Ga naar de inhoud

Libertair Constitutionalisme. Elementen Voor Een Libertaire Maatschappij

Een van de elementen van een libertaire maatschappij wordt uitgemaakt door het municipalisme. Daarmee wordt nadrukkelijk verwezen naar de gemeente als sociale en politieke structuur voor basisdemocratie en waarvoor ook wel de term communalisme wordt gebruikt. De laatste jaren wordt voor het denken hierover regelmatig gewezen op de Amerikaanse anarchist Murray Bookchin (1921-2006). Hij is echter niet de enige die zich met dit instituut heeft ingelaten.

11 min leestijd

(door Thom Holterman, oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)

Welzijn en vrijheid

Bovendien past het in een meer omvattend geheel van samenhangende andere instituties. Daarover wordt nagedacht binnen een kader dat ik libertair constitutionalisme noem. Binnen dit kader breng ik hieronder een historisch-theoretische overzicht onder de aandacht. Tegelijk levert dit informatie over de breedte van het thema dat met het verschijnsel gemeente gegeven is. Daarvoor zullen in de komende weken twee items aan de orde komen, die door de Belgische libertaire auteur Johny Lenaerts zijn aangedragen. Het eerste item van hem heeft als titel ‘Europese eenmaking en het zelfbeheer van de gemeenten’. Het tweede item is een door hem vertaalde bijdrage van de spilfiguur van de Duitse en internationale anarcho-syndicalistische beweging, Helmut Rüdiger (1903-1966), getiteld ‘Gemeentelijk zelfbeheer’. Maar nu eerst aandacht voor het libertair constitutionalisme.

Libertair constitutionalisme

Het libertaire constitutionalisme verwijst, zoals ik omschreef in mijn boek Anarchisme in de lage landen (2017, p. 147-149) naar ‘het nadenken over en beschrijven van fundamentele elementen van de structuur van een wenselijke maatschappij (zoals welk soort organen, welke beslissingsprincipes). Wat betreft de structuur, bestaat er een hele selectie van ‘structuuraanwijzingen’ (als opgenomen op p. 136-137)’. Het omvat dus de grondslagen van de organisatie van een libertaire maatschappijorganisatie. Het stuk waarin de bedoelde grondslagen kunnen (niet: moeten) worden opgenomen, kan ‘constitutie’ (grondwet) worden genoemd, maar even goed ‘verdrag’, ‘pact’, ‘sociaal contract’ of zelfs ‘programma’. In een eerdere instantie was ik op dit constitutionalisme al nadrukkelijk in gegaan in een bijdrage getiteld ‘Orde: een anarchistisch perspectief voor de (staats-)rechtsbeoefening’, opgenomen in de afscheidsbundel getiteld Van constitutionalisme en anarchisme (2003, p. 135-154).

De basisbeginselen waarover we het hebben dienen als leidraad voor uitwerking in de praktijk. Mij gaat het niet om de productie van een ‘libertaire constitutie’ maar om de constitutionele, libertaire discours. Die vindt in een libertaire gedachte zijn oorsprong in het communale bestaan van mensen. Het was dan ook een geniale zet van de Franse Gele Hesjes, in de tweede helft van 2018, om de verkeersknooppunten, de rotondes, als plaats van ‘algemene vergaderingen’ te nemen. Zoveel rotondes, zoveel algemene vergaderingen: allemaal knooppunten in een ‘netwerk’ (machtsspreiding in plaats van machtsconcentratie; pluraliteit in plaats van monopolie van macht).

‘Terug naar de basis’, dat is een gedachte die telkens opduikt waar mensen zich verweren tegen ‘statelijkheid’ van monarchale of nationaal-presidentiele type. Zo zie je bijvoorbeeld Spaanse federalistische republikeinen in de periode 1868-1874 een poging wagen de Spaanse republiek vanuit de gemeenten te herorganiseren. Daarbij werd met name vanuit het gedachtengoed van Proudhon gereflecteerd, door onder meer Francisco Pi Y Margal (1824-1901). Echter het libertair federalisme zal falen zich dáár door te zetten waar de economie nationaal-statelijk georganiseerd blijft. Als de politiek vanuit de gemeenten wordt opgebouwd, zal dat ook met de economie moeten geschieden (communalisme). Dat besefte de joodse godsdienstfilosoof Martin Buber (1878-1965) maar al te goed, waarvoor hij als maatschappelijk-organisationeel uitgangspunt bedacht: ‘de dubbele intercommunale verbinding’ (zie diens Paden in utopia, [1946], 1972, p. 54). Ook dit element maakt deel uit van het ‘libertair constitutionalisme’.

Hierboven was sprake van een ‘sociaal contract’ wat in geen geval mag worden verward met dat van Rousseau, wiens contract slechts de democratische grondslag van de ‘Autoriteit’ (het Gezag) vormt, een uitdrukking van de algemene wil en niet van de individuele wil waaraan Proudhon (en ook de hierboven genoemde Francisco Pi y Margall) gehecht was. Voor Proudhon draait het om een regime van contracten, in de plaats gekomen van een regime van wetten. Het regime van contracten zou in diens ogen de ware soevereiniteit van het volk, de Republiek, vormen. Het gaat dan ook om daadwerkelijke contracten en niet om een fictief iets (zoals bij Hobbes en Rousseau).

Politieke organisatie

In alle opzetten en beschrijvingen van anarchisten over libertaire maatschappijvormen, al of niet door hen als ‘constitutioneel’ genoemd, zal men telkens als een van de basisorganisaties de ‘gemeente’ (commune) tegenkomen. Het is dus verre van vreemd dat in de afgelopen jaren de volle nadruk is komen te liggen bij het libertaire municipalisme (municipal, gemeentelijk, stedelijk), zoals door Murray Bookchin verwoord. Daarbij is het goed enig idee te hebben over de historische achtergrond van dit instituut en ook dat andere auteurs de gemeente een kernpositie toekenden in de politieke organisatie van de maatschappij. Dit laatste lijkt mij mede van belang voor een goed begrip van de constructieve mogelijkheden van een libertaire federatieve opbouw van die maatschappij in een actuele situatie. In een hedendaagse politieke situatie uitgedrukt: anarchisten wijzen de EU af, maar wensen tegelijk een ander Europa. De keuze is niet nationaal maar kosmopolitisch en daarom decentraal-federaal.

Het is niet voor het eerst dat ik over deze kwestie schrijf. In mijn proefschrift Recht en politieke organisatie (1986) wijdde ik al een hoofdstuk eraan onder de titel ‘Politieke organisatie’. De interesse erin was niet groot. Dat is nu veranderd reden waarom ik een en ander uit dat hoofdstuk over te nemen. Indertijd koos ik voor de term ‘politieke organisatie’ omdat ik de discussie over het woord ‘staat’ niet wilde oprakelen. Die was er al geweest naar aanleiding van mijn boek Anarchistische staatsopvatting, Een paradox? (1980). Maar of je het ‘staat’ noemt of over ‘politieke organisatie’ spreekt, een aantal institutionele basisinstellingen zijn nodig om een structureel beeld te verschaffen van een libertaire maatschappijvorm. Dat vind je al bij de Russische anarchist Peter Kropotkin (1842-1921) terug.

Hij legt uit dat het aanpakken van de economische problemen een diepgaande verandering van alle delen van het openbare leven mee zal brengen. Dat gold voor toen en nu zal dat niet anders zijn. De economische reorganisatie, die het einde van de kapitalistische dominantie zal betekenen, impliceert het opnieuw opzetten van een geheel van instituties die wij gebruikelijk ‘de politieke organisatie van een land’ noemen, aldus Kropotkin. Welnu, zo gaat hij verder, een andere economische organisatie vereist een andere politieke organisatie. Dit ligt in de toekomst. De feitelijke verwerping van de kapitalistische dominantie moet immers nog gerealiseerd worden. Kropotkin geeft dit met een voorbeeld van een aantal eeuwen geleden aan. Toen werd een andere regeringsvorm gefundeerd op de onafhankelijke stad (gemeente) en de gilden-organisatie. Kortom, zegt Kropotkin: ‘als je een nieuw vertrek op het oog hebt op het niveau van de economie, dan zal je een nieuw vertrek moeten ontwerpen onder de term politieke organisatie’ (Freedom, nr. 5, februari 1887; opgenomen in: Pierre Kropotkine, Agissez pas vous mêmes, 2019).

Politica

In mijn proefschrift ben ik niet zover teruggegaan als Kropotkin. Vier eeuwen het verleden in vond ik genoeg. En gelet op het doel dat ik nastreefde, leverde dat naast een mooie vondst ook een mooi moment op: het boek van de rechtsgeleerde auteur J. Althusius (1557-1638) getiteld Politica uit 1603. Overigens ben ik niet de eerste uit de anarchistische kring die aandacht aan hem besteedt. De Duitse anarchosyndicalist Helmut Rüdiger (1903-1966) verwijst al in 1947 naar hem, zo bleek mij later uit zijn in het Duits vertaalde boek getiteld, Föderalismus(1979).

Rüdiger besteedt aandacht aan Althusius vanwege het feit dat bij hem niet enkelingen of beroepsverbanden de staat vormen, maar dat dit een structurele verschijning is van de samenwerking geschapen door gemeenten en provincies. Althusius heeft, en dat tegengesteld aan tijdgenoten als Bodin en Hobbes, de staat niet willen aanvaarden waarin van een soeverein, een geconcentreerde macht dus, werd uitgegaan. Dat hij met zijn visie andere belangen voorstond dan anarchisten na hem, mag zo zijn, maar dat heb ik steeds van ondergeschikt belang gezien. Zijn intentie is aandacht te vragen voor een maatschappelijk-organisatorisch tegenmodel, waarin niet werd uitgegaan van het idee dat één man (koning, of groep – vrouwen waren toen nog niet in beeld) aan de top van een hiërarchieke staatsorganisatie mensen beheerst. Mensen zouden zelf in een van onderaf opgebouwd maatschappelijk systeem zaken beheren. De positie die Althusius innam was die van criticus van centrale machten.

De visie van Althusius heeft het af moeten leggen tegen uitwerkingen van de moderne staat gestoeld op ideeën van Hobbes en Locke. Hij raakte in de vergetelheid tot omstreeks 1870. Dan ontwikkelt zich in de rechtsgeleerde wereld een paradigmastrijd over de vraag of het wel zo zeker is dat het monopolie van het recht (wet=recht) bij de staat berust. Duitse jurist en historicus Otto von Gierke (1841-1921) weigerde dit nog langer te aanvaarden waarvoor hij terug kon verwijzen naar de door hem herontdekte Althusius in combinatie met wat hem zelf bezighield. Hij had namelijk in de interne ordening van coöperaties en associaties wortels van het recht herkend (zonder dat daar de wet aan te pas kwam). Zijn inzicht is vervolgens uitgewerkt door de (moderne) rechtsantropologie, waarvan de Oostenrijkse rechtssocioloog Eugen Ehrlich (1862-1922) aan het begin staat. Hij leverde – aangezet door Gierke – inzichten dat er ook van recht sprake is in die maatschappijen die geen juridische eenheid (concentratie) kennen of politiek georganiseerd zijn (het is mede daarover waar mijn boekje Volken zonder staat, 2018 over handelt).

Costructive anarchism

Voor anarchisten die zich met libertaire maatschappijorganisatie bezighouden – en aansluiten bij het libertaire municipalisme van Bookchin – is het voor het historisch besef van belang te bedenken dat dit zijn wortels heeft in de Genossenschaftsidee (genootschapsidee, coöperatieve gedachte) van Gierke. Aan het ordeningssysteem waaraan hij denkt, ligt de ‘band van vrijwilligheid’ (het federatieve) ten grondslag. Hierover is natuurlijk nog veelmeer te zeggen (in mijn proefschrift behandel ik het onder de term ‘Althusiaanse cultuurstroom’). Ik ga hier slechts op één anarchist in die heel dicht tegen de opvatting van Althusius aanzit, te weten de Russische, naar de USA geëmigreerde anarchosyndicalist G.P. Maximoff (1833-1950) en diens boek Constructive Anarchism, 1952).

Maximoff heeft voortgebouwd op het gedachtengoed van Bakoenin, maar werd eveneens geïnspireerd door Kropotkin. Daarnaast is hij vele jaren bevriend geweest met de anarchosyndicalist Rudolf Rocker. Maximoff bepleit in zijn Constructive Anarchismhet opzetten van communes die ‘primary political organizations’ vormen. Deze politieke basisorganisaties voegen zich samen in federaties onder behoud van hun relatieve onafhankelijkheid. Maximoff noemt zichzelf in dit verband enerzijds communist en anderzijds confederalist. Het communisme, dat wil bij hem zeggen de federatie van vrije steden (communes), vormt de alternatieve politieke organisatie ter vervanging van de structuur van de dominante staat. Dit is, zoals ik in mijn proefschrift nader uitwerkte, in termen te vatten van machtsspreiding, communalisme, federalisme, groepenpluralisme. Dat is te herleiden tot de Politica van Althusius, zo’n vier eeuwen terug.

Met zijn libertaire municipalisme heeft Bookchin een van die facetten uitgewerkt (communalisme). Ongetwijfeld staat dit ook bij Bookchin in een breder kader, zoals Johny Lenaerts dat al eens liet zien in wat bij Bookchin bekend is onder zijn sociale ecologie. Tegelijk is er ook op anderen te wijzen, waarvoor Johny Lenaerts twee stukken voorbereidde, die later zullen worden opgenomen, en waarnaar ik in de koptekst reeds verwees. Overigens dien ik hier op een derde stuk te wijzen in deze reeks van Lenaerts. Dat verscheen in Buiten de Orde (nr. 1, 2019) onder de titel ‘Van arbeidersstrijd naar municipalisme. Hoe Rudolf Rocker zijn eigen anarchisme vernieuwde’, maar is ook hier te lezen onder de titel Een nieuw begin. En een uitgebreide behandeling van basisorganisatie, eveneens van de hand van Lenaerts, dat de aandacht mag hebben is ‘Wijkraden: de lokale basis van het politieke leven’.

Het communalisme kan worden uitgebouwd in een federale structuur, waarvoor, zoals reeds vermeld door Martin Buber de terminologie ‘ dubbele intercommunale verbinding’ is bedacht. Zonder het me bewust te zijn van de herkomst gebruikte ik die terminologie in mijn boek Recht betreffende lagere rechtsgemeenschappen (tweede druk, 1987) en ontwikkelde vanuit de Gemeentewet en enkele andere Nederlandse wetten een zelfsturingsmodel, waarin zowel de politieke als de economische organisatie was verwerkt. De grondgedachte daarvoor is weer te vinden bij Pierre-Joseph Proudhon (1809-1865) en diens Du principe fédératif (1863). Proudhon had hiermee voor een systeem met een dynamisch karakter op te zetten, want evenwicht-zoekend gericht.

In het libertaire constitutionalisme wordt van al deze gedachten gebruik gemaakt gericht op het doen van voorstellen om bestaande verticale machtsposities te nivelleren of te verwijderen. De top van de hiërarchie wordt als het ware naar beneden getrokken naar de basis, de gemeente. Decennia geleden sprak ik daarover in termen van top-reductie om een proces te beschrijven van nevenschikken van het gelijkwaardige, met het doel dit in decentralisatie en arbeiderszelfbestuur tot uitdrukking te brengen. There is an alternative for capitalism!

Thom Holterman