Ga naar de inhoud

‘Neuk je moeder!’

Verbrande auto’s en het ‘nee’ op het EU-referendum zijn fasen van eenzelfde, nog onvoltooide revolte.

8 min leestijd
Placeholder image

Het was nodig dat er op één enkele nacht 1500 auto’s in brand gestoken werden, vervolgens, in dalende lijn, 900, 500, 200, tot aan het ‘normale’ dagelijks gemiddelde, om er zich rekenschap van te geven dat er in ons kalme landje elke nacht gemiddeld 90 auto’s in brand schieten. Een soort eeuwige vlam, zoals die aan de Arc de Triomphe, ter ere van de Onbekende Immigrant. Vandaag, gedurende een vernietigende schoonmaakbeurt, wordt dit toegegeven, maar op een bedrieglijke manier.

Eén ding is zeker: de tijd dat Frankrijk een uitzondering vormde, begonnen met Tsjernobyl, is voorbij. Onze grenzen werden wel degelijk verkracht door de radioactieve wolk, en het ‘Franse model’ stuikt vóór onze ogen in elkaar. Maar, laten we er gerust in zijn, het is niet enkel het model-Frankrijk dat in elkaar stuikt, gans het westerse model raakt in ontbinding, niet enkel onder de slagen van een extern geweld (het geweld van het terrorisme of van Afrikanen die de versperringen van Melilla bestormen), maar ook van een intern geweld.

Een eerste conclusie die zich opwerpt – en dit verdringt alle hedendaagse zedenpreken en redevoeringen – is dat een maatschappij die zelf desintegreert, geen enkele kans maakt om haar immigranten te kunnen integreren, omdat zij zowel het resultaat als de wilde analysator van deze desintegratie zijn. Indien het de verschrikkelijke realiteit is dat de immigranten eigenlijk buiten spel gezet zijn, dan zijn wij, wat ons betreft, op verregaande wijze misdeeld en lijden we aan een identiteitsverlies. De immigratie en de daarmee gepaard gaande problemen zijn slechts de symptomen van de ontbinding van een maatschappij die met zichzelf worstelt. Of ook: de sociale kwestie van de immigratie is slechts de meer zichtbare, de meer grove illustratie van de verbanning van de Europeaan in zijn eigen maatschappij (Héle Béji). Hierin schuilt de onaanvaardbare waarheid: wíj zijn het die er zelfs niet meer in slagen onze eigen waarden te integreren, en, omdat we hen niet accepteren, blijft er dus niets anders meer over dan hen goedschiks of kwaadschiks in de handen van anderen te stoppen.

We zijn niet meer in staat ook maar enig voorstel op het vlak van de integratie te formuleren – overigens: een integratie waarin? Wij zijn het trieste voorbeeld van een ‘geslaagde’ integratie, de integratie van een totaal gebanaliseerde, technische en comfortabele levenswijze waaruit we welbewust elke kritische noot willen uitbannen. Dus, spreken over integratie in naam van een definitie die we nergens in Frankrijk kunnen vinden, is voor de Fransen net hetzelfde als wanhopig te dromen over hun eigen integratie.

En we zullen geen stap vooruitgaan zolang men niet begrepen heeft dat het onze maatschappij is die, via haar socialiseringsproces, elke dag opnieuw deze meedogenloze discriminatie, waar de immigranten het duidelijke maar niet het enige slachtoffer van zijn, veroorzaakt en blijft veroorzaken. Dat is de uitkomst van een ongelijke ruil van de ‘democratie’. Deze maatschappij wordt geconfronteerd met een beproeving die veel verschrikkelijker is dan die van de tegenstanders: de beproeving van haar eigen leegte, van haar verlies aan realiteit. Weldra zal ze zich niet anders kunnen definiëren dan via de vreemde lichamen die haar periferie achtervolgen, dan via degenen die zij uitgewezen heeft en die haar momenteel uit haarzelf uitwijzen. Maar de gewelddadige interpellatie van deze vreemdelingen onthult wat er in de schoot van de maatschappij kapotgaat, en tegelijkertijd roept het een nieuw soort bewustzijn op. Indien de maatschappij erin zou slagen hen te integreren, dan zou ze in haar ogen definitief ophouden te bestaan.

Maar, nogmaals, deze discriminatie op Franse wijze is slechts het micromodel van een mondiale breuk die, juist onder het vaandel van de mondialisering, twee onmenselijke universa tegenover elkaar blijft plaatsen. En dezelfde analyse die we voor onze situatie maken, kan overgeplaatst worden naar het globale niveau. Met name dat het internationale terrorisme zelf slechts het symbool is van de ontbinding van de mondiale machten die in een strijd met zichzelf verwikkeld zijn. Mocht men een oplossing willen zoeken, dan dient men er rekening mee te houden dat men op de verschillende niveaus – dat van de banlieues of dat van de islamitische landen – dezelfde fout maakt: het is een complete illusie te menen dat men het probleem oplost als men de rest van de wereld zou optillen tot op het niveau van het Westen. De breuk zit veel dieper, en willen alle westerse machten verenigd wel echt (we hebben alle redenen om eraan te twijfelen) dat deze breuk gehecht wordt. Het is het mechanisme zelf van hun overleven en van hun superioriteit die hen dat verhindert – een mechanisme dat, via alle vrome redevoeringen over de universele waarden, enkel maar deze machten versterkt en de dreiging van een antagonistisch bondgenootschap van krachten die hen vernietigen of ervan dromen hen te vernietigen, aanwakkeren.

Gelukkig of ongelukkiglijk ligt het initiatief niet meer bij ons; we zijn niet meer, zoals dat eeuwenlang het geval was, de baas over de gebeurtenissen, en boven onze hoofden hangt de dreiging van de onvoorspelbare terugkomst van brandhaarden. Terugblikkend kan men treuren om dit failliet van de westerse wereld, maar ‘God glimlacht als hij degenen ziet die wenen om fouten die ze zelf begaan hebben’.

Deze terugkomst van de banlieuebranden is dus rechtstreeks verbonden met een mondiale situatie; maar het is tevens verbonden – hetgeen vreemd genoeg nooit vermeld wordt – met een recente periode uit onze geschiedenis, een periode die sedertdien zorgvuldig weggemoffeld wordt, op dezelfde manier waarop men de geschiedenis van de banlieues wegmoffelt: het ‘nee’ op het EU-referendum. Er was het ‘nee’ van degenen die niet goed wisten waarom ze tegen waren, gewoon omdat ze niet wilden meespelen met een spel waar ze zelf dikwijls de dupe van waren, omdat ook zij weigerden geïntegreerd te worden in het prachtige officiële ‘ja’ aan een kant-en-klaar Europa: dit ‘nee’ was wel degelijk de uitdrukking van de loosers van het representatiesysteem, van de uitgeslotenen uit de representatie – net zoals de immigranten uitgesloten worden uit het socialiseringssysteem. In deze act om Europa te saboteren gaat het om hetzelfde onderbewustzijn en dezelfde onverantwoordelijkheid waarmee de jonge immigranten hun eigen wijken en hun eigen scholen in brand steken – net zoals de Zwarten van Watts en van Detroit dat in de jaren zestig deden.

Een groot gedeelte van de bevolking beleeft zichzelf, op cultureel en op politiek vlak, als een immigrant in zijn eigen land, in een land dat hem zelfs geen definitie van zijn eigen nationaal lidmaatschap kan geven. We hebben allemaal ons lidmaatschap opgezegd, we zijn allemaal ‘uitgetredenen’, zoals Robert Castel het uitdrukte. Maar van het uittreden tot de uitdaging is het maar een kleine stap. Al deze uitgeslotenen, deze uitgetredenen, of ze nu in de banlieues wonen, Afrikaan zijn of Frans ‘van afkomst’, zij maken van hun uittreden een uitdaging, en gaan op een bepaald moment over tot de daad. Dat is hun enige – offensieve – manier om niet langer meer vernederd te worden, om niet meer aan zijn lot overgelaten te worden, en ook om niet meer voor zich te laten zorgen. Want ik ben er niet zeker van – en dat is een ander aspect van het probleem, dat verhuld wordt door de duidelijk ‘Franse’ politieke sociologie van de integratie, van de werkgelegenheid, van de veiligheid -, ik ben er niet zeker van dat zij, zoals wij dat zouden willen, zo veel zin hebben om opnieuw geïntegreerd te worden of dat men zich om hen bekommert. Ongetwijfeld bekijken zij in feite onze levenswijze met dezelfde neerbuigendheid of met dezelfde onverschilligheid als waarmee wij hun miserie bekijken. Misschien verkiezen ze het zelfs auto’s in brand te steken in plaats van ermee te rijden – ieder zijn eigen plezier. Ik ben er niet zeker van of hun reactie op een veel te berekende bezorgdheid niet op een instinctieve manier verwant is aan hun reactie op de uitsluiting en de repressie.

De westerse cultuur houdt zichzelf enkel maar in stand doordat de rest van de wereld naar haar verlangt. Bij het minste teken van afkeur, bij de minste verflauwing van het verlangen, verliest ze niet enkel elke superioriteit, maar verliest ze in haar ogen ook elke verleidingskracht. En het is net al datgene wat ze ‘goed’ kan aanbieden – auto’s, scholen, winkelcentra – dat in brand gestoken en vernield wordt. De kleuterschooltjes! Juist alles waarmee men hen wil integreren, waarmee men hen wil bemoederen!… ‘Neuk je moeder,’ zo luidt hun slogan. En hoe meer men hen tracht te bemoederen, des te meer ze hun moeder zullen neuken. We zouden er goed aan doen onze psychologie van de mens te herzien.

Niets zal onze politici en onze verlichte intellectuelen ervan afhouden om deze gebeurtenissen op te vatten als een toevallig ongeval op de weg van een democratische verzoening van alle culturen. Alles lijkt er evenwel op te wijzen dat het hier gaat om opeenvolgende fasen van een revolte wier einde nog niet in zicht is. Ik had liever met een vrolijker conclusie willen eindigen – maar welke?

Uit: Libération, 18 november 2005. Vertaling: J.L.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Jean Baudrillard.)