Met het oog op ideologische uitzaaiingen
Best hardleers. Ben ik toch weer verbaasd over de reacties op de stakingen in België en Frankrijk. Uitgesproken Links biedt de te verwachten achtergronden en solidariteit. Veel meer is helaas onbereikbaar. Parlementair Links is stilletjes, voorzichtig of afkeurend. Maar dan de radio en televisie. Betrokkenheid is zelden te merken, vooringenomenheid vaak, evenals de zorgen over de miljoenen schade voor ‘het bedrijfsleven’ (logisch stakingsmiddel) en de ontregelde bevolking (incidenteel woedend). Na dit scenario van kommer en kwel, volgt een journalistieke verzuchting: ‘bij ons wordt gelukkig normaal overlegd’. Inderdaad, solidariteitsacties blijven uit.
(Oorspronkelijk verschenen op konfrontatie.nl)
De vraag is of we van deze vaststellingen wijzer worden en we er niet beter aan doen elkaar en anderen te wijzen op de concretisering van de hoop. Het groeiend verzet tegen TTIP, de acties tegen stressvolle en ziekmakende arbeid, de uitbreidende boycot van Israëlische producten, de lokale steun aan vluchtelingen. Zonder enige twijfel verdienen en vereisen alle gewenste activiteiten en inzichten onze aandacht, persoonlijke bemoeienis en meer dan dat. Maar elke opsomming van progressieve snit, laat een andere vraag overeind staan. Waarom verliest Links, de radicale èn de omzichtige sectie, aan invloed, aanhang en organisatiekracht?
Luchtig en genoegzaam
Dat we met een serie crises te maken hebben – economie, politiek, migratie, klimaat, om de meest eruit springende te noemen – staat buiten kijf. Ze zijn mondiaal, slepend en een ontknoping zit er niet in. Juist degenen die het meest geprofiteerd hebben, worden niet of nauwelijks geraakt. Verontrustend is dat hun macht zich stabiliseert, zo niet versterkt. Bezitters, rijken en beleidsbepalers in de sfeer van bedrijf en overheid verkeren in de geriefelijke positie dat hun denk- en gevoelswereld en hun verlangens – hun ideologie – samenvallen met hun materiële werkelijkheid van bevoorrechting. Ze zijn – en worden zo gezien – zowel een succesvol ondernemer/CEO/toezichthouder als een geslaagde consument/een ware ‘koning klant’. Al of niet publiek bekend functioneren ze als een ideologisch rolmodel, inclusief de groeiende groep ‘vrouwen aan de top’. Voor zover nodig huren deze oude en nieuwe machthebbers (tijdelijk) een televisiester in, een nette beroepsvoetballer of stoere deelnemer aan een wilde en exotische overlevingstocht.
Bescheidenheid is geen troef, het bestaan is een rode loper, de Quotelijst een onderscheidingsteken. Hun economische prestaties tonen ze in hun voorkomen, kleding en welslagen, ze weten wat consumeren is. Ze zijn een maatschappelijke maatstaf, een ideologische meetlat, een voorbeeld van luchtigheid en genoegzaamheid. Hun poppetje is minister-president. ‘Mij gaat het goed’, ‘ik ben vóór en niet tegen’, ‘van tegenstellingen word je niet vrolijk’, ‘de wereld is een met goede wil te beklimmen Alpe d’Huez’, ‘het leven is te regelen, ieder zorgt daar zelf wel voor’.
Holle zelfredzaamheid
Deze ideologie staat haaks op de alledaagse werkelijkheid van het precariaat, de honderdduizenden werklozen, moderne dwangarbeid(st)ers, minimum(loon)lijders, daklozen en armoezaaiers. Het boosaardige is dat ze worden bekeken, gemeten en benaderd volgens die voor hen principieel onwerkelijke ideologie. Ze moeten zich levensdoelen inbeelden als zelfredzaamheid, verantwoordelijkheid en participatie. Vecht je in, los je (problemen) op, maar dan wel volgens de regels. Maatschappelijke onverschilligheid ligt voortdurend op de loer. Niet bepaald een inspiratiebron voor collectieve organisatie, ook niet met lotgenoten. Bijstandsbonden zijn bewonderenswaardig, nuttig en actief, maar systematisch verzet redden ze niet. En dan degenen die de grote, heterogene meerderheid vormen. Veelal in functies en posities die een vereenzelviging verwachten, zo niet eisen, met het gedachtegoed en sociaal gedrag van de economische jetset. Als een vanzelfsprekendheid, dat is de norm, meedoen of niet. De fysieke en psychische prijs is hoog, maar het ogenschijnlijk vrije consumentenleven verzoet de dwang te moeten scoren. Veel keuzes tussen vallen en opstaan zijn er overigens niet.
Een recent artikel in de Volkskrant, 8 juni 2016, tekent een levensmotto: “moe van al het gepolariseer”. Dat is kennelijk het beeld dat een politieke partij of vakbond oproept. Uit te leggen als: laat ons onze gang gaan, we volgen het spoor van de economische macht, dat is al onveilig genoeg. Beter een festival dan een congres, een terras is aangenamer dan een vergadering, een barbecue geeft meer contacten dan een buurtcomité.
Ontmaskering
Ook al zal de dagelijkse praktijk zijn nuances kennen, de ondernemende student wordt gepromoot, startups worden niet alleen met subsidies gekoesterd, de VVD beschouwt de zzp’er als een geslaagd economisch model, supercommissarissen van bijvoorbeeld Unilever en Ahold zijn gesoigneerde helden. Ook al ben je het (nog) niet, denken en doen als een ondernemer neemt de vorm aan van een ‘natuurlijke’, maatschappelijke status. Is die (nog) niet bereikt, leef er dan wel naar. Zo zaait Groot Rechts zijn succes als economische en politieke macht uit. Met daaraan verbonden een ‘mentale kolonisatie’ , waarmee Links per definitie strijdig is of in de marges van de samenleving recht heeft op een vrije meningsuiting. Erkend als institutie, gevangen in codes en rituelen, nauwelijks meer in staat om te bewegen en te mobiliseren. En bovenal onderschat Links de epidemische kracht van de ideologie der voldane economie.
Overtrokken, somber, eenzijdig? Dat zal heus wel. Maar Links heeft onvoldoende aan programma’s, eisen en lokkende perspectieven; het historisch gelijk is niet af te dwingen. Dat deze slotzinnen niet volstaan, staat me helder voor de geest. Voor wat ons vandaag te doen staat, geldt dat minder. Wel duikt voortdurend het klassieke begrip ‘ideologiekritiek’ op, veelal uitgewerkt als de ontmaskering van de tegenspraak tussen beweringen en hun praktische weerslag. Onbevredigend? Beslist. Misschien een begin om te stoppen de eigen geschiedenis te reproduceren.