Ga naar de inhoud

Het Belang van Radicale Theorie

In 2013 kwam bij de Amerikaanse uitgeverij AK Press het boek The Value of Radical Theory: An Anarchist Introduction to Marx’ s Critique of Political Economy uit. In dat boek probeert Wayne Price uit te leggen wat het denkwerk van Marx – en co – behelst. Dat levert een handig leesbaar overzicht op van de belangrijkste ontdekkingen van Marx over economie en de bijbehorende vaktermen. Het origineel is immers dermate hermetisch geschreven dat het voor velen niet te doen is. Maar daarnaast is Price anarchist, en geeft hij ook commentaar en duiding vanuit die invalshoek. De belangrijkste reden om het boek te schrijven, blijft echter volgens Wayne Price dat Marx baanbrekend theoretisch werk heeft verricht om de wetmatigheden van de kapitalistische economie te begrijpen. Daar kunnen ook anarchisten hun voordeel mee doen en die zouden zich niet moeten laten misleiden door de politieke vete die is ontstaan tussen communisten en anarchisten.

17 min leestijd

(Door Wayne Price, het boek is uitgegeven door AK Press, de integrale tekst van het boek is online hier te vinden, en ach, wordt toch donateur van globalinfo, dan kunnen we vaker tijd vrij maken voor dit soort artikelen)

In de inleiding legt Price uit waarom Marx zijn werk belangrijk is, en waarom we überhaupt (kritische) theorie nodig hebben, als we het systeem willen veranderen. Deze inleiding staat hieronder vertaald.

Inleiding

De wereld wordt geconfronteerd met grote omwentelingen – politieke, militaire, ecologische, culturele en zelfs spirituele. Dit omvat ook duidelijk een vergaande economische crisis, een die alle andere overlapt. We moeten de grondbeginselen begrijpen van de economische crisis, als we daar mee om willen gaan.

Als het gaat om theorieën over de economie, dan zijn de twee hoofd-scholen beide burgerlijk, in de zin dat ze het kapitalisme aanhangen. Zowel de conservatieve school van de onbeperkte vrije markt (in zijn monetaristische en “Oostenrijkse” variant) als de progressieve/sociaaldemocratische Keynesiaanse school bestaan om het kapitalisme te rechtvaardigen en de regering te adviseren over het besturen van de kapitalistische economie.

De enige ontwikkelde afwijkende economische theorie is die van Karl Marx geweest. Zijn theorie was een gedetailleerd en goed doordachte gids voor de werkende klasse, om die te helpen om het kapitalistische systeem te doorgronden, om daar een einde aan te kunnen maken. Andere radicalen, met name anarchisten, hebben bepaalde thema’s uitgewerkt die verbonden waren aan de economie, zoals de mogelijke vorm van een post-kapitalistische economie. Maar niemand ontwikkelde dermate grondig een overkoepelende analyse van de werking van kapitalisme als een economisch systeem, als Marx dat deed. Daarom zal ik me richten op het werk van Marx, hoewel ik zelf een anarchist ben en geen marxist (en ook geen econoom trouwens). Ik aanvaard niet het gehele wereldbeeld dat ontwikkeld werd door Karl Marx en Friedrich Engels, hoewel ik denk dat veel van hun analyse accuraat is.

Als mensen het hebben over “radicale economie” dan bedoelen ze meestal twee zaken die met elkaar te maken hebben. De ene is een analyse van de huidige bestaande kapitalistische economie. De andere is de visie van een post-kapitalistische, post-revolutionaire economie. Vanuit deze twee onderwerpen is het mogelijk om een strategie te ontwikkelen om van het ene naar het andere te komen. Als het gaat over een analyse van de kapitalistische economie, dan steken de economische theorieën van Marx uit boven andere, inclusief wat er bestaat aan anarchistisch economisch denken.

In het werk An Anarchist FAQ (*) schrijft Iain McKay dat er “onderwerpen zijn waar anarchisten traditioneel niet zo sterk staan, zoals economie” (2008, 13). Anarchisten hebben zeker bijdragen geleverd, maar er bestaat geen in die zin geen coherente “anarchistische economie”. Proudhon kwam er misschien het dichtst bij in de buurt, maar hij noch andere anarchisten hebben zijn inzichten ontwikkeld tot een volledig systeem, vergelijkbaar met Marx’ werk. Als het echter gaat over het aanbieden van een post-kapitalistische visie, een socialistisch doel, dan is anarchisme naar mijn mening superieur aan Marxisme. Waarmee niet gezegd wordt dat Marx op dat gebied geen nuttige bijdragen heeft geleverd, maar niets dat hij of Engels heeft voorgesteld is zo duidelijk of coherent als het anarchistische programma. Bij elkaar genomen, zijn de twee theorieën groter dan de som van hun delen.

Ik ga hier niet prat op originaliteit. Daar waar er verschillende interpretaties zijn van het theoretische werk van Marx, neem ik misschien het standpunt van de minderheid in, maar ik blijf me daarbij voornamelijk richten op de concepten van Marx, zoals neergelegd in de drie delen van Het Kapitaal, de Grundrisse, en enkele andere werken, en in het werk van zijn kameraad en nauwe medewerker Friedrich Engels. Ik zal niet ingaan op marxistische theorieën van post-Marx commentatoren, waarvan velen het oneens zijn met fundamentele onderdelen van Marx’ zienswijze en die bijvoorbeeld zijn arbeidswaardetheorie en zijn analyse van de tendentieel dalende winstvoet verwerpen. Velen verwerpen ook het idee dat staatskapitalisme mogelijk zou zijn. In feite zijn de meesten de facto aanhangers van staatskapitalisme, in de zin dat de meeste sociaaldemocratische/reformistische marxisten de staat inroepen om te interveniëren in de economie om het kapitalisme te versterken, terwijl de meeste revolutionaire marxisten de bestaande staat willen vervangen door een nieuwe, en de burgerlijke staat door staatseigendom, terwijl ze de relatie kapitaal-arbeid willen behouden.

Er bestaan veel inleidingen in marxistische economie, te beginnen met die van Marx zelf in Value, Price, and Profit en zijn Wage-Labor and Capital, en nog meer doorwrochte werken over het onderwerp. Maar er is zelden een anarchist geweest die er een schreef voor anarchisten en andere vrijzinnige socialisten. Ik heb het vermoeden dat zoiets op dit moment bruikbaar zou kunnen zijn.

Kunnen Anarchisten leren van Marx?

Sommige anarchisten waren al beledigd toen ik alleen maar opperde dat ze misschien wat zouden kunnen hebben aan het bestuderen van het werk van Marx. Ze wijzen er, terecht, op dat de Eerste Internationale verscheurd werd door een bittere richtingenstrijd tussen de aanhangers van Marx en die van Michael Bakoenin, de oprichter van het anarchisme als beweging. De Tweede (Socialistische) Internationale stond niet eens toe dat anarchisten lid werden. Na de Russische Revolutie liet het regime van Lenin en Trotski anarchisten arresteren en doodschieten. In de Spaanse revolutie van de jaren 1930 hebben de Stalinisten de anarchisten verraden en vermoord. Marxisme heeft als georganiseerde politieke traditie aan de ene kant geleid tot sociaaldemocratisch reformisme en steun aan Westers imperialisme. In andere gevallen is het ontwikkeld tot een vorm van massamoordend, totalitair staatskapitalisme (dat ten onrechte “Communisme” genoemd werd) voordat het in landen als China en de Sovjet Unie terug ineenstortte tot traditioneel kapitalisme.

Dat wordt ook niet ontkend – en het is ook niet nodig om dat te ontkennen. Ik ben hier geen pleidooi aan het houden voor de verdiensten van marxisme of anarchisme als sociale bewegingen of historische tradities. Noch ben ik geïnteresseerd in een kleinzielige uitruil van beschuldigingen over of Marx of Bakoenin nu de meest autoritaire persoonlijkheid had, en of Proudhon of Marx nu als eerste op een bepaald economisch idee was gekomen. Ik ben een anarchist, waarmee wel duidelijk zou moeten zijn welk sociale visie ik uiteindelijk de meest overtuigende vindt. Maar dat betekent niet dat ik niet het belang kan inzien van Marx zijn kritiek op de politieke economie. Mijn doel is om anarchistische lezers hetzelfde te laten inzien. Zelfs op een algemeen en inleidend niveau, geeft Marx’ theorie een tamelijk accuraat model van het hedendaagse kapitalisme en diens toekomst. Ik hoop dat revolutionaire anarchisten dit nuttig vinden.

Zowel marxisme als anarchisme zijn ontstaan uit de negentiende eeuwse socialistische en arbeiders bewegingen. Beide hadden hetzelfde doel om een einde te maken aan kapitalisme, aan klassen, aan de staat, aan oorlog, en alle andere onderdrukking. Beide hebben zich op de arbeidersklasse gericht als de agent voor revolutionaire verandering, in samenwerking met andere onderdrukte delen van de bevolking.

Toch hebben anarchisten Marx’ idee verworpen van de overgangsstaat (“de dictatuur van het proletariaat”) en een genationaliseerde en gecentraliseerde post-kapitalistische economie. Ze verwierpen deze algemene trend tot teleologisch (= filosofie van doeleinden) determinisme en zijn specifieke strategie om electorale partijen op te bouwen. Anarchisten daarentegen beoogden de staat te vervangen door niet-statelijke federaties van arbeidersraden en gemeenschapsvergaderingen, en leger en politie te vervangen door een democratisch-georganiseerde gewapende bevolking (een militie) zo lang dat nodig was, en kapitalisme te vervangen door federaties van zelfbestuurde werkplekken, fabrieken en communes, democratisch gepland van onderop.

Niets van dit alles heeft kunnen voorkomen dat veel anarchisten hun waardering uitspraken voor Marx zijn economische theorie (zie Schmidt & van der Walt 2009, 85). Historische hebben, zoals McKay stelt, “zowel Bakoenin als [Benjamin] Tucker de analyse van Marx aanvaard en zijn kritiek van het kapitalisme, evenals zijn arbeidswaardetheorie” (2008, 24). Carlo Cafiero bracht zijn eigen samenvatting van Kapitaal uit in 1879. (En Domela Nieuwenhuis vertaalde het eerste deel (van Das Kapital) in het Nederlands, vert.). Meer recent schreef Cindy Milstein, een invloedrijke anarchist in de VS, in Anarchism and its Aspirations, “Meer dan wie dan ook heeft Karl Marx het essentiële karakter gevat van wat een hegemoniale sociale structuur zou worden – het meest dwingend beschreven in zijn Kapitaal”(2010, 21)

Tot op zekere hoogte geloofden deze anarchisten dat het mogelijk was om Marx z’n economische theorie te scheiden van zijn politieke strategie. Sommige radicalen hebben beweerd dat er twee kanten zouden zijn aan de politieke en economische inzichten van Marx – en ik ben het daar mee eens (zie Aronson 1995; Serover-Marcuse 1986). Marx kon van tijd tot tijd visies omhelzen die libertair waren, democratisch, humanistisch, en proletarisch, terwijl hij op andere momenten meer autoritaire, statelijke en bureaucratische strategieën voorstond. Hij kon beurtelings wetenschappelijk en ruimdenkend zijn, of deterministisch en scientistisch (= die van de wetenschap alle oplossingen verwacht, vert.)

Stalinistische totalitairen zijn er in geslaagd beide kanten van Marx’ marxisme te gebruiken. Ze hebben uiteraard het meest gebruik gemaakt van de de centraliserende, autoritaire aspecten. Maar Marx’ positieve, libertaire en humanistische aspecten spelen ook een rol: ze functioneren als de ideologische maskering door een aantrekkelijk gezicht te zetten over over hun monsterlijke realiteit.

Ze hebben honderden miljoenen arbeiders en boeren misleid in massabewegingen die dachten dat ze aan het vechten waren voor een betere wereld. Betekent dit dat libertaire socialisten al het werk van Marx moeten verwerpen, zelfs de positieve aspecten? Wat zou er gebeuren als we dat deden? Als het om economie gaat, als wij het systeem van Marx verlaten, blijven we in wezen achter met de economische theorie van de bourgeoisie, rationalisaties van een sociaal systeem dat ook een geschiedenis heeft van bloedvergieten, massaal leed, tirannie (inclusief raciale onderdrukking en nazi-genocide) en twee wereldoorlogen. Niet bepaald een beter verhaal.

Er is lang een minderheidstrend geweest binnen het marxisme die zich heeft gebaseerd op de humanistische en libertair-democratische aspecten van de concepten van Marx. Dit gaat terug naar William Morris, die met Engels in Groot-Brittannië werkte terwijl hij een vriend van Peter Kropotkin was. Het gaat verder met de “autonome” marxisten van vandaag (die zichzelf soms “linkse communisten” noemen). De versie van de marxistische economie die ik
leerde werd sterk beïnvloed door de “Johnson-Forrest Tendency” (de pseudoniemen van C.L.R. James en Raya Dunayevskaya) en door Paul Mattick van de ‘radencommunisten’. Mijn punt is niet dat deze libertaire marxisten het “ware” begrip van het marxisme zouden hebben, in tegenstelling tot het autoritarisme van Marxisten-Leninisten.

Ik zeg alleen dat het voor sommigen, empirisch, mogelijk was om marxistische economische theorie te combineren met een politiek die heel dicht bij het anarchisme lag. Mijn eigen anarchisme is ook verrijkt door feminisme, klassiek liberalisme, radicale psychoanalyse, progressieve educatie, Malcolm X’s denken, ecologie en niet-anarchistische decentralisatie, naast andere invloeden – evenals door aspecten van het marxisme. Openstaan voor verschillende denktrends is iets dat ik waardevol vind in anarchisme.

Ik heb daarom hier twee doelen. Naast het uitleggen van de economische theorie van Marx en mensen zelf hun mening daarover te laten vormen, hoop ik anarchisten te laten zien dat het mogelijk is om te leren van aspecten van marxistische theorie terwijl ze anarchisten blijven. We hoeven niet alles af te wijzen dat geschreven en gedaan is door Marx en marxisten om anarchisten te zijn. We kunnen leren van marxistisch theorie en die mogelijk overtreffen.

Marx en Proudhon

Anarchisten komen vaak nog met een andere klacht over de politieke economie van Marx: dat hij de theorie niet zelf uitvond maar die grotendeels leerde van andere denkers, waaronder Pierre-Joseph Proudhon, de eerste persoon die zichzelf een ‘anarchist’ heeft genoemd. Ze verwerpen Marx als pleger van plagiaat.

Het staat buiten kijf dat Marx een grondige studie heeft gemaakt van denkers die hem zijn voorgegaan, inclusief burgerlijke politieke economen en socialistische schrijvers. Zijn geschriften, zowel de gepubliceerde als de niet gepubliceerde, lezen vaak als dialogen tussen hemzelf en eerdere economen (bijv. zijn Theorieën over de Meerwaarde, het “vierde deel” van Het Kapitaal. Dit is een ander deel van wat hij bedoelde met zijn “kritiek op politiek economie”. Hij beweerde verder te gaan dan hen, maar hij ontkende nooit dat hij voortbouwde op eerdere denkers. Sommige politieke economen respecteerde hij (met name die in de lijn van Adam Smith tot David Ricardo).

Anderen verachtte hij (de pure apologeten die hij ‘vulgaire economen’ of ‘prijsvechters’ noemde).
Toen Marx en Engels Proudhon voor het eerst lazen, en Marx hem vervolgens in Frankrijk ontmoette, waren ze onder de indruk. Vanuit de achtergrond van een werkende ambachtsman had Proudhon een kritiek ontwikkeld op kapitalisme en een concept van socialisme. De twee jonge, middenklasse radicalen leerden van hem. In De Heilige Familie (het eerste echt ‘marxistische’ boek), reageerden Marx en Engels op Proudhon’s boek Wat is eigendom? uit 1840: “Proudhon onderwerpt privébezit, dat de basis is van politieke economie, aan een kritisch onderzoek … Dat is de grote wetenschappelijke vooruitgang die hij heeft bereikt, een vooruitgang die een revolutie teweegbrengt in de politieke economie en die voor het eerst de mogelijkheid biedt om politieke economie tot een echte wetenschap te maken … Proudhon schrijft niet alleen in het belang van de proletariërs, hij is zelf een proletariër” (geciteerd in Jackson 1962, 47).

Later werden Marx en Engels politieke en theoretische tegenstanders van Proudhon. Marx viel zijn opvattingen aan in The Poverty of Philosophy, net als Engels in The Housing Question. Bakoenin zei, “Er zit veel waarheid in de genadeloze kritiek die [Marx] richtte tegen Proudhon” (geciteerd in
Leier 2006, 230). Ik zal niet ingaan op de theoretische vragen die werden besproken; dat is een taak
voor een ander boek. Ik geloof dat Marx en Engels veel van Proudhon hebben geleerd en zich vervolgens op bepaalde manieren verder hebben ontwikkeld. Naast een onmiddellijke economische theorie heeft Proudhon een programma ontwikkeld dat een vroege versie was van het ‘marktsocialisme’ waar het democratisch communisme toch superieur aan was

in meer positieve zin werkte Proudhon aspecten uit van gedecentraliseerd-federalistisch socialisme, die in strijd was met het centralistische statisme van Marx. Sommige concepten van Proudhon waren belangrijk in de latere ontwikkeling van revolutionair anarchisme. Kortom, er waren dingen die Marx en Engels van Proudhon leerden; dingen die ze verder ontwikkelden; en dingen die ze misschien van hem hebben geleerd, maar niet overnemen. In elk geval moet de belangrijkste vraag zijn of Marx ‘economische theorie al dan niet een goede theorie is, nuttig voor het begrijpen van de kapitalistische economie en nuttig voor het ontwikkelen van politieke reacties erop. Als hij goede ideeën kreeg van Proudhon of iemand anders, dan was dat mooi voor hem.

Kritiek op de Politieke Economie?

Wat voor soort theorie was het marxisme precies? Er is wat onenigheid over de vraag of men nu moet verwijzen naar “Marx’ economie”, “Marx’ politieke economie” of “Marx’ kritiek op de politieke economie.“ Wat het eerste betreft, besprak Marx de productie en distributie van waren en andere typische onderwerpen die beschreven werden in teksten over “economie”. Tegelijkertijd verschilden zijn doelen en interesses totaal van die van burgerlijke economen. Hij was geen econoom. Hij was niet geïnteresseerd in uitleggen “Hoe kapitalisme werkt” omwille van objectieve, belangeloze, wetenschap, noch adviseerde hij kapitalisten hoe ze hun economie zouden moeten beheren. Marx wilde het kapitalisme uitleggen aan de arbeiders en hun bondgenoten, om hen te helpen zich bewust te worden van hun situatie en om hen te helpen die te veranderen met behulp van revolutie.

Wat de term “politieke economie” betreft, dat is een term ontleend aan Aristoteles, die onderscheid maakte tussen “huiselijke economie” (van het huishouden en de boerderij) en “politieke economie” (van de polis, de algemene gemeenschap). Vroege burgerlijke economen namen de term over. Ze vulden hun analyse van economie aan met een breder begrip van de rol van klassen en de staat. Moderne radicalen gebruiken de term vaak om te benadrukken dat ze hetzelfde doen, de economie inbedden in de sociale totaliteit.

Marx zelf gebruikte echter over het algemeen “politieke economie” als een synoniem voor burgerlijke economie, en de uitdrukking “kritiek op de politieke economie” om te beschrijven wat hij aan het doen was. Het was de titel of ondertitel van verschillende van zijn boeken (inclusief Het Kapitaal). De term “kritiek” betekende “een kritische analyse,” de positieve en negatieve aspecten van iets onderzoeken, in hun interacties. Hij was een vijand van de politieke economen, hoezeer hij enkelen ook respecteerde vanwege hun inzichten. Hij was de tegenstander van het systeem dat hij aan het onderzoeken was – en blootlegde. Sommige marxisten geven vandaag de voorkeur om te zeggen dat ze de “kritiek op de politieke economie” bevorderen. Toch lijkt het een lange, enigszins
ongemakkelijke en archaïsche uitdrukking. Bijna niemand verwijst vandaag naar ”kritieken” , behalve bij literaire discussies.

Ik gebruik alle drie de termen voor de economische theorie van Marx, maar het is essentieel om in gedachten te houden dat we bezig zijn met de ontwikkeling van een aanval op de economische theorie van het burgerdom en de kapitalistische economie. In een zeer letterlijke zin was het geheel van Marx’ Kapitaal een rechtvaardiging van wat hij schreef als de conclusie van het Communistisch Manifest: “De proletariërs hebben niets te verliezen dan hun ketenen. Ze hebben een wereld te winnen. Arbeiders van alle landen verenigt u!” evenals de eerste “regel” van de Eerste Internationale, “De emancipatie van de arbeidersklasse moet door de arbeidersklasse zelf worden veroverd.”

Het Belang van Radicale Theorie

Waarom is radicale theorie, anarchistische en marxistische, zo belangrijk en zo waardevol? Omdat de socialistische revolutie anders is dan de burgerlijke revolutie. Wat zo essentieel was in de burgerlijke revolutie, was het wegnemen van alle belemmeringen voor de vrije ontwikkeling van de kapitalistische markt: de aristocratie, de bureaucratische staat, de privileges van de gilden, enzovoort. Daarna zou de “onzichtbare hand” van de concurrerende markt (meer of minder) vanzelf werken, en automatisch industrie en handel ontwikkelen.

De revolutionairen uit de middenklasse hoefden niet volledig te begrijpen wat ze aan het
doen waren, zolang ze de barrières voor kapitaalaccumulatie uit de weg ruimden. De opstandige handwerkslieden en boeren mochten niet begrijpen dat ze alleen maar een heersende klasse ten val brachten (de aristocratie) om die te vervangen door een andere (de bourgeoisie).

Maar in de socialistisch-anarchistische revolutie kunnen en moeten de arbeidersklasse en haar bondgenoten onder de onderdrukten alles begrijpen wat ze kunnen, zo duidelijk mogelijk. Ze hebben geen automatische markt die het voor hen zal organiseren; integendeel, ze moeten organiseren om de markt te vervangen. Ze hebben weinig eerdere ervaring met het daadwerkelijk besturen van organisaties, vergeleken met wat de bourgeoisie eerder had voorafgaand aan hun revolutie; ze moeten in de loop van de strijd organisatorische ervaring opdoen.

Zij hebben te maken met een onderling verbonden industriële en economische sociale machine, die samenwerking vereist op grote schaal; daarom is er de meest ontwikkelde democratische participatie van iedereen nodig, op elk niveau, en op elke manier.

Dit alles vereist een collectieve, democratische besluitvorming, klassebewustzijn en zoveel
theoretisch inzicht als mogelijk is, op een zo breed mogelijke basis als ontwikkeld kan worden. Daarom is radicale theorie belangrijk, inclusief een anarchistisch begrip van de kritiek van Marx op de politieke economie.

–———————–

(*) McKay, Iain (2008). An Anarchist FAQ, Vol. I. Edinburgh, UK: AK Press