Ga naar de inhoud

Nederlandse boeren tegen ontwikkelingen WTO

Enkele vertegenwoordigers van Nederlandse boerenorganisaties publiceerden een stuk waarin ze van de Nederlandse delegatie bij de komende WTO-top eisen, dat de belangen van de kleinschalige landbouw in Nederland verdedigd wordt. Onder het stuk een eerste reactie van Pieter Smit.

7 min leestijd
Placeholder image

Boer moet blijven op platteland
(Volkskrant 29/07/03)

Nederlandse boeren gooien massaal de handdoek in de ring. Zonde zeggen critici uit landbouw en politiek, ook in Nederland moet voedselproductie blijven.

Als een slag in het gezicht, zo ervaren boeren de nuchtere vaststelling van de Wageningse wetenschappers Pieter Vereijken en Herman Agricola dat ‘Over een jaar of tien de boeren uit Nederland zijn verdwenen’ (Forum 9 juli). De oorzaak, stellen zij vast, ligt in de toenemende concurrentie door de liberalisering van de wereldhandel en in de uitbreiding van Europa met miljoenen hectaren goedkope grond en miljoenen goedkope arbeidskrachten. De wetenschappers vinden dit wel een goede zaak.

Niets is minder waar. De boerenbelangen zijn immers door het landbouwbeleid van de laatste decennia verkwanseld. Nu het platteland leegloopt, komt men met goedkope oplossingen. De stem van de boeren en boerinnen wordt niet serieus genomen.

Vereijken en Agricola gaan uit van ontwikkelingen op het platteland, en concluderen dat het snel afgelopen zal zijn met de boeren in ons land. Geen schrikbeeld, het zou zelfs goed zijn dat het agrarische bedrijf uit het landschap verdwijnt. Vereijken: “Voedsel kunnen we overal halen, ruimte niet.” (VNG-magazine, 4 juli) Het zou gelijk veel natuur- en milieuproblemen oplossen. De landbouw zou haar langste tijd hebben gehad. Vereijken: “Het is een inefficiënte productiewijze. Eén procent van alle benodigde energie wordt omgezet in voedsel.”

Maar Vereijken heeft het dan vooral over de intensieve veehouderij. Hij weet als geen ander dat onze voedselproductie, waaronder de grondgebonden veehouderij en akkerbouw, tot de meest efficiënte en ook intensieve van de wereld behoort, gevolg van kennis en ontwikkeling. Decennialang is het landbouwbeleid gericht op intensivering en industrialisering, niet omdat de boeren dat wilden, maar omdat dit een efficiënte voedselproductie garandeerde.

Maar juist de (te) intensieve landbouw en intensieve veehouderij (bio-industrie) zorgden niet alleen voor problemen, maar ook voor een zo hoge productie dat de opbrengstprijzen voor de boer vaak tot op of zelfs onder de kostprijs zakten. Met name de grondgebonden veehouderij en niet of minder intensieve boerenbedrijven, veelal gezinsbedrijven, zijn daarvan massaal de dupe. Juist zij zijn de meest duurzame en meest ecologische boerenbedrijven.

Op grond van de conclusie dat veel boeren stoppen, wordt er voor gepleit dat gemeenten hun nog agrarische buitengebieden niet langer via bestemmingsplannen beschermen. De overheden zouden zich naar hun mening vooral moeten richten op alles wat ruimte nodig heeft. Boeren zouden zich op en andere manier economisch moeten ontwikkelen, bijvoorbeeld door het vestigen van een aannemersbedrijf in hun schuren in plaats van dit onmogelijk te maken door regelgeving. Hier maken onze Wageningse wetenschappers er een potje van. Boer zijn is een, zeker in Nederland, hoog ontwikkeld vak. Aannemer zijn is echt een ander vak.

Op deze wijze zou het buitengebied economisch gestimuleerd moeten worden om het platteland leefbaar te houden. Daarvoor zouden de boeren hun vak moeten opgeven. Wat zal het platteland zonder boeren meer zijn dan een verzameling stadsparken, landgoederen/villawijken en bedrijventerreinen doorkruist met wegen. De stedeling kan nu nog genieten van de groene ruimte, die boer en burger samen delen. En dit is niet het willen bevriezen van een leuke plattelandsidylle (Vereijken), maar omdat mensen niet alleen kunnen leven van economische activiteiten. Landbouw is de meest basale menselijke activiteit en bovendien is de boer schepper van open ruimte en landschappelijke kwaliteiten (natuur- en waterbeheer), ook goed voor de stadsmens. Een pracht van een combinatie, waard om te behouden.

Maar daar hangt een prijskaartje aan. De boer moet er een kostendekkende prijs voor ontvangen. Het meeste voedsel dat we eten wordt immers ook in Nederland geteeld. De wetenschappers vergeten deze voedsel-soevereiniteit, waar we zuinig op zouden moeten zijn. Het mondiaal rondzeulen van voedingsproducten louter uit economische winst overwegingen, van graan, zaden en (levende) dieren, wat overigens al in een vergevorderd stadium verkeert, betekent ook dat voedselzekerheid en -veiligheid (denk aan verspreiding van besmettelijke dierziekten) in het geding zijn.

Het zijn de gezinsbedrijven en de kritische landbouworganisaties die het opnemen voor het boerenbedrijf ‘op menselijke maat’. Het was onder andere de import van goedkope granen en graanvervangers (voor de varkensindustrie), door Amerika afgedwongen, die de bio-industrie heeft aangejaagd. Het gaat fout omdat boeren mondiaal tegen elkaar worden uitgespeeld, waarbij het recht van de sterkste geldt. Boeren stoppen in Nederland inderdaad massaal, over negen jaar gemiddeld 3402 per jaar. Dat proces moet stoppen! Dit kan men geen autonome ontwikkeling meer noemen.

Uit armoede-onderzoek onder agrarische gezinnen 1990-2000 van dezelfde Wageningen Universiteit blijkt dat op veel boerenbedrijven, met name de middelgrote, sprake is van structureel te lage inkomens. Jonge boeren en boerinnen willen wel verder, maar zijn gedemotiveerd door de prijsontwikkeling en de economisch-sociale gevolgen van het gevoerde landbouwbeleid. Een evenwichtig landbouw- en plattelandsbeleid vóór boeren, dient met Prinsjesdag hoog op de agenda te staan!

De problemen spelen in Nederland en over de hele wereld. Daarom moet voedselproductie juist meer geregionaliseerd worden en bij overproductie moeten productiebeheersende maatregelen genomen worden, in plaats van overschotten op de wereldmarkt dumpen. Daarvan zijn ook de boeren in de armere landen de dupe. De Europese hervormingen leiden tot nog lagere inkomens. het is daarom noodzakelijk dat Nederland in de volgende WTO-gespreksronde in Mexico pleit voor:

– Het buiten de internationale vrijhandelsakkoorden houden van de landbouw, zodat ieder land zijn eigen voedselsoevereiniteit behoudt;
– Verdere productiebeheersing en -sturing, waardoor een einde komt aan overproductie, export en dumping, in ruil voor meer bescherming tegen invoer van goedkoop veevoer et cetera.
– Verbetering van de opbrengst-prijzen voor primaire boerenproducten, zodat boeren een fatsoenlijk inkomen verdienen en de boeren mondiaal vertrouwen in de toekomst krijgen;
– Bevorderen van lokale en regionale productie en voedselverdeling, waardoor honger bestreden wordt en de wereld minder kwetsbaar is voor besmettelijke ziekten en vervuild veevoer en ongewenste voedselproducten;
– Internationale regels om in kleiner verband handelsafspraken te kunnen maken tussen landen onderling, voor wederzijds voordeel.

Boeren hebben hun bestaansrecht, ook hier in Nederland!

Riky Schut (Steunpunt Landelijke Boerinnen Belangen), Jaap Spaan en Marianne Blom (Kritisch Landbouw Beraad), Remi Poppe (ex-SP-woordvoerder Landbouw Tweede Kamer), Diny Bisseling (Werkgroep Landbouw & Armoede), allen bestuursleden van Platform Aarde Boer Consument.

reactie
In de Volkskrant van 30 juli stond de volgende reactie als ingezonden brief:

Boer

In hun overigens sympathieke pleidooi ‘Boer moet blijven op platteland’ (Forum, 26 juli) slaan Riky Schut en vier anderen de plank totaal mis met hun idee dat je de honger uit de wereld kan helpen door boeren uitsluitend voor de lokale en regionale markt te laten produceren. Het armste miljard mensen op deze aarde is in overgrote meerderheid boer, en zij zijn vooral zo arm omdat ze te weinig klanten hebben. Dat komt omdat ze in overgrote meerderheid wonen in landen en regio’s (Afrika, Zuid-Azië) waar nog steeds de helft of eenderde van de mensen leeft van de landbouw. Dat betekent dat je op de lokale of regionale markt per boerenfamilie hooguit een of twee (meestal ook zeer arme) klanten hebt. Dat is veel te weinig om schoolgeld, gezondheid en een buffertje voor slechte jaren mee te bekostigen. Dát is de structurele oorzaak van honger. In West-Europa is de verstedelijking zo hoog dat elke boer hier dertig tot soms zeventig families tot zijn cliëntele kan rekenen, terwijl die klanten in ook nog ruwweg honderd maal zo rijk zijn. Als dus Nederlandse boeren al nauwelijks zonder exportmarkten kunnen, dan kunnen hun collega’s in Afrika dat helemaal niet. Daar gaat het vaak over de keuze tussen boer blijven, desnoods via die rottige exportmarkt, of letterlijk dood door armoede.
(Amsterdam Pieter Smit)

Brochure

Bij XminY Solidariteitsfonds is zojuist een brochure verschenen onder de titel “Landbouw en Globalisering in Nederland”. Het boekje van 55 pagina’s bevat verschillende artikelen over de precaire situatie van de landbouw in Nederland, en is mede met oog op de naderende WTO-conferentie in Cancún uitgebracht. De brochure kost 3,- euro (plus 1,- euro porto) en is te bestellen bij XminY, De Wittenstraat 43-45, 1052 AL Amsterdam, tel. 020-6279661. Als je het bedrag (4,- euro) overmaakt op gironr. 609060 (ovv. Brochure landbouw) krijg je deze opgestuurd. Bestel je 10 exemplaren of meer dan betaal je slechts 2,- euro per stuk (plus porto).

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door unknown.)