Ga naar de inhoud

Met TTIP wordt een effectief klimaatakkoord onmogelijk

Tijdens de VN-klimaattop komende december in Parijs moet er een nieuw klimaatakkoord worden afgesloten als opvolger van het Kyoto-protocol. Er dreigt echter een nieuwe mislukking, onder andere omdat klimaatactivisten en politici met milieu in hun portefeuille, te weinig oog hebben voor vrijhandelsverdragen die een effectieve klimaatdeal al twee decennia vrijwel onmogelijk maken.

7 min leestijd

(Een kortere versie van dit stuk komt in de nieuwe TTIP-krant die in september uitkomt)

(Hetzelfde stuk als pdf-file)

De situatie is nog urgenter geworden door het TTIP-verdrag waarover nu onderhandeld wordt. Als dit verdrag er zou komen ontstaat er een internationale ‘grondwet’ voor multinationals. Namens hen streven de EU en de VS ernaar dat het huidige westerse geïndustrialiseerde en geglobaliseerde ontwikkelingsmodel dan de ‘wereldstandaard’ wordt.

Het westerse landbouw- en voedselsysteem (van boer tot bord) verbruikt tien maal meer fossiele energie dan er aan voedselcalorieën worden geproduceerd. Dit is alleen al onhoudbaar vanwege de snel oprakende olievoorraden. Een van de redenen voor een aantal grote Europese industriële bedrijven om voor TTIP te pleiten is dat ze dan ook toegang krijgen tot goedkoop Amerikaans schaliegas, om zo de mondiale concurrentiestrijd met andere bedrijven beter aan te kunnen. Ook dit industriële model zal dus tot een enorme toename van het verbruik van fossiele brandstoffen leiden. Op deze manier zitten we de komende decennia dus vast aan een fossiele-brandstoffen-rijke wereldeconomie, die onherroepelijk tot onontkoombare klimaatverandering leidt.

Relatie tussen vrijhandel en het klimaat

Er wordt dus onderhandeld over meer vrijhandel alsof er geen klimaatverandering bestaat. Het huidige klimaatbeleid is al verre van effectief. Er wordt vooral gewerkt met marktgerichte oplossingen als het Europese Emissie Handelssysteem (ETS) en het Clean Development Mechanism. In plaats van de Europese overconsumptie van fossiele brandstoffen aan te pakken, krijgt het bedrijfsleven hiermee nieuwe verdienmodellen en worden problemen zoveel mogelijk afgeschoven op ontwikkelingslanden.

Waarom maken vrijhandelsverdragen effectief klimaatbeleid onmogelijk? Dat heeft alles te maken met de politieke keuze voor internationale concurrentie. Dit uitgangspunt is vastgelegd binnen de vrijhandelsverdragen zoals die zijn afgesloten binnen de Wereldhandelsorganisatie WTO. In tegenstelling tot de Verenigde Naties met haar milieu- en mensenrechtenverdragen, kan de WTO deze vrijhandelsverdragen wel afdwingen met financiële sancties. Als een land bijvoorbeeld ‘protectionistische’ maatregelen neemt, ter bescherming van lokale bedrijven, familiebedrijven in de landbouw, werkgelegenheid, de volksgezondheid, arbeidsnormen, cultuur, of natuur en milieu. Van genoemde maatschappelijke belangen accepteren de WTO en alle andere vrijhandelsverdragen (zoals TTIP) echter alleen voedselveiligheid als criterium om importen tegen te mogen houden. Dus of een product ‘onduurzaam’ of ‘asociaal’ tot stand is gekomen mag geen reden zijn de handel te belemmeren. Importheffingen bieden landen nu nog wel enige bescherming, maar die dienen binnen deze vrijhandelsverdragen zoveel mogelijk te worden afgebouwd.

Ecotaksen

Stel dat de EU in deze situatie wel effectief klimaatbeleid (en werkgelegenheidsbeleid) zou willen voeren door bijvoorbeeld eenzijdig hoge ecotaksen op fossiele brandstoffen of CO2-uitstoot in te stellen (en belasting op arbeid te verlagen). Dan zal men onmiddellijk te maken krijgen met tegenlobby vanuit het bedrijfsleven. Want dan zouden Europese bedrijven – bij gebrek aan importbescherming – te maken krijgen met oneerlijke concurrentie van producten uit bijvoorbeeld de VS, China en Brazilië die niet te maken hebben met deze ecotaksen.

Vrijhandelsbeleid maakt het verder onmogelijk om deze heffingen te verhogen om zo te komen tot een zoveel mogelijk zelfvoorzienende Europese Unie; een waarachtige ‘circulaire economie’.

In plaats van het drastisch verminderen van verbruik van fossiele energie binnen het transport en de opwekking van elektriciteit, kiest de EU liever voor het bijmengen van biobrandstoffen en biomassa. Deze zijn voor een groot deel afkomstig van plantages in ontwikkelingslanden door te lage importheffingen. De lokale bevolking verliest daardoor haar land en water, en krijgt ook nog de meeste schade door (toekomstige) klimaatverandering voor haar rekening.

Specifieke problemen door TTIP

TTIP zal bovengenoemde problemen verergeren. Binnen TTIP zullen de nog bestaande importheffingen tussen de EU en de VS zoveel mogelijk worden afgeschaft en zullen milieustandaarden worden geharmoniseerd. Denk bijvoorbeeld aan duurzaamheidseisen aan (bio)brandstoffen, uitstootnormen voor auto’s, toelatingseisen aan pesticiden en normen voor het elektriciteitsverbruik van apparaten.

Volgens EU-commissaris voor Handel Cecilia Malmström hoeven we echter niet bang te zijn dat deze standaarden verlaagd worden. Dat gebeurt misschien niet direct binnen TTIP, maar daarbuiten wordt milieubeleid nu al afgezwakt. Zo is de Europese Fuel Qualitity Directive al zo aangepast dat olie afkomstig uit Canadese teerzanden niet meer tegengehouden kan worden. Maar deze winning gaat gepaard met een zeer hoge uitstoot van broeikasgassen.

Ook zullen door Mutual Recognition of standards Europese producenten te maken krijgen met oneerlijke concurrentie van goedkopere Amerikaanse producten die met lagere milieustandaarden zijn geproduceerd. Dan zal uiteindelijk toch een race to the bottom plaats vinden, omdat Europese producenten ook zullen lobbyen voor lagere standaarden.

Daarnaast zijn de huidige Europese milieustandaarden binnen landbouw, industrie, energieopwekking en transport volstrekt onvoldoende om de overconsumptie van fossiele brandstoffen en de Europese bijdrage aan klimaatverandering aan te pakken. Door TTIP zal het echter vrijwel onmogelijk worden deze verder te verhogen. Enerzijds, zullen politici dat niet meer durven uit angst voor miljardenclaims als het ISDS- hoofdstuk van kracht wordt; dit is de zogenaamde regulatory chill. Anderzijds zullen wetsvoorstellen om standaarden te verhogen eerst worden beoordeeld op mogelijke ‘handelsverstoring’ via de op te richten Regulatory Cooperation Body. Dit is een ondemocratische commissie waarop lobbyisten van het bedrijfsleven vrij spel hebben. Verder zal TTIP zal een living agreement worden. De standaarden zullen waarschijnlijk op de lange termijn worden verlaagd, maar dan buiten het oog van de huidige kritische publieke opinie en buiten de politiek. Op deze tegenargumenten hebben de voorstanders van TTIP nog geen antwoord.

Alternatief

Een mogelijk alternatief is de ‘circulaire economie’ waarvoor alom gepleit wordt door de Nederlandse en Europese overheden en – bedrijven. Om het niet bij mooie woorden te laten zal daarvoor – naast het Europese klimaat-, landbouw- en energiebeleid – vooral het handelsbeleid drastisch moeten worden aangepast. Dit betreft vooral het mogen instellen van importheffingen om te komen tot een zo zelfvoorzienend mogelijk Europa, met zo min mogelijk gebruik van fossiele brandstoffen. Dit ligt in lijn met de voorstellen uit het Alternative Trade Mandate (*1)

Alleen met deze heffingen kan oneerlijke concurrentie van Europese producenten worden voorkomen, als zij te maken krijgen met veel hogere ecotaksen en strengere milieuwetgeving. Een meer zelfvoorzienende EU zou de uitstoot van broeikasgassen sterk beperken door verminderd transport en door minder verbruik van energie in de winning en productie van grondstoffen, de verwerking en de opslag (zoals de koeling van voedsel).

Voldoende hoge importheffingen zouden het mogelijk kunnen maken dat mineralen en metalen effectief worden gerecycled binnen de EU. Nu is het echter nog goedkoper om deze grondstoffen te importeren uit de mijnen in ontwikkelingslanden.

Binnen de landbouw zouden importheffingen op soja en palmolie er toe kunnen leiden dat Europa zelfvoorzienend wordt in eiwit- en oliegewassen. Gecombineerd met een verbod op de import van biobrandstoffen zou dit leiden tot het drastisch terugbrengen van de kap van regenwouden en andere natuurgebieden. Deze natuurvernietiging leidt tot 15 – 18% uitstoot van alle broeikasgassen, dit is ook de reden dat Indonesië en Brazilië tot de mondiale top 5 van broeikasgas-uitstoters behoren.

Volgens Via Campesina en GRAIN (*2) kunnen binnen een drastisch andere voedselvoorziening al 50 tot 75 % van alle mondiale broeikasgassen worden voorkomen of vastgelegd. Dit kan bereikt worden door de voedselvoorziening zoveel mogelijk te lokaliseren en regionaliseren (binnen continenten), niet langer natuur te vernietigen voor monoculturen, het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen sterk te verlagen, en door de organische stof in de bodem te verhogen (en daarmee broeikasgassen vast te leggen).

Het zou goed zijn als deze alternatieven ook op tafel zouden liggen bij de klimaatonderhandelaars, maar nog belangrijker is dat de TTIP-onderhandelaars prioriteit aan klimaatdoelstellingen geven boven de winsten van multinationals.

————————–

Guus Geurts, auteur ‘Wereldvoedsel – Pleidooi voor een rechtvaardige en ecologische voedselvoorziening’

(*1) Zie: alternative trade mandate bij SOMO

(*2): Zie Small scale sustainable farmers are cooling down the Earth