Ga naar de inhoud

Lang leve de Staat?

Nu de nationale staat een wonderbaarlijke wedergeboorte doormaakt,
willen we graag weten wat daarvan de voor- en nadelen zijn. Vandaar
deze schets van standpunten en oude discussies binnen links. De
beschouwing geschiedt voornamelijk door een marxistische bril bezien.

11 min leestijd
Placeholder image

(Dit stuk verscheen in de nieuwe aflevering van de krant klasse!, die je hier als pdf kunt lezen).

Wie had gedacht dat we dit nog mogen meemaken. Op de voorpagina van grote dagbladen staan de woorden "nationalisatie" en "banken" naast elkaar. Commentatoren eisen de "wedergeboorte van het primaat van de staat en het sociale" en vinden dat het "afgegleden" neo-liberalisme, gezien de "uit de hand gelopen" financiële markten "terecht zijn einde gevonden heeft". Sarkozy wil economisch beleid, inclusief dat van de Europese Centrale Bank – die sinds 1998 Europa’s prijsstabiliteit probeert te garanderen – sterker door de staat laten bepalen en buitenlandse investeringen beperken om Europees kapitaal te "beschermen". En hoewel industriële verbanden en landen die tot nu toe van het Europese  neoliberale beleid geprofiteerd hebben (vooral Duitsland) er niet blij mee zijn, is de algemene stemming toch: meer staat, meer protectionisme en minder neoliberalisme.[1]

Dit, zou je kunnen zeggen, biedt een unieke kans om het hele discours te veranderen, anti-kapitalistische debatten naar voren te schuiven en een reëel alternatief te formuleren…

Vanuit links worden echter al bezwaren geopperd tegen deze vervroegde vreugde: wat voor hedendaagse activisten misschien een uniek debat lijkt, heeft een lange geschiedenis. Crisis is een vast onderdeel van kapitalisme en de kapitalistische staat – ook al hebben Thatcher en Reagan ons wijs willen maken dat het neoliberale model berust op een zwakke staat – intervenieert in tijden van crisis. Dat gebeurt in de economie, op sociaal vlak, en zo nodig nodig militair in het buiten- en binnenland tegen opstand en verzet door degenen die de hardste klappen te verduren krijgen. ‘Giftige’ kredieten op te kopen en voor korte duur – en vooral zonder de beslissingsmacht in eigen handen te nemen – falende banken overeind houden, is nog geen socialisatie van winst en zeker niet van productiemiddelen. Onlangs werd bekend dat Britse banken miljoenen bonussen aan hun topmanagers willen uitbetalen, vlak nadat de regering er hetzelfde bedrag aan belastinggelden in gestopt heeft. Dus, niks "kansen voor links": de staat is bezig met het bestendigen van de bestaande ongelijkheid op nationaal en internationaal niveau. En wie hier profiteert is niet "links", maar nationaal-conservatieven, die zich op nationaal kapitalisme beroepen, banen voor "hun" burgers ten koste van  migranten eisen en zich een sterke staat tegen welke globalisering dan ook wensen.

Maar is dit niet weer té negatief? Bestaat er niet toch een reden om te juichen? We proberen hier een aantal theoretische inzichten over de staat te schetsen en deze te verbinden met de verschuiving die op dit moment plaatsvindt in dominante opvattingen over de rol van de staat in het leiden van de economie.

De staat: Geen neutrale vertegenwoordiger van "algemeen belang"

Lange tijd was links tamelijk zwak in haar staatsanalyse. Die zwakheid wordt vaak teruggevoerd op het "economisme" binnen (marxistisch) links, dat stelt dat "iedere verandering in het maatschappelijk systeem allereerst plaatsvindt in de economie, en dat politieke actie in de eerste plaats op de economie gericht moet zijn".[2] Een specifiek onderzoek van de staat wordt daarmee overbodig. Desondanks hebben linkse denkers sinds de jaren zeventig een rijke theoretische geschiedenis opgebouwd en overtuigende verklaringen opgesteld over het wezen en de verandering van staten. Zo analyseren Marxistische en anarchistische theoretische stromingen de staat onder meer vanuit een historisch-structuralisch of klassenstrijd perspectief. Dit betekent de staat niet gezien wordt als een apparaat dat boven specifieke (groeps)belangen staat, zoals in liberale analyses vaak beweerd wordt, maar als het resultaat van historisch specifieke verhoudingen tussen klassen. Bovendien is die volgens hen verbonden aan de heersende eigendoms- en productieverhoudingen. Er zijn natuurlijk belangrijke verschillen tussen verschillende staatsvormen: liberaal-democratisch, fascistisch, autoritair, of ‘reeel socialistisch’. Maar ze hebben allemaal iets gemeenschappelijk: ze zijn een machtscontructie die specifieke belangen van sociale klassen vertegenwoordigt, en niet een of ander "algemeen belang".

Er zijn talloze theoretische stromingen en discussies over de exacte ‘natuur’ van de staat. Een belangrijke stroming is de anarchistische, die de staat als machtsinstrument af wil schaffen. De Marxistische ‘leer’ ging altijd uit van een noodzakelijke revolutionaire ‘overgangsfase’ waarbij de arbeidende klasse de staat als machtsinstrument zou gebruiken. Of erger; "de onder communisten gangbare theorie van het staatsmonopoliekapitalisme met zijn dubbelzinnige visie op het klassenkarakter van de staat en de illusie met hulp van de staat de macht van de monopolies aan banden te kunnen leggen zonder het kapitalisme te hoeven breken".[3] Binnen het Marxisme heeft het debat tussen Nicos Poulantzas en Ralph Miliband uit de jaren ’70 de daaropvolgende staatstheorieën sterk beïnvloed. Helaas was dat vaak – in goede Marxistische traditie – met een sterke focus op hun epistemologische en methodologische verschillen, en niet op de te ontwikkelen conceptuele, dus inhoudelijke kant van staatstheorieën.[4]

Het individu: niet in het centrum der dingen

Staatsmacht zou je kunnen definiëren als "het vermogen van een sociale klasse haar objectieve interesses door het staatsapparaat te realiseren". Staatsmacht is dus in zoverre kapitalistisch dat het de voorwaarden die voor kapitaalsaccumulatie nodig zijn creëert, in stand houdt of herstelt. En voor zover de staat die voorwaarden niet realiseert, is die dat dus niet.[5] Antikapitalistische strijd zou zich er dus op kunnen richten om ervoor te zorgen dat de staat deze voorwaarden niet (re)produceert. En ook hier verschilt links nogal van mening over het ‘hoe precies?’. Hoewel ervan uitgegaan wordt dat de staat – ook tijdens de crisis – met name de lange termijn belangen van het kapitalistische systeem en de klassen die ervan profiteren implementeert door de kapitalistische productiewijze in stand te houden – is er ook een stuk positief nieuws: de staat kán dus ook "niet kapitalistisch" zijn.

Naast veel andere aspecten die tot dit staatsdebat behoren en die hier helaas niet verder onder de loep genomen kunnen worden, is een punt belangrijk voor het analyseren van de rol van de staat en zijn functionarissen in de huidige crisis. Dat is de tendens om verhoudingen, klassen en staatsstructuren te zien als een uitkomst van louter persoonlijke, subjectieve keuzes, en minder als een structureel en historisch specifiek systeem. Ook al vertegenwoordigt de staat specifieke interesses, betekent dat niet dat een klasse, of zelfs etnische of religieuze groep, deze staat of dit systeem bewust heeft gecreëerd, met een stappenplan in de hand en in conspiratieve wandelgangen. "Er kunnen immers best kapitalisten bestaan die niet door winst worden gemotiveerd, net zoals er niet-kapitalisten zijn (bijvoorbeeld kleinschalige ondernemers) die integendeel juist wèl zulk een motivatie hebben."[6] Macht binnen de staat en het kapitalisme is een sociale relatie, die onafhankelijk van individuen bestaat, maar waarvan de precieze vorm door specifieke historische ontwikkelingen en conflicten bepaald wordt.

De kans: conflicten worden zichtbaar

Daarmee  komen we ook meteen bij het tweede belangrijke inzicht van veel linkse staatstheorieën. Het  staatsapparaat – dat wil zeggen het resultaat van staatsmacht (met name wetgeving) en het netwerk van instituties en personeel door wie staatsfuncties uitgevoerd worden – is niet homogeen. Het is daarentegen een weerspiegeling van tegenstrijdige maatschappelijke verhoudingen, van conflicterende belangen, meningen en maatschappelijke stromingen. Te vaak – en op grond van het fatale linkse onvermogen verder dan Marx’ economische analyse te denken – werd moderne staatsmacht functionalistisch afgedaan als "slechts een comité dat de gemeenschappelijke zaken van de gehele burgerklasse beheert".[7]

De staat kan namelijk onmogelijk overal  – en nooit zonder conflict – fundamentele tegenstellingen uitschakelen of vergaand neutraliseren. Zij is eerder juist een product van strijd; strijd voor de 8-urige werkdag, de strijd voor vrouwenrechten, de strijd voor rechten van migranten, voor sociale, economische en politieke rechtvaardigheid wereldwijd die nog steeds duizenden  mensen dagelijks het leven kost.[8] De staat kan ook progressieve en zelfs revolutionaire kenmerken bevatten die onze materiële omstandigheden, onze vrijheden en de mate en vorm van staatsrepressie bepalen.

Geen antwoord – alleen argumenten

Wat  heeft dit nu in hemelsnaam met de crisis te maken, vraagt u terecht. Ten eerste: als de bovengestelde aannames enigszins kloppen, kunnen we de economische maatregelen die kapitalistische staten momenteel nemen in hun context plaatsen en afwegen. Nee, Sarkozy’s plannen zijn geen voorboden van het einde van de kapitalistische productiewijze; zij zijn in lijn met de staatsfunctie van het bijeenhouden van tegenstrijdige belangen in een sociaal compromis en een poging de kapitalistische productiewijze te redden, het economisch stelsel overeind te houden. Maar staatsmacht omvat ook klassenpraktijken, die conflicten en tegenstellingen binnen de productiewijze genereren. Deze worden in tijden van crisis duidelijk.

Dit vormt zeker voor links een kans om rationele analyses naar voren te brengen en het dominante vertoog te doorbreken. De verschillende niveaus die in de huidige productiewijze samenwerken zijn even uit balans, de ideologie hinkt achter de economische feiten aan. Ze klopt heel duidelijk niet. Het neoliberalisme zit in een crisis. Nu moeten wij eraan bijdragen dat de hele ideologische en economische status van het kapitalisme ter discussie komt en niet alleen een ‘fase’ daarvan. We kunnen nu helpen beargumenteren dat het geen kwestie is van neoliberalisme dat zou zijn "afgegleden" en duidelijk maken dat het "kapitalisme op zich" het probleem is, en niet de bankierende klasse die "te gretig" was.

Met dergelijke inzichten kan je ook gerust allerlei irrationele verklaringen van de crisis (de bankiers of het financieel kapitaal "zijn de schuld") en hun uiteindelijk reformistische (terug naar het Keynesianisme) of nationaal-conservatieve ("onze" banen voor "onze" arbeiders) conclusies afweren.

Tegelijkertijd help het niet de redding te zoeken in het op scherp stellen van economische ongelijkheid en armoede. Ten eerste omdat voor het overwinnen van het kapitalisme een bepaalde graad van massale organisatie, verspreiding van kennis en inzicht over een vrije en rechtvaardige maatschappelijke en economische wereld op allerlei vlakken nodig is. Ten tweede biedt een economische crisis zónder een radicaal veranderde machtsstructuur geen progressief perspectief op het socialisme, communisme of anarchisme (al naar gelang uw voorkeur). 

Kortom, organiseren, samenscholen en helderheid scheppen over de mogelijkheden, de voordelen, ja de dwingende noodzaak, van het ’te boven komen’ van het kapitalisme en de staat – het verspreiden van radicaal-linkse theorie en praktijk – dat zouden linkse antwoorden op de crisis – en vooral op de verschuivingen binnen dominante opvattingen over de rol van de staat – kunnen zijn.

noten:

[1] Jungle World Nr. 47, 20.11.2008, Jungle World Nr. 44, 30.10.2008
[2] Nicos Poulantzas, Het probleem van de kapitalistische staat (1969),(link)

[3] Jan Willem Stutje (2005) ‘Ernest Mandel. Van de Traité d’économie tot Der Spätkapitalismus. Een odyssee in wetenschap en politiek’,(link, pdf)

[4] Voor een korte overzicht hiervan in het Engels zie Clyde W. Barrow (zie boven) of ‘The State – Instrumentalism and Structuralism’,

[5] Bob Jessop (1982:221) ‘The capitalist state: Marxist theories and methods’, ook in Jessop (2008) ‘State Power: A Strategic-Relational Approach, (link)

[6] Nicos Poulantzas, Het probleem van de kapitalistische staat (1969),

[7] Karl Marx & Friedrich Engels (1848), Het Communistisch Manifest,

[8] Rudolf Rocker (1924) Syndikalismus und Staat,

[9] Nicos Poulantzas (1973:44-45) ‘Political Power and Social Classes’

————————————

Kadertje: Wetenschappelijke uitgangspunten

Wij gaan er even van uit dat elke historische fase een specifieke productiewijze heeft en dat deze productiewijze specifieke functionele interrelaties heeft tussen haar economische (kapitalistische productie relaties en machten), politieke (staatsmacht) en ideologische (individuele en collectieve overtuigingen zoals het neoliberalisme) niveau’s. Bovendien stellen we dat elk niveau bestaat uit 1) structuren die bijdragen aan de reproductie van de productiewijzen en 2) klassenpraktijken, die conflicten en tegenstellingen binnen de productiewijze generen. De productiewijze (de economie en politiek) is stabiel als binnen deze structuur alle niveaus met elkaar samenwerken om de status quo (die onder het kapitalisme de dominante klasse toestaat meerwaarde, die door loonarbeid ontstaat, uit te buiten) te onderhouden en uit te breiden.[9]

—————

Kadertje: Anarchistische staatskritiek

De anarchistische theorie heeft uiteraard een lange traditie van forse kritiek op ‘de staat’
U kunt er honderden klassiekers op naslaan (Proudhon, Bakounin, Rocker, Goldman, Malatesta, Voltairine de Cleyre, Benjamin Tucker en vele anderen).
Maar er zijn ook nieuwere boeken zoals:
Anarchy, state and public choice (Edward Stringham, Edward Elgar Publishing 2005) of The Abolition of the State (Wayne Price, Author House 2007)
Andere moderne theoretici zijn David Holloway, David Graeber en Noam Chomsky. Websites met veel meer info:
raforum.info
www.anarchist-studies.org
www.cira.ch
libcom.org/
info.interactivist.net