Ga naar de inhoud

Medicijnen zijn goedkoop

Uit protest tegen de onaanvaardbare hoge prijs van een medicijn tegen taaislijmziekte heeft een Haagse apotheker aangekondigd het medicijn met de merknaam ”Orkambi” na te maken tegen een fractie van de prijs die de Amerikaanse fabrikant Vertex van het medicijn rekent (à 170.000 euro per patiënt per jaar). Opmerkelijk genoeg staat de apothekersorganisatie KNMP achter de plannen van deze Haagse apotheker.

9 min leestijd

(Door Servaas Storm, oorspronkelijk verschenen bij solidariteit.nl, foto IISG, CC/flickr (apotheker in Amsterdam, 1952)

En ook de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving (RVS), een belangrijk adviesorgaan voor de regering, vindt dat de medicijnprijzen omlaag moeten en dat apothekers de mogelijkheid moeten krijgen om dure geneesmiddelen goedkoop na te maken. Maar de apothekers die dat doen, lopen een groot risico: ze schenden namelijk het patentrecht van farmaceuten die meteen naar de rechter zullen stappen. Dat roept in de media de ogenschijnlijk principiële vraag op wat zwaarder weegt: het patentrecht van een farmaceut of het recht op betaalbare zorg voor patiënten? Maar dit is niet de vraag waar het om zou moeten gaan. De werkelijke vraag is hoe de farmaceuten het aan hun geschonken patentrecht gebruiken – of misbruiken.

 

Patentrecht

Om die laatste vraag te kunnen beantwoorden, is het allereerst goed om te weten dat de productiekosten van medicijnen laag zijn. Medicijnen zijn goedkoop. Een voorbeeld, genoemd door de Amerikaanse econoom Dean Baker (2017), is het nieuwe Hepatitis C medicijn ”Sovaldi” dat door Gilead Sciences is ontwikkeld en dat in de Verenigde Staten een prijs heeft van 84.000 dollar voor een behandeling van drie maanden.

Datzelfde medicijn kan in generieke vorm in India worden gemaakt voor een prijs van slechts 200 dollar voor een behandeling van drie maanden – dat wil zeggen: voor minder dan 0,3 procent van de Amerikaanse prijs. Gilead Sciences kan die hoge prijs vragen, omdat het via een patent het wettelijke alleenrecht heeft op de productie en verkoop van ”Solvadi” in de Verenigde Staten. Eenieder die probeert dit medicijn in India te laten maken en dan goedkoop in Amerika te verkopen, handelt in strijd met de wet en moet vrezen voor een gevangenisstraf. Door het patent heeft Gilead Sciences de intellectuele eigendomsrechten op ”Solvadi” en een door de samenleving verleend (tijdelijk) monopolie op de productie en verkoop ervan.

 

Monopolie

Waarom geven wij als samenleving farmaceuten zoals Vertex en Gilead Sciences een patent en een bijbehorend monopolie? Wij doen dit, in theorie, om farmaceutische innovaties te bevorderen. De ontwikkeling van nieuwe medicijnen is namelijk wel erg duur in tegenstelling tot de uiteindelijke productie ervan, en ook risicovol. Tegelijkertijd is het voor concurrerende farmaceuten gemakkelijk én goedkoop om eenmaal ontwikkelde medicijnen gewoonweg te kopiëren – dit laat het voorbeeld van de Haagse apotheker duidelijk zien.

In deze omstandigheden zou een farmaceutisch bedrijf zonder patent-bescherming onvoldoende mogelijkheid hebben om zijn ontwikkelkosten terug te verdienen en dus afzien van de innovatie. Omdat dit niet in het maatschappelijk belang is, hebben we een patentstelsel opgezet, waarin een farmaceut een tijdelijk monopolie wordt gegeven voor een nieuw (goedgekeurd) medicijn gedurende een periode van 15-18 jaar, waarin die onderneming de ontwikkelkosten kan terugverdienen en een ‘redelijke’ winst op dat medicijn kan maken.
Zo gezien lijkt het redelijk dat bedrijven zoals Vertex en Gilead Sciences van hun monopolierecht gebruikmaken. Dat dit dan leidt tot exorbitant hoge medicijnprijzen, moeten we op de koop toenemen. Die hoge prijzen zullen wel nodig zijn in verband met de hoge ontwikkelkosten. Althans, dat is wat we denken.

 

Verspilling

Langzamerhand wordt echter duidelijk dat de praktijk weerbarstiger is dan de theorie. Het eerste probleem is dat patent-bescherming leidt tot een onbedoelde verspilling van middelen. Neem het genoemde medicijn ”Solvadi” dat voor de eigenaar van het intellectuele eigendom ervan, producent Gilead Sciences, zeer winstgevend is (Lazonick et al. 2017). Andere farmaceuten zoals Merck reageren hierop en beginnen een eigen, alternatief, medicijn tegen Hepatitis C te ontwikkelen. Enorme hoeveelheden kapitaal en mensuren worden besteed aan de ontwikkeling van middelen die hetzelfde doen als ”Solvadi”.

Maatschappelijk gezien is dit inefficiënt, omdat die middelen ook voor andere doeleinden hadden kunnen worden ingezet (Baker 2017). Deze verspilling zou niet gebeuren, wanneer we de generieke variant van dit medicijn tegen 200 dollar zouden importeren uit India; er zou dan immers nauwelijks nog winst te behalen zijn.

Een tweede bron van verspilling is dat patenten de verspreiding van wetenschappelijke kennis remmen en daardoor het ontwikkelingsproces van nieuwe medicijnen juist vertragen; dezelfde dingen moeten immers op meerdere plekken opnieuw worden uitgevonden. En een derde bron van verspilling is dat patenten leiden tot ‘perverse’ prikkels. Farmaceuten zullen zich richten op de ontwikkeling van medicijnen die veel winstgevendheid beloven en gemakkelijk te patenteren zijn – ook al is een dergelijk medicijn niet de meest effectieve remedie. Dit leidt tot overmatige ‘medicalisering’. Farmaceuten besteden bijvoorbeeld veel middelen aan de ontwikkeling van medicijnen tegen overmatig cholesterol, maagzuur en overgewicht, terwijl die klachten vaak beter te behandelen zijn door aanpassingen van het dieet, door meer lichaamsbeweging, door minder milieuvervuiling of (last-but-not-least) door betere sociaal-economische omstandigheden.

 

Misbruik

Patenten leiden niet alleen tot verspilling, maar ook tot regelrecht misbruik. Farmaceuten vragen vaak patenten aan op (onbelangrijke) onderdelen van hun medicijnontwikkeling met als enige doel hun concurrenten dwars te zitten. Dit levert juristen weliswaar werkgelegenheid en een goed belegde boterham op, maar is vanuit maatschappelijk oogpunt ongewenst en ook in strijd met de intentie van het patentrecht.
Een tweede misbruik van het patentrecht treedt op wanneer farmaceuten alleen maar de gunstige resultaten van de ‘medicijn trials’ publiek maken en hun onwelgevallige resultaten verzwijgen. Dit geeft artsen en patiënten een te gunstig beeld van een medicijn met mogelijk schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid. Zo werd farmaceut Merck verantwoordelijk gesteld voor meer dan 140.000 hartaanvallen, waarvan 55.000 fataal, vanwege het achterhouden van informatie over het risico op bloedstolsels bij Vioxx, een pijnstiller die bij gewrichtspijn werd voorgeschreven (Gøtzsche 2013); Merck heeft inmiddels al 8,5 miljard dollar aan schadevergoeding moeten betalen.

Een derde misstand komt voort uit het feit dat farmaceuten zullen proberen zoveel mogelijk winst uit hun tijdelijke monopoliepositie te halen. Dit leidt er toe dat zij de verkoop van nog geoctrooieerde medicijnen proberen te verhogen door het stimuleren van het ‘off-label’ gebruik ervan (medicijnen worden dan niet conform de geregistreerde indicatie toegepast). De Deense statisticus en epidemioloog Peter Gøtzsche (2013) schrijft over de extra sterfte door ‘off-label’ medicijngebruik in zijn boek Deadly Medicines and Organised Crime: How Big Pharma Corrupted Healthcare en concludeert dat de ”belangrijkste reden waarom we zoveel medicijnen slikken, is dat geneesmiddelen-fabrikanten geen pillen verkopen, maar leugens over pillen”. De patentbescherming en de daarbij horende geheimhouding van gegevens en testresultaten maken dit mogelijk.

 

Big Pharma

Tenslotte: farmaceuten gebruiken de overwinsten die het patentrecht hun oplevert helemaal niet voor nieuwe investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Bijna al hun winst wordt namelijk als dividend aan hun aandeelhouders uitgekeerd of gebruikt om eigen aandelen op te kopen – hierdoor wordt de beurswaarde van het bedrijf kunstmatig verhoogd, hetgeen opnieuw gunstig is voor de aandeelhouders.

Dat het hierbij gaat om miljarden dollars per jaar, blijkt uit studies voor de Verenigde Staten: gedurende de periode 2006-2015 keerden de achttien grootste Amerikaanse farmaceuten 49 procent van hun winst uit in de vorm van dividend, terwijl 50 procent werd gebruikt aan het opkopen van eigen aandelen. Hun gezamenlijke winst over die periode was 522 miljard dollar ofwel 52 miljard dollar gemiddeld per jaar (Lazonick et al. 2017). Ook worden de overwinsten gebruikt om te lobbyen voor wetgeving (vaak op terrein van intellectuele eigendom) die de positie en winsten van ‘Big Pharma beschermt. Zo probeert de sector politici en beleidsmakers ervan te overtuigen dat haar dure merkmedicijnen wel door de ziektekostenverzekeringen worden vergoed, in tegenstelling tot het gebruik van goedkope generieke medicijnen.

Ook stopt Big Pharma veel geld in het lobbyen ten gunste van internationale handelsverdragen zoals TTIP en CETA, omdat ze hierdoor de patentbescherming die haar medicijnen in eigen land genieten, kunnen exporteren naar andere landen (Baker, Jayadev en Stiglitz 2017). Van alle clausules in het CETA verdrag gaat 90 procent over intellectueel eigendom en patentbescherming. De Europese, Canadese en Amerikaanse farmaceutische industrie hebben direct mogen meeschrijven aan die clausules. En verder wordt er flink geld besteed aan eindeloze rechtszaken over vermeende schending van het patent; in de Verenigde Staten werd gedurende de jaren 1995-2014 een kwart van alle rechtszaken over patentrecht aangespannen door Big Pharma. En mocht er winst overblijven, dan wordt die naar een ‘off-shore’ belastingparadijs overgemaakt in wat eufemistisch ‘belastingontwijking heet.
Alternatief?

Het systeem van patentbescherming is ooit ingevoerd om de ontwikkeling van nieuwe producten en technologieën te bevorderen. In het geval van de farmaceutische industrie rijzen de kosten van verspilling en misbruik die voortkomen uit die patentbescherming, de pan uit (zie ook het rapport van Baker, Jayadev en Stiglitz 2017). Die kosten worden uiteindelijk betaald door patiënten, verzekeraars en belastingbetalers. De vraag is of er geen betere en goedkopere manier is om de ontwikkeling van nieuwe medicijnen te bevorderen. Het antwoord is natuurlijk: jawel!

Laten we de medische Research & Development onderbrengen in publieke onderzoeksinstellingen (bijvoorbeeld: universiteiten en academische ziekenhuizen) en de op kosten van de belastingbetaler nieuw ontwikkelde medicijnen niet octrooieren. Laten we ook de transparantie verhogen door de productgegevens en alle testresultaten openbaar te maken. De (nieuwe) generieke medicijnen kunnen dan vervolgens door met elkaar concurrerende farmaceutische bedrijven zo goedkoop mogelijk worden geproduceerd. Deze hervorming zou een stap in de goede richting zijn, maar betekent natuurlijk nog niet dat we dan een in alle opzichten ‘goede’ gezondheidszorg hebben.

Volgens Baker (2017) kan dit systeem eenvoudig worden gefinancierd. Door goedkope, generieke medicijnen te kopen, kan onze gezondheidszorg miljarden euro’s besparen en die middelen worden gebruikt ter financiering van publiek farmaceutisch onderzoek. Dat betekent niet alleen dat de premies die we direct en indirect betalen voor onze gezondheidszorg, omlaag kunnen, maar ook dat die premie-opbrengsten niet langer verdwijnen in de diepe zakken van Big Pharma, maar gebruikt gaan worden voor publiek farmaceutisch onderzoek dat werkelijk gericht is op het publieke belang. Op deze wijze kunnen we als samenleving én meer geld investeren in beter medisch onderzoek (dan Big Pharma nu doet) én de kosten van de gezondheidszorg verlagen. Betaalbare zorg is geen probleem, want medicijnen zijn goedkoop – als we de farmaceutische industrie het privilege op onverdiende winsten ontnemen tenminste. De Haagse apotheker heeft dus gelijk.

Zie voor Literatuur:

Baker, Dean (2017). “Drugs are cheap: why do we let governments make them expensive?” Link
Baker, Dean, Arjun Jayadev en Joseph E. Stiglitz (2017). Innovation, Intellectual Property, and Development: A BETTER SET OF APPROACHES FOR THE 21st CENTURY. Link (pdf)
Geest, Michiel van der (2017). “Apotheker gaat zelf medicijn tegen taaislijmziekte maken – tegen een fractie van de prijs.” De Volkskrant 21 november. Link.
Gøtzsche, Peter (2013). “Deadly Medicines and Organised Crime: How Big Pharma Corrupted Healthcare”. CRC Press.
Lazonick, William, Matt Hopkins, Ken Jacobson, Mustafa Erdem Sakinç en Öner Tulum (2017). “US Pharma’s Financialized Business Model”. INET Working Paper No. 60. Link (pdf)