Ga naar de inhoud

Laat de WTO ontsporen

Donderdagavond 21 april j.l. lichtte Walden Bello van Focus on the Global South (FGS) in Amsterdam het voorstel toe voor een wereldwijde campagne van sociale bewegingen om de WTO te doen ontsporen. Het FGS spreekt zowel lobbyisten als activisten aan en roept de gezamenlijke Nederlandse maatschappelijke organisaties op om zich aan te sluiten bij de campagne. In de Filippijnen is het startschot al gegeven met een demonstratie in Manilla op 23 april.

23 min leestijd
Placeholder image

WTO . ZIP NUMMER 54
26 april 2005

Voorstel voor internationale “Ontspoor de WTO”-campagne

Donderdagavond 21 april j.l. was Walden Bello – ‘TNI-fellow’ en een van de drijvende krachten achter de Focus on the Global South (FGS) – te gast bij het Trans National Institute in Amsterdam. Hij lichtte daar het FGS-voorstel toe voor een wereldwijde campagne van sociale bewegingen om de WTO te doen ‘ontsporen’. Het FGS spreekt zowel lobbyisten als activisten aan en roept de gezamenlijke Nederlandse maatschappelijke organisaties op om zich aan te sluiten bij de campagne. In de Filippijnen is het startschot al gegeven met een demonstratie in Manilla op 23 april. Voor foto’s, zie: op website indymedia Manilla.

Het (Engelstalige) voorstel en een uitgebreide inleiding verscheen in het aprilnummer van de nieuwsbrief “Focus on Trade”, nr 108 [1]. Het is geschreven door Walden Bello, met medewerking van Aileen Kwa en Alexandra Strickner. Hieronder een samenvatting door Roelien Knottnerus [2], met aanvullingen door Rob Bleijerveld

Het einde van een illusie: hervorming van de WTO, sociale bewegingen wereldwijd en de aanloop naar Hong Kong.

De zogenaamde ‘juli raamovereenkomst’ van 2004 toont definitief aan dat hervorming van de WTO niet de belangen dient van ontwikkelingslanden. Raamovereenkomst en de ontwikkelingen daarna onthullen het karakter van de WTO: een ijzeren kooi waarin ontwikkelingslanden gelokt worden met als aas een onderhandelingsspel dat echter alleen gunstig uitpakt voor de grote noordelijke handelsmachten.
De toenemende onbuigzaamheid van de kant van die handelsmachten maakt het bijna onmogelijk enige andere strategie te hanteren ter bescherming van de belangen van ontwikkelingslanden en van sociale bewegingen dan die van de ontsporing van de ministeriële top, ontwikkeld voorafgaande aan Cancún.

Een ontsporingsstrategie moet zich richten op het meest kwetsbare punt van de WTO, namelijk het consensus-systeem van de besluitvorming. Moet er dus voor zorgen dat er – voor en tijdens de 6e ministeriële top in Hong Kong – geen consensus komt op de belangrijkste onderhandelingsthema’s. In de maanden voorafgaand aan de 6e Ministerstop moet er hard gewerkt worden aan het opzetten van nationale campagnes (lobby, manifestaties, straatakties, etc) gericht op de regeringen van de WTO-lidstaten en de onderhandelaars in Genève. Dit moet dan samenkomen in een gecoördineerd programma van massa-actie en lobbydruk in Hong Kong en elders in de wereld op ‘D-day’, midden december 2005.

Telkens oplaaiende strijd

De laatste paar jaar is er een telkens oplaaiende strijd gaande tussen de wereldhandelsorganisatie (WTO) en sociale bewegingen wereldwijd. In Seattle leidden in 1999 een machtsstrijd tussen de grote handelsblokken, de opstand van de ontwikkelingslanden en een krachtige mobilisatie van de sociale bewegingen ertoe dat de ‘liberaliseringstrein’ uit de rails liep.

Deze trein werd in 2001 in Doha weer op de rails gezet. Daar was namelijk geen mogelijkheid tot mobilisatie door sociale bewegingen. Dat bood de grote handelsnaties de gelegenheid om de ontwikkelingslanden er op slinkse wijze toe te brengen zich te verbinden aan de zogenaamde Doha Ontwikkelings Agenda om de invloedssfeer van de WTO sterk uit te breiden [3]. Maar in Canc̼n wist een veel beter georganiseerde coalitie van landen uit het Zuiden, gesterkt door maatschappelijke protesten binnen en buiten het congrescentrum van Canc̼n Рdie met de tragische zelfmoord van de Koreaanse boer Lee Kyung Hae een triest hoogtepunt bereikten Рin september 2003 opnieuw een spaak in het wiel te steken.

Onze overwinning was echter van korte duur, want tijdens een bijeenkomst van de Algemene Raad van de WTO eind juli 2004 werd er niets minder dan een coup gepleegd om de vastgelopen onderhandelingen over vrijhandel binnen de Doha Ronde weer vlot te trekken onder voor het Noorden zeer gunstige voorwaarden. De WTO is weer op stoom en koerst steeds sneller af op de zesde ministeriële top in Hong Kong, midden december 2005.

De WTO is geen instelling die kan worden hervormd om te dienen als een vehikel voor een meer gunstige vorm van globalisering. Dat dit een illusie is, is door deze ontwikkelingen duidelijk aangetoond. Het enige positieve punt uit de Doha Verklaring, namelijk dat publieke gezondheid prevaIeert boven “intellectuele eigendomsrechten”, is zodanig gesaboteerd, dat geen enkel ontwikkelingsland met een HIV-AIDS noodsituatie daar tot nu iets aan heeft gehad!
In Cancún lieten de EU en de VS de bijeenkomst liever mislukken dan substantieel te snijden in hun hoge landbouwsubsidies of een stap terug te doen in hun poging om de jurisdictie van de WTO uit te breiden tot investeringen en andere economische activiteiten die buiten de handelssfeer liggen.

De zogenaamde juli-raamovereenkomst die door de Algemene Raad van de WTO in Genève werd aangenomen, is opnieuw een stuitend voorbeeld van obstructie door de ontwikkelde landen. Vrijwel alle voor het Zuiden cruciale punten worden hierin ondergeschikt gemaakt aan de agenda van de geïndustrialiseerde landen. Zij willen hun hoge landbouwsubsidies handhaven, en de tarieven voor industriële producten verlagen. Zij willen de zogenaamde ‘Singapore Issues’ erdoor drukken en zetten de ontwikkelingslanden onder druk om hun dienstensectoren vergaand te liberaliseren.

Daarom is het niet verwonderlijk dat er nu geen ‘hervormingsagenda’ is van ‘civil society’ met daarop “sociale clausules”, “milieuclausules”, maatregelen om publieke gezondheid te daadwerkelijk te beschermen tegen patentrechten, of landbouwhervorming die werkelijk iets om het lijf heeft. In de maanden voorafgaand aan de Cancún-top veranderde de strategie van civil society/sociale bewegingen van “geen akkoord is beter dan een slecht akkoord” in “laat de top ontsporen”. Het perspectief voor een “goed akkoord” lijkt nu verder weg dan ooit naarmate we dichterbij Hong Kong komen….

Doodlopende straat voor ontwikkelingsagenda en eisen van sociale bewegingen

Het “raamwerk voor vaststelling van modaliteiten in Landbouw” is niet meer dan een gigantische dumpingexercitie gericht op ontwikkelingslanden [4]. De grootschalige verdringing van kleine boeren die onder de huidige landbouwovereenkomst al in gang is gezet, zal hierdoor alleen maar versterkt worden. Het raamwerk is tevens een bevestiging van de onderschikking van de eisen van vier arme Westafrikaanse landen tot stopzetting van katoensubsidies en tot compensatie van geleden verliezen aan “vooruitgang” in de Landbouwonderhandelingen [5].

De paragraaf over markttoegang van industriële goederen, NAMA (Non-Agricultural Market Access), is hèt recept voor de deïndustrialisatie van ontwikkelingslanden [6]. Hun opkomende industrieën kunnen zich op een open markt op geen enkele manier staande houden tegenover de macht van grote transnationale ondernemingen. Een sterk oplopende werkloosheid en het faillissement van kleine, middelgrote en zelfs grote nationale ondernemingen liggen op de loer.
UNCTAD en anderen geven aan dat de onder de Structurele Aanpassings Programma’s van het IMF ingezette deïndustrialisatie verder zal gaan onder dit NAMA-regime.

In het juli-akkoord is opgenomen dat er een begin gemaakt wordt met onderhandelingen over het faciliteren van handel (TF), een van de beruchte “Singapore Issues”. Belangrijker dan de hoge kosten die invoering en uitwerking hiervan ontwikkelingslanden zal opleveren, is de verwachting dat acceptatie van TF door de geïndustrialiseerde landen gebruikt zal worden als breekijzer om direkte buitenlandse investeringen, concurrentiebeleid en overheidsopdrachten in te voeren in de WTO na afloop van de Doha Ronde.

Bovendien worden ontwikkelingslanden op onverantwoorde wijze onder druk gezet om hun dienstensectoren volledig over te leveren aan transnationale ondernemingen [7]. Diensten vormen inmiddels zon 50 procent van het bruto nationaal product van ontwikkelingslanden. En daarmee vormt toegang tot deze markt een cruciaal element in de raamovereenkomst.
Door de onderhandelingen over diensten formeel te koppelen aan de onderhandelingen op andere terreinen, maakt de raamovereenkomst het mogelijk voor met name de EU en de VS om de onderhandelingen te gijzelen. Ze stellen hun concessies op het terrein van landbouw afhankelijk van de winst die zij weten binnen te slepen op het gebied van diensten en vice versa.

Op het terrein van dienstenliberalisering is één van de kernpunten voor de ontwikkelingslanden het vrij verkeer van personen, dat gestalte moet krijgen binnen modus 4 van het GATS-akkoord van de WTO. Op dit punt wordt de ontwikkelingslanden echter door de ontwikkelde landen slechts lippendienst bewezen. Hun toezeggingen op dit gebied zijn op zn best duister en ondoorzichtig. Er wordt veel nadruk gelegd op een economische middelentoets, terwijl er geen enkele duidelijkheid wordt geboden rond de verstrekking van visa en werkvergunningen. Bovendien is elk aanbod van de ontwikkelde landen steeds alleen gericht op hoogopgeleid personeel, en nooit op mensen met een lagere opleiding.

Doha Ontwikkelings Agenda op het ‘warmhoudplaatje’

De prioriteit wordt in het juli-akkoord duidelijk gelegd bij de agenda van de ontwikkelde landen en laat ook andere voor de ontwikkelingslanden belangrijke kwesties buiten beschouwing. Daarbij gaat het om regelingen voor intellectuele eigendomsrechten (TRIPs) [8], speciale en gedifferentieerde behandeling (S&DT) [9] en implementatie [10]. Een goede regeling van deze zaken is voor alle ontwikkelingslanden hard nodig, gezien de wijdverbreide armoede en de noodzaak om opkomende industrieën in deze landen te beschermen. Maar in de ‘Juli 2004’-raamovereenkomst zijn daarvoor geen doelen of randvoorwaarden opgenomen, zodat het bij mooie woorden blijft.

Men kan zich terecht afvragen hoe zo’n raamovereenkomst tot stand heeft kunnen komen na de Cancún-top, waar de ontwikkelingslanden ogenschijnlijk de machtsbalans meer in hun voordeel lieten omslaan.

Hoe het Zuiden geïntimideerd en buitenspel gezet werd

Om de WTO na Cancún weer op de rails te krijgen, werkten Washington en Brussel nauw samen om het onderhandelingsproces weer onder controle te krijgen. Dat deden ze door verdeel-en heers-taktieken, oneerlijke onderhandelingstaktieken en vooral door een institutionele coup.

De G20 verdeeld en geneutraliseerd

In Cancún doorbraken de G20 samen met de G33 en de G90 [11] het onderhandelingsmonopolie van EU en VS. De VS volgde daarna de strategie van het buiten WTO-verband aangaan van bilaterale en regionale vrijhandelsakkoorden en probeerde tegelijkertijd de G20 uit elkaar te spelen. De onderhandelingen voor de Amerikaanse Vrijhandelszone FTAA mislukten echter, de bilaterale akkoorden bleken hooguit complementair aan de WTO-verdragen en de G20 hield (ondanks een paar opzeggingen) stand.

Vanaf het voorjaar van 2004 veranderde de strategie en werkte de VS nauw samen met de EU om twee van de G20-aanvoerders – Brazilië en India – los te weken uit de G20-groep en te vervreemden van de rest van de ontwikkelingslanden. De twee werden met Australië [12] opgenomen in de kerngroep van onderhandelaars – de FIPs [13] – waar ze samen met EU en VS en onder ’toezicht’ van een representant van de WTO-leiding het raamwerk voor landbouwmodaliteiten voorkookten. Landbouw vormde immers het belangrijkste struikelblok voor het zetten van nieuwe stappen op het gebied van liberalisering.

In het begin van het FIPs-proces voerden Brazilië en India overleg met andere ontwikkelingslanden over de te volgen strategie. Maar nadat steeds meer toezeggingen gedaan werden die tegemoet kwamen aan hun eigen belangen [14], gingen ze meer en meer hun eigen weg. Het is te danken aan hun prestige bij de rest van de ontwikkelingslanden dat pas een paar weken na het juli-akkoord het besef begon door te dringen bij veel ontwikkelingslanden dat ze vakkundig tegen elkaar waren uitgespeeld. Nu er eenmaal een raamovereenkomst lag op het gebied van landbouw – wat voor de meeste ontwikkelingslanden het doorslaggevende terrein is – maakten de supermachten van het moment gebruik om de ontwikkelingslanden onder druk te zetten om ook in te stemmen met afspraken op het gebied van markttoegang voor industriële producten, diensten, handelsfacilitering en wat dies meer zij.

Sluwe onderhandelingstaktieken

De EU en VS drongen andere ontwikkelingslanden in het defensief door een onderhandelingsvoordeel op sluwe wijze uit te spelen. De met veel moeite bereikte gemeenschappelijke uitgangspunten van zuidelijke groepen werden op gecoördineerde wijze ondermijnd door hun noordelijke tegenspelers. Zo viel de VS de omvang van de ‘De Minimis’-subsidieregeling van de arme landen aan, om na intensieve afweerpogingen van hun kant, ‘genoegen’ te nemen met de compensatie van de (vooraf beoogde) uitbreiding van de ‘Blauwe Box’-regeling. Op vergelijkbare wijze introduceerde de EU vlak voor eind juli opeens het voorstel van de ‘Gevoelige Producten’ [4]. De arme landen stemden daarin toe, omdat ze bang waren dat de EU anders hun belangrijke ‘Special Products’-voorstel [4] of de beoogde regeling voor voedselveiligheid zou torpederen.

Institutionele coup

De belangrijkste overwinning van de supermachten was dat de WTO-besluitvorming – met steun van India en Brazilië – overgeheveld is van ministeriële top naar de Algemene Raadszitting. Het managen van het consensus-model door de vier machtigste handelsblokken – VS, EU, Japan en Canada [15] – is optimaal via het voortraject van kleine, intransparante (vaak informele) groepjes waarvoor landen uitgenodigd worden (of niet…). De ministerstoppen daarentegen maken dit proces veel kwetsbaarder. Bijvoorbeeld doordat vooral toppen maatschappelijke organisaties aantrekken en omdat ministers politiek veel gevoeliger zijn dan de vaste onderhandelaars in Genève. Ook dwingt de aanwezige pers tot meer transparantie. De tegenstelling tussen plenaire, formele ‘spreekbeurt’-zittingen en kleine, informele bijeenkomsten waar de echte beslissingen genomen worden, komt zo eerder aan het licht.

Lerend van de Doha ervaring manoeuvreerden de supermachten zo dat de belangrijkste beslissingen in juli 2004 op het bordje terecht kwamen van de Algemene Raad in Genève, waar naast professionele onderhandelaars en andere lagere regeringsvertegenwoordigers slechts 40 ministers van WTO-lidstaten aanwezig waren. Daarnaast was er slechts een handjevol maatschappelijke organisaties aanwezig en voorkwam de Zwitserse politie elke vorm van demonstratie. Vele leden van ‘civil society’ mochten niet aanwezig zijn bij de WTO-besprekingen, zodat interactie met delegaties verhinderd werd. Deze situatie analyserend concludeerde UNCTAD dat “(…) the future role of Ministerial Conferences may be increasingly geared towards stocktaking, the injection of momentum, and putting a political seal on deals already worked out in the General Council. There is then the very real possibility that the Sixth Ministerial in Hong Kong will be transformed into a stocktaking session, with real decision-making transferred to a General Council meeting taking place shortly before or after the Ministerial.” [16]

Een ontsporingsstrategie voor Hong Kong

De dynamiek van het juli-akoord maakt het hoogst onwaarschijnlijk dat de ontwikkelingslanden een ministerieel besluit tegemoet kunnen zien dat hun belangen dient. In de opmaat naar de raamovereenkomst werden zij zwaar onder druk gezet en die psychologische oorlogsvoering wordt nu verder opgevoerd. Groepen ontwikkelingslanden zijn al gewaarschuwd dat “Hong Kong zal mislukken”, tenzij ze met een beter aanbod komen op het gebied van diensten. En toen de ontwikkelingslanden tijdens een recente bijeenkomst in Mombasa (Kenia) eisen op tafel legden voor enige tegemoetkoming op het gebied van speciale en gedifferentieerde behandeling, kregen ze te horen dat de meer geavanceerde ontwikkelingslanden minder aanspraak zouden kunnen maken op deze regeling. Tegelijkertijd is er nog geen enkele aanwijzing dat de EU bereid zou zijn in Hong Kong een datum te noemen voor het beëindigen van haar exportsubsidies. En de VS hebben al herhaald dat men niet van zins is enige concessie te doen ten aanzien van Modus 4 van GATS.

Onderwijl weerspiegelt een G20-verklaring van eind maart 2005 de agenda van de supermachten. De uitkomst van Hong Kong moet volgens de groep in overeenstemming zijn met de ‘juli 2004’-raamovereenkomst en met de Doha Verklaring. De landbouwonderhandelingen moeten worden “geïntensiveerd om vooruitgang te kunnen stimuleren in alle andere onderhandelingsgebieden”. En de eerste “benaderingen” van modaliteiten moeten voor de Algemene Raadsbijeenkomst van juli 2005 klaar zijn.

De kans dat de Doha Ronde zal worden afgesloten met een voor de ontwikkelingslanden gunstig resultaat moet dan ook minimaal worden geacht. De enige effectieve strategie die dan rest is om een ministeriële overeenkomst te voorkomen die slechts de onrechtvaardige verhoudingen van het huidige systeem in stand zou houden. Als de enige mogelijke deal er een is die de onderontwikkeling, marginalisering en misère in het Zuiden alleen maar verder zal versterken, is geen deal beter dan een slechte deal.

Onze zwaktes

De pro-ontwikkelingsstrategie kan alleen succesvol zijn indien we ons bewust zijn van onze zwakke punten. Ten eerste is er de fragiele staat van eenheid onder ontwikkelingslanden, getuige de succesvolle FIPs-strategie van EU en VS. Ten tweede is de coördinatie van sociale bewegingen weliswaar indrukwekkend tijdens de toppen maar ontbreekt die grotendeels in de tussentijd en dat is zorgelijk met betrekking tot de aanloop tot Hong Kong. Dit komt omdat er in slechts weinig WTO-lidstaten nationale campagnes en netwerken actief zijn. Ten derde toonde de ‘juli 2004-raamovereenkomst’ het zorgelijke gebrek aan van mobilisatiecapaciteit voor lobbyactiviteiten door sociale bewegingen in Genève. Het opvullen van deze lacune is zeer belangrijk om in te kunnen spelen op de commissies die voor Hong Kong de raamovereenkomst gaan invullen met concrete doelen en uitgebreide clarificaties. Tenslotte zal er in Hong Kong, meer dan bij de andere ministerials, een maximale coördinatie nodig zijn voor lobbydruk ‘binnenin’, protesten op het WTO-terrein, en protesten op straat.

Geen inventarisering, geen consensus op de Hong Kong-top!

Op de top in Hong Kong moeten de ministers de beslissingen nemen, wil een ontsporingsstrategie succesvol zijn. Voorkomen moet worden dat hij slechts dienst doet als forum voor inventarisering. Dit gevaar ligt echter op de loer omdat de supermachten paranoide zijn geworden over de manier waarop tijdens de onderhandelingen grootschalige mobilisaties op onvoorziene wijze kunnen inwerken op de standpunten van de ontwikkelingslanden.

Veronderstellend dat het gaat om een ministeriële top waar beslissingen worden genomen, moet de beweging zich concentreren op het meest kwetsbare punt van het beslissingsproces van de WTO: de consensus-regel. Concreet betekent dat dat we moeten voorkomen dat er voor danwel tijdens de top in Hong Kong op geen enkel belangrijk terrein een consensusbesluit valt. Hoe eerder de onderhandelingen vast komen te zitten, hoe beter voor de ontwikkelingslanden.

Slogans en thema’s

De slogans en thema’s moeten goed gekozen worden: ze moeten op overtuigende wijze samenvatten wat bezwaarlijk is aan het juli-akkoord, en ze moeten te gebruiken zijn bij de voorbereidende discussies in committtees en op mini-toppen, als ook op de Hong Kong-top zelf.

Wat ons te doen staat in Genève:

In Genève gaat het voornamelijk om lobbywerk en pressie gericht op de onderhandelaars en het WTO-secretariaat, hoewel ook hier druk van grassrootsgroepen nodig is, vooral op strategische momenten tijdens de onderhandelingen. De voorgestelde belangrijkste lobby- en pressietaktieken op een rijtje:

* Stel de funktieoverheveling van Algemene Raad en ministerstop aan de kaak.
* Zet de nationale onderhandelaars onder druk om vast te houden aan de belangrijkste standpunten en forceer zo een patstelling in de Algemene Raad en in de verschillende committees.
* Eis dat India en Brazilië uit de FIPs stappen en roep op tot steun om de FIPs te ontbinden. Voorkom een FIPs voor NAMA.
* Wijs het houden van meer “mini-ministerials” en andere informele besluitvormingsfora af.
* Wijs ook de SOMs af, de informele besluitvormingsbijeenkomsten van ‘senior officials’.
* Eis van Brazilië en India dat ze samenwerken met andere G20-leden en met G33 en G90.
* Eis een krachtige afwiizing door G20 tegen Raamwerk voor Landbouw en dat voor NAMA.
* Eis krachtige afwijzing van de G33 van ‘Gevoelige Producten’-categorie van de EU. Stel gebrek aan werkelijke steun door Noordelijke landen voor ‘Speciale Waarborg Mechanismen’ en ‘Speciale Producten’ aan de kaak.
* Eis dat de G90 de onderhandelingen over handelsfacilitatie vertragen of bemoeilijken omdat het een wig is voor integratie van andere Singapore Issues.
* Ondersteun het opzeten van een mobilisatie committee/netwerk in Genève en ondersteun de oproepen tot demonstratie en massa-akties in Genève en in Brussel.

Prioriteiten voor nationale massa-campagnes:

* Maak de agenda van transnationale ondernemingen bekend met betrekking tot Landbouw, NAMA, en GATS.
* Zet nationale massacampagnes op tegen het juli-akkoord. Zoeke brede samenwerking in eigen land.
* Zet lobbywerk en akties in tegen wetgevers en handelsorganisaties in eigen land.
* Zet lobbywerk en akties in teneinde het standpunt van de nationale regeringsonderhandelaars in Genève te beïnvloeden.
* Werk nauw samen met media opdat ze het WTO-proces kritischer belichten.

D-DAY – – Hong Kong, december 2005

Er staat in de aanloop naar Hong Kong veel op het spel. Het is mogelijk dat de WTO daar wordt bevestigd in zijn rol als motor van de liberalisering van handel en andere economische kernactiviteiten, zoals investeringen. Een andere mogelijke uitkomst is dat het voor de derde keer een mislukking uitloopt en de WTO voorgoed wordt lamgelegd als instrument van de mondiale neoliberale agenda. Hong Kong zou wel eens het Stalingrad van de WTO kunnen worden, het omslagpunt, waar het offensief om de invloed de WTO terug te dringen de overhand krijgt en onstuitbaar zal blijken. Hoe het pleit wordt beslecht, zal in hoge mate afhangen van de vastberadenheid, de strategie en de tactieken van de andersglobalisten.
De top van Hong Kong in december 2005 wordt D-day voor de andersglobaliseringsbeweging.

Hong Kong zal de culminatie moeten worden van een internationaal proces dat al maanden eerder in gang is gezet. Net als in Cancún, zal ook hier de macht van het getal gelden. Daarom moet alles op alles worden gezet om te zorgen dat demonstranten met duizenden tegelijk zullen toestromen. Overal vandaan, maar vooral vanuit het Noorden, vanuit Zuidoost Azië en vanuit Hong Kong zelf. In navolging van de succesvolle tactiek van het netwerk van Our World is not for Sale in Cancún, zullen de lobbystrategieën binnen de ministeriële top, de maatschappelijk protesten binnen het gebouw waar de top plaatsvindt, en de massaprotesten en de burgerlijke ongehoorzaamheid buiten de ministeriële vergaderingen om, effectief en flexibel op elkaar moeten worden afgestemd.

Alternatieven

Als we als andersglobaliseringsbeweging willen proberen om ook deze top weer te laten ontsporen, dient zich automatisch de vraag aan wat dan het alternatief is. Dat is natuurlijk een kwestie van voortschrijdend inzicht.
Maar het alternatief voor een gecentraliseerd mondiaal instituut als de WTO is zeker niet chaos, zoals de grote handelsmachten het zo graag afschilderen. Het gaat erom dat landen de ruimte krijgen om nationale strategieën aan te wenden die recht doen aan hun eigen maatschappelijke waarden en normen, prioriteiten en structuren (in tegenstelling tot het uniforme neoliberale model zoals dat door de WTO wordt opgelegd.)
De belangen van ontwikkelingslanden worden het best gediend door een pluralistisch systeem van mondiaal economisch bestuur, waarin verschillende instituties, zoals de Wereldhandelsconferentie van de Verenigde Naties (UNCTAD), de Internationale Arbeidsorganisatie, multilaterale milieuverdragen, regionale economische blokken en een radicaal ingekrompen en in zijn bevoegdheden beperkte WTO elkaar in evenwicht houden en landen zo de nodige ‘ontwikkelingsruimte’ verschaft.

Noten:
[1] Zie: http://www.focusweb.org/main/html/Article602.html
[2] Roelien werkt voor het GATSPlatform.
[3] In 2001 speelde ook een andere factor mee ten nadele van de ontwikkelingslanden: de post-11-september atmosfeer. Hen werd door de VS voorgehouden dat het niet inzetten van liberaliseringsaanbod bij de Doha-onderhandelingen gelijk stond aan opstoken tot terrorisme…
[4] Kritiekpunten: a/ Regelingen voor de zogenaamde Groene Box (direkte inkomenssteun) en Blauwe Box (steun bij productiebeperking) bieden VS en EU een uitweg voor handhaving of zelfs vergroting van hun steunmaatregelen en subsidies aan de eigen boerenbedrijven.
b/ De nieuwe categorie van ‘Gevoelige Producten’ belemmert de exportmogelijkheden van ontwikkelingslanden doordat het de EU ontheft van het aanzienlijk verlagen van tarieven voor 20 tot 40 % van zijn producten.
c/ Concreet stappenplan en einddatum ontbreken voor de uitfasering van exportsubsidies.
d/ Slechts lippendienst aan de eisen van ontwikkelingslanden voor de instelling van de categorie ‘Speciale Producten’ (verlaging van importtarieven in geïndustrialiseerde landen) en voor ‘Speciale Waarborg Mechanismen’ (bescherming tegen dumping door geïndustrialiseerde landen).
e/ De instandhouding van bestaande “waarborgregeling” voor geïndustrialiseerde landen die de invoer van bepaalde lanbouwproducten uit ontwikkelingslanden tegenhoudt.
[5] Veel maatschappelijke organisaties gaan ervan uit dat het bestaande vrijhandelsraamwerk hoe dan ook schadelijk is voor kleine boer(inn)en, ook al zouden de EU en VS stoppen met hun subsidies. Het dwingt de kleine familiebedrijfjes namelijk tot concurreren op de internationale markt hetgeen ze niet overleven, terwijl hun inzet juist nodig is voor de bevoorrading van de binnenlandse markten. De concurrentieslag leidt tot ontvolking van het agrarische gebied en tot de concentratie van de landbouwproductie in de handen van een paar kapitaalkrachtige bedrijven. Ook de werking van het patentsysteem gaat in tegen de belangen van de familiebedrijfjes.
[6] Het raamwerk voor modaliteiten voor NAMA is , ondanks heftige kritiek, gebaseerd op de zogenaamde “Derbez-tekst van augustus 2003. De daarin opgenomen “niet-lineaire” formule voor tariefreductie vereist drastische verlaging van de hoge gebonden tarieven van vele ontwikkelingslanden, hetgeen tegenstrijdig is aan het principe van de ‘minder dan volledige wederkerigheid’ (Speciale en Gedifferentieerde Behandeling). En de ‘Sectorale Initiatieven’ (grote tariefsverlagingen voor alle goederencategoriën in een bepaalde industriële sector) ontnemen vele ontwikkelingslanden de al geringe beleidsruimte voor ontwikkeling van de eigen industriële ontwikkeling. Ook op andere gebieden zijn de bepalingen voor Speciale en Gedifferentieerde Behandeling erg zwak. Tekenend is dat de Nationale Vereniging van Amerikaanse Fabrikanten erg tevreden is met het raamwerk…
[7] Regeringen worden geacht om voor mei 2005 een eerste of ‘verbeterd’ aanbod voor liberalisering te doen hoewel het met name voor ontwikkelingslanden moeilijk zo niet ondoenlijk is om na te gaan wat dat aanbod voor gevolgen heeft voor hun economieën.
[8] Bijvoorbeeld: de herziening van artikel 27.3 (b) van het TRIPs-verdrag (verbod op patentering van levensvormen); de relatie tussen TRIPs en de Conventie over Biodiversiteit; de bescherming van traditionele kennis en folklore; en een regeling voor de bescherming van publieke gezondheid boven patentrecht.
[9] De kwestie van het concreet invullen en uitvoeren van S&DT-zaken sleept al vele jaren. De geïndustrialiseerde landen hebben nu een eis toegevoegd, namelijk de (mate van) toekenning afhankelijk maken van de mate van ontwikkeling.
[10] Ook ‘Implementatie’ sleept al jaren en heeft te maken met het verlagen van de hoge kosten voor de uitvoering van handelsverplichtingen en om nationale wetgeving aan te passen op de WTO-regels. De enige Implementatie-zaak die expliciet in de raamovereenkomst opgenomen is, heeft vooral betrekking op de handelsbelangen van geïndustriliseerde landen (Geografische Indicaties, ofwel de uitbreiding van het reserveren/afschermen van herkomstnamen voor bepaalde landbouwproducten (bijv. ‘naam’-kazen).
[11] G20: de ‘grote’ landbouwproducenten uit de groep van ontwikkelingslanden; G33: de ‘kleine’ landbouwproducenten; G90: de armste ontwikkelingslanden.
[12] Aanvoerder van de zogenaamde CAIRNS, de groep van grote, rijke landbouwproducenten.
[13] Five Interested Parties (FIPs)
[14] India en de EU zijn beide voorstander van de zogenaamde “Uruguay Round”-formule voor tariefsverlaging die uitgaat van een gemiddelde over de hele linie en die de hoogste tarieven niet extra snijdt. In ruil voor de verwachte steun van de kant van de EU zal India de Europese landbouwsubsidies niet te sterk aanvallen. Maar zelfs deze “Uruguay Ronde”-formule zal teveel schade opleveren aan de economieën van armere landen.
Brazilië verkeerde in de veronderstelling dat het FIPs-akkoord de afbouw van exportsubsidies en bepaalde exportkredieten veiligstelde, hetgeen de Braziliaanse economie 10 miljard dollar kan opleveren. Toch is de daadwerkelijke afbouw afhankelijk van de uiteindelijke invulling van de modaliteiten, die op hun beurt weer afhankelijk is van aangeboden compensatie. Daarbij voorziet het Common Agricultural Policy van de EU in de vervanging van exportsubsidies door directe betalingen aan boeren onder de ‘Groene Box’-regeling die ongemoeid is gelaten in de raamovereenkomst van juli 2004.
[15] Ook wel de Quad (= de Vier) genoemd.
[16] “Review of Developments and Issues in the Post-Doha Work Program of Particular Concern to Developing Countries: a Post-UNCTAD XI Perspective,” Notitie door UNCTAD-secretariaat, 31 augustus 2004 (p. 7).

Colofon
WTO-Zip, Nieuwsbrief over ontwikkelingen rondom Wereld Handels Organisatie WTO en de Europese Unie. Het is een initiatief van de Werkgroep Globalisering Delft-Den Haag. Aan dit bulletin hebben meegewerkt: Roelien Knottnerus, Rob Bleijerveld en Kees Hudig
Stuur mededelingen, copy of reacties naar: Nieuwsbrief WTO.ZIP (en meer over globalisering) is te vinden op https://www.globalinfo.nl, op http://www.indymedia.nl en op http://www.stelling.nl/trouble
Voor een gratis email-abonnement, mail naar

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door WTO.Zip redactie.)