voor jou op je verjaardag – en ik schud mijn hoofd van verbazing in de wetenschap dat je nooit zult stoppen.”

Noam en ik hebben in de loop der jaren een paar keer ruzie gehad. Noam kan de koppigste man van de wereld zijn, ook al is hij niet arrogant of onbeschaamd. Maar is het eigenlijk wel koppigheid als je gelijk hebt? Noam verwachtte gelijk te hebben omdat hij bijna altijd gelijk had, en waarschijnlijk ook omdat, als hij iets zei, het geen reflex was, maar hij er serieus over had nagedacht.

in juni 2022 sprak Lode Vanoost met Noam Chomsky over dekolonisering, Leopold II, Lumumba, Congo en soft fascisme in de VS (10:31):

Hij hield er echter evenmin van om ongelijk te hebben. In zijn geval was dat misschien een beetje zoals iemand die niet graag valt wanneer hij een zaal oversteekt, of niet graag uitglijdt in bad. Met andere woorden, hij hield er niet van om te lijden onder iets dat hem niet vertrouwd was en ook een negatief aspect had.

Voor sommige mensen kan dit vervelend, frustrerend en zelfs kwetsend zijn. Maar al met al heb ik nooit iemand gekend die slimmer was, een beter geheugen had, creatiever was in het ontsnappen aan de grenzen van het aanvaardbare denken of, nog bewonderenswaardiger, eerlijker, integerder, respectvoller voor anderen, echt universeel bezorgd en toegewijd om te doen wat gedaan moet worden.

Zoals iedereen is Noam veelzijdig. Het is alleen zo dat er op Noams levensweg heel weinig schaduwkanten zijn geweest en dat de positieve kanten enorm zijn. En geloof het of niet, hij is ook een erg grappige man.

Ondanks dat ik erin slaagde om genoeg van Noam te leren zodat ik het meestal met hem eens was, zagen Noam en ik wat er zich afspeelde in de wereld soms een beetje anders en wilden we daar lichtjes anders op reageren. Een paar keer hadden we een nog groter meningsverschil.

Hier zijn er twee, die elk kenmerken van Noam onthullen in hun evolutie, denk ik. Het eerste ging over wat we een crowding-out effect zouden kunnen noemen, een etiket dat we hier lenen van economen. Noam  trok de wereld in en sprak heel veel voor een heel groot publiek.

Heel veel podia nodigden Noam uit om te komen spreken. Enkele wilden niet weten van andere sprekers, hoewel die ook beschikbaar waren en die weliswaar niet zo uitmuntend waren als Noam, maar wel meer dan voldoende.

Het resultaat was dat Noam enorm veel gevraagd werd, in die mate dat podia die niemand anders dan Noam wilden, uiteindelijk geen spreker hadden. Een onbedoeld gevolg was dat absoluut waardevolle sprekers die Noam’s bekendheid misten, geen uitnodigingen kregen omdat ze niet voldoende publiek zouden trekken.

Wat te doen? In de loop der jaren drong ik er bij Noam op aan om degenen die hem als spreker vroegen te vertellen dat hij dat niet zou doen, tenzij er samen met hem een tweede spreker op de affiche zou staan die hij zou uitkiezen.

Elke keer dat hij in dat scenario zou spreken, zou ook Steve Shalom gaan, of Holly Sklar, of Cynthia Peters, of Peter Bohmer, of Clarence Lusane, of Robin Hahnel, enzovoort. Op deze manier zouden anderen ook gezien worden, zou mond-tot-mondreclame over de kwaliteit van hun voordrachten zich verspreiden, en na verloop van tijd zouden die andere mensen rechtstreekse uitnodigingen krijgen.

En zodra die mensen bekender waren geworden, konden zij hetzelfde doen, waardoor nog meer sprekers in beeld kwamen. Na verloop van tijd zouden veel meer mensen, met steeds meer verschillende achtergronden en ervaringen, gaan spreken en zouden veel meer lezingen worden gegeven en gehoord.

Noam deed dit bijna nooit en we hebben er een paar keer ruzie over gemaakt. Zijn weerstand was deels ideologisch en deels persoonlijk. Ideologisch gezien wilde hij zijn “onderhandelingspositie” niet gebruiken om voorwaarden op te leggen aan potentiële gastheren en hij dacht ook dat hij geen positieve reactie zou krijgen door dergelijke eisen te stellen.

Het was van een nederigheid die de realiteit overtrof. Ik vermoed dat hij persoonlijk ook niet al te graag het podium wilde delen met een collega-spreker, omdat hij dan net zo ver zou moeten reizen, net zoveel werktijd zou moeten inleveren, maar veel minder lang zou kunnen spreken en vragen zou kunnen beantwoorden.

Ik heb zelf sinds onze eerste meningsverschillen over deze kwestie veel in het openbaar gesproken, maar slechts een fractie zo vaak als Noam, en daardoor ben ik zijn kant van dit geschil beter gaan begrijpen.

Sterker nog, ik ben gaan begrijpen en bewonderen dat hij zijn wil niet wilde opleggen. En ik begreep uiteindelijk ook dat hij zijn spreektijd niet wilde halveren. Ik denk nu dat het niet nodig is dat prominente sprekers eisen stellen aan organisatoren, maar dat sprekerbureaus voorwaarden stellen namens een gemeenschap van sprekers.

Een tweede meningsverschil ging over zaken van visie, meestal economisch, maar ook over andere zaken. Dit is een debat en zelfs geschil geweest waarbij ik moet zeggen dat, opnieuw, met de jaren, terwijl hij een beetje matigde, ik meer dan een beetje matigde.

Noam was lang geleden van mening dat het we niet moesten proberen een toekomstige samenleving te beschrijven, omdat dit de grenzen van bestaande kennis zou overschrijden. Het zou ook de creativiteit kunnen verdringen door voorbarige doelen te stellen. En het zou kunnen neigen naar sektarisme.

Hij vond dat breedgedragen waarden voor een betere toekomst alles was wat we te bieden hadden, plus praktijk, praktijk en nog eens praktijk, die zou leiden tot dagelijkse innovaties die zouden leiden tot het implementeren van nieuwe manieren van leven van onderop. Noam was van mening dat het vooraf bedenken en uitzetten van een institutionele visie een dergelijke verkenning zou kunnen afremmen.

Ik vond dit allemaal goed en wel als eerlijke waarschuwing voor gevaren waarvoor we moesten opletten, behalve dat we na een paar honderd jaar van dergelijke inspanningen iets meer zouden moeten kunnen laten zien.

Hoe kunnen de lessen van stevig nadenken, analyseren en experimenteren onderdeel worden van brede bewegingen, vroeg ik me af, als ze niet worden gepresenteerd, bediscussieerd, verfijnd en uiteindelijk bepleit door brede bewegingen?

Voor mij leek het duidelijk dat we antwoorden nodig hadden op de vraag “wat willen jullie” die veel verder gingen en een positieve toon konden geven, die zowel onze analyse als onze strategie kon ondersteunen. Ik dacht dat dit meer inhield dan alleen maar een lijst van algemene waarden en aspiraties. Ik dacht dat dit institutionele inhoud vereiste.

Noams bezorgdheid daarentegen was om participatie te verzekeren en te vermijden dat elites de bewegingen een visie zouden opdringen. Ik was het eens met zijn doel, maar ik voelde ook dat we zouden krijgen wat Noam vreesde als we geen bewegingen zouden hebben met deelnemers die een levensvatbare waardevolle visie begrijpen, bepleiten en voortdurend verfijnen, dat we geen bewegingen zouden hebben die een duurzame deelname kunnen motiveren en oriënteren.

Het alternatief voor een elitaire visie, dacht ik, was niet om geen institutionele visie hebben, maar wel om de meest toegankelijke, breed gedeelde, overtuigende en inhoudelijke maar niet te gedetailleerde en in ieder geval vrij flexibele institutionele visie hebben die we konden uitschrijven, bediscussiëren, verfijnen en verdedigen.

Michael Albert (2007). Foto: Thomas Good/CC BY-SA 4:0

Kortom, ik dacht dat ik gelijk had. Maar na verloop van tijd werd ik me meer bewust van de geldigheid van Noams bezorgdheid en de noodzaak om daar aandacht aan te besteden, zelfs terwijl ik nog steeds geloofde in het belang van het hebben van een institutionele kernvisie.

Het punt? Zelfs in de zeldzame gevallen dat Noam het niet helemaal bij het rechte eind had, zelfs in de veronderstelling dat dit zo’n geval was, had hij altijd genoeg gelijk om er aandacht aan te besteden en hem niet af te wijzen.

Dat wil zeggen – het niet eens zijn met Noam zonder zijn punten van naderbij te bekijken en je er vervolgens zorgvuldig bij aan te passen, blijkt meestal nogal dwaas te zijn. Kortom, deze man heeft gelijk, zelfs als hij ongelijk heeft.

Ik herinner me een keer in het kantoor van Noam in een vleugel van het MIT die ironisch genoeg sinds de Tweede Wereldoorlog grotendeels gefinancierd wordt door het Pentagon. Het was 1969 of daaromtrent. Robin Hahnel (*9) en ik werden aangezocht door de Weathermen-organisatie(*9).

Ik vroeg Noam om advies. Je weet dat Noam niet graag persoonlijk levensadvies gaf. Hij vond ook dat hij weinig te bieden had over strategie en hij wilde niet dat zijn woorden te zwaar zouden wegen. Een dubbel antwoord dus. Maar in dit geval gaf hij toch antwoord.

Hij zei in grote lijnen dit: “Michael, de Weathermen lijken moedig en oprecht, maar ze zullen een aantal dingen opblazen en misschien ook zichzelf, en door dat te doen zullen ze meer schade aanrichten dan helpen bij verandering”. Robin en ik hebben zijn advies opgevolgd.

Stop the Killing Train (1994)

Ik schreef ooit een stuk dat voortkwam uit mijn ervaring met het lezen van Chomsky en zijn impact op mensen in het algemeen en in het bijzonder op mezelf, ook omdat ik me afvroeg hoe Noam erin slaagde om zich voortdurend onder te dompelen in zoveel gegevens over sociale ellende en onrechtvaardigheid zonder zelf afgestompt te raken.

Het was niet zo dat zijn gewroet in de met bloed doordrenkte graftombes van onrechtvaardigheid geen tol eiste. Dat deed het wel. Er waren momenten waarop Noam terneergeslagen werd door het nieuws dat hij ontleedde en momenten waarop hij vastliep en lastig deed. Hoe zijn familie zich door dat alles heen sloeg is misschien wel net zo verbazingwekkend als sommige van Noams prestaties.

Hoe dan ook, het essay dat ik toen schreef was gevoed door deze persoonlijke gedachten en natuurlijk ook door het probleem van het veranderen van de wereld. Het heette Stop the Killing Train. Voor mij was het een zeldzame poging om poëtisch te zijn.

Ik heb het geschreven in de aanloop naar de eerste Golfoorlog(*11), maar ik denk dat het essay nu niet minder actueel is dan toen het voor het eerst werd geschreven, juist omdat de lessen van Noam altijd actueel zullen zijn. De boodschap van dat stuk was dat er rond ons verschrikkelijke dingen gebeuren.

Geweld is nog groter dan het lijkt. Het onrecht is nog verachtelijker dan het lijkt. De noodzaak om weerstand te bieden en op zoek te gaan naar iets beters is evident en van het grootste belang. Dus niet klagen, maar beter zoeken.

En misschien is die boodschap, zijn boodschap, een goede manier om niet langer te discussiëren over Noam zelf, maar meer over wat Noam zou antwoorden op dit essay. Hij zou zeggen dat ik moet ophouden over hem en zijn leven te praten, maar als je dat dan toch moet doen, zou hij zeggen, trek dan op zijn minst lessen over de wereld zoals die is en zoals die kan zijn.

Dus tot slot, over het kennen van Noam, zou ik kunnen herhalen wat Bob Dylan te zeggen had over Dave Van Ronk(*12): “No puppet strings on him, ever. He was big, sky high, and I looked up to him. He came from the land of giants.” (Geen marionettenkoorden ooit aan hem. Hij was groot, torenhoog, en ik keek naar hem op. Hij kwam uit het land van de reuzen).

Het eerbetoon Noam Chomsky at 95: No strings on him van Michael Albert in Z Magazine van 7 december 2023 (verjaardag van Chomsky) werd vertaald door Hanna Vandercammen en Gaston Vandyck.

Notes (nvdr):

*1) Lydia Sargent (1942-2020) was een feministisch auteur, toneelregisseur, actrice en activiste, oprichter van South End Press in 1977 en van Z Magazine in 1986. South End Press was de alternatieve kleine uitgever van de boeken van Chomsky omdat de grote uitgevers hem boycotten na zijn eerste politieke boek American Power and the New Mandarins (1967).

*2) Dat een fenomenale vrouwelijke wetenschapster als Emmy Noether (1882-1835) buiten academische kringen vrijwel onbekend is zegt veel over de vrouwonvriendelijke historische filters waar we ons nog te weinig bewust van zijn. Deze Duitse wiskundige heeft de hedendaagse algebra zijn huidige vorm gegeven.

*3) John von Neumann (1903-1957), Hongaars-Amerikaans wiskundige die veel heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van wiskunde, natuurkunde, computerwetenschapen en economie. Richard Feynman (1918-1988), Nobelprijs Natuurkunde (1965).

*4) Het Irish Republican Army (IRA) was de grootste gewapende verzetsorganisatie die in Noord-Ierland ijvert voor de hereniging met Ierland.

*5) Carol Schatz (1930-2008) en Noam waren sinds 1949 gehuwd, zij was 19, hij 24, tot aan haar overlijden op 78-jarige leeftijd. Zij was net als Noam linguïste die onderzoek deed naar de ontwikkeling van taalvaardigheid bij kleuters aan de Harvard Graduate School of Education tot 1997. In 2014 is Noam hertrouwd met de Braziliaanse linguïste Valeria Wasserman.

*6) Lexington is een gemeente in de stadsrand van Boston, waar veel academici van de universiteiten in Boston en Cambridge wonen.

*7) Fred Branfman (1942-2014) was een VS-anti-oorlogsactivist, auteur van meerdere boeken over Vietnam en Laos en die ondermeer de geheime bombardementen die Henry Kissinger had bevolen op Laos uitbracht.

*8) Indochina was de Franse koloniale naam voor Vietnam, Laos en Cambodja. In de jaren 1970 was het nog een courant woord, nu is het in onbruik geraakt.

*9) VS-econoom Robin Hahnel (°1946) was hoogleraar aan de American University in Washington DC. Hij werkte samen met Michael Albert aan de ontwikkeling van een theorie die ze participatorische economie noemen (zie Parecon). Hahnel was economisch adviseur van Venezolaans president Hugo Chávez en gaf ook les in Panama, Peru, Cuba en Groot-Brittannië.

*10) The Weathermen, voluit de Weather Underground Operation, was een extreme-linkse klandestiene groepering die in de jaren 1960-1970 die de gewapende omverwerping van de regering en het kapitalisme propageerde en meerdere aanslagen pleegde op standbeelden en gebouwen. Na een mislukte poging bomaanslag waarbij drie leden van de Weathermen zelf omkwamen stopten ze met aanslagen. Uiteindelijk hebben de meeste leden nooit een gevangenisstraf gekregen, omdat het FBI zijn bewijsmateriaal illegaal had verkregen. Hun naam ‘weermannen’ komt uit een zin in een lied van Bob Dylan, waarin hij zegt dat je geen weerman nodig hebt om te voelen hoe de wind waait.

*11) Op 2 augustus 1990 viel Irak buurland Koeweit binnen. Op 28 februari 1991 werd het Iraaks leger teruggedreven dor een coalitie van 42 landen onder leiding van de VS. Zijn eigengereid optreden maakte van dictator Saddam Hoessein van een geliefkoosde bondgenoot van de VS en het Westen tot vijand nummer één. Kort voor zijn invasie ontving Saddam Hoessein nog een uitgebreide delegatie van het VS-Congres die hem loofden voor de ‘stabiliteit’ die hij met zijn regime in de regio bracht. Hij werd dan nog gezien als de voornaamste bondgenoot in de strijd tegen Iran, waartegen Irak een 8 jaar lange bloedige oorlog voerde met volledige steun van de VS.

*12) Dave Van Ronk (1936-2002) was een folkzanger die akoestische blues mengde met ballades, jazz en ragtime. Zijn compromisloze houding tegenover de commercialisering van zijn muziek en zijn politiek engagement verhinderde dat hij doorbrak bij het grote publiek, maar figuren als Bob Dylan en Joni Mitchell prijzen hem als een voorganger en inspiratiebron.