Kapitalistische School: Dienstbaarheid Aan Markt En Bedrijfsleven
De school wordt geacht te instrueren ten behoeve van het kunnen functioneren in de bestaande maatschappij. De maatschappij wordt al heel lang gedomineerd door allerlei varianten van kapitalisme. De instructie die de school geacht wordt kinderen te geven, is dus gericht op het kunnen functioneren in zo’n door het kapitalisme geïnfecteerde maatschappij. Voor een kritische analyse van de onderwijssituatie kan men dan twee kanten op. Aan de ene kant kan er de nadruk worden gelegd op een analyse van het type kapitalisme en het daarop gekoppelde onderwijssysteem. Aan de andere kant kan men het bestaan van een dergelijk kapitalistisch onderwijssysteem onderkennen en verwerpen, om vervolgens een wenselijk alternatief onderwijssysteem te ontwikkelen. Beide werkwijzen kunnen elkaar overigens versterken.
(Oorspronkelijk verschenen op de website Libertaire Orde)
Zo hebben libertaire auteurs zich primair beziggehouden met de analyse van dominantie als sleutel voor instructie (wat de meester zegt moet zonder dralen worden aanvaard). In het algemeen stapten (en stappen) libertaire auteurs daarna door naar het ontwikkelen van ideeën over de libertaire school.
Andere auteurs voelen een grotere behoefte om zich juist op de analyse te richten van het kapitalisme en het ermee corresponderende onderwijssysteem. Als voorbeeld uit het verleden geldt hier het werk van twee Franse sociologen, Chr. Bandelot en R. Establet. Zij lieten hun analyse uitmonden in een boek met als titel L’École capitaliste en France (1971). Nu, veertig jaar later, is een viertal Franse universitaire docenten en onderzoekers, Chr Leval, F. Vergne, P. Clément en G. Dreux, zich eveneens diepgaand met het kapitalisme gaan bezighouden in relatie tot het corresponderende onderwijssysteem getuige hun boek getiteld La nouvelle école capitaliste (2011, 2012).
Nieuw?
Zij spreken over de ‘nieuwe kapitalistische school’, maar vanuit een libertaire dominantie analyse is er niets nieuw aan. Het gaat dan ook om een ander element. De auteurs drukken met nieuw een verwijzing uit naar het hierboven eveneens genoemde boek De kapitalistische school uit 1971. Veertig jaar later, betreft hun analyse het kapitalisme dat een neoliberale signatuur draagt.
In de ervoor liggende periode was de kapitalistische school meer een wat toen werd genoemd ‘ideologische staatsapparaat’. Nu, in het neoliberale tijdperk betreft de school meer een ‘onderneming’, een plaats waar ‘menselijk kapitaal’ wordt geproduceerd ten behoeve van andere ondernemingen. Het school- en universitaire systeem moet in dat geval weten te voldoen aan de vereisten van kapitaalsaccumulatie op mondiale schaal. Kennis is in dit tijdperk een rentabiliteitsfactor in een concurrentiemaatschappij. Dat is de these van het boek over die nieuwe school, zo leggen twee van de auteurs (Laval en Dreux) uit in een interview met Siné Mensuel (nr., 2012). In hun boek wordt dit in detail uitgewerkt.
Hieronder loop ik dit na. Daarvoor begin ik bij de staat waarvan zij aangeven dat een aantal verandering leidt tot een ander staatstype. Het zijn die veranderingen die doorwerken in de arbeidsmarkt en daarmee ook in het schoolsysteem. Dit alles wordt gestuurd vanuit een neoliberaal regime. Het centrale punt is het idee van de ‘kenniseconomie’ en uiteraard: het maken van winst.
Ondernemersstaat
De titel van het boek waarover het hier gaat, dekt een analyse die breder is dan de enkele verwijzing naar het verschijnsel nieuwe kapitalistische school doet vermoeden. Die school is slechts een van de onderdelen die aan de hervormingsdrift van het neoliberale regime moet geloven. Want ook bijvoorbeeld ziekenhuizen, volkshuisvesting, sociale zekerheid, openbaar vervoer, politie zijn er onderhevig aan. En niet in de laatste plaats de staat.
Het is al vaker verwoord: het gaat het de neoliberaal niet om het afbreken van de staat, maar om het verwijderen van de elementen die maken dat er sprake kan zijn van een sociale staat. De staat wordt dan ook omgevormd tot een ondernemersstaat in dienst van het bedrijfsleven.
De auteurs wijzen op de twee bekende strategieën: (1) die van de privatisering van de publieke dienstverlening en (2) die van het omvormen naar een ondernemingsmodel van de overblijvende overheidsinstellingen. De leidende gedachte is de kwantificering van de politieke activiteit. Daarbij is het mogelijk het werk van de resterende overheidsinstellingen in een concurrentiële context te plaatsen, om zo de druk binnen die instellingen op te voeren. De mensen binnen die instelling worden permanent geconfronteerd met de kwestie: een hervormde overheidsinstelling kunnen blijven of uiteindelijk toch aan privatiseren van die instelling moeten geloven. Eind vorige eeuw is daar een nieuwe deelwetenschap voor ontwikkeld, het ‘New Public Management’.
Uitgebreid beschrijven de auteurs in het licht daarvan het proces van het introduceren van de eisen van het neoliberale kapitalisme. Zij doen dat om inzichtelijk te maken welke betekenis dit voor het functioneren van onderwijs- en (universitaire) onderzoekssystemen heeft. De eufemistische term waaronder de veranderingen worden geïnitieerd komt een ieder bekend voor: hervorming.
Pianist-bekistingtimmerman
Kenniseconomie
De hervormingen voor het onderwijsveld kennen twee karakteristieken. De ene karakteristiek betreft algemene hervormingen, die overeenkomstig gelden voor alle publieke diensten. Het gaat om transformaties, die erop gericht zijn een ander type ‘leiding’ (het management) in te stellen. Die heeft tot taak de ‘productiviteit’ te verhogen, met kwantificeren als methode en met doel: winst maken. Tegelijk moet het budget worden verlaagd onder druk van het handelen binnen een concurrentiële context. De andere, specifieke karakteristiek is dat de ‘hervorming’ in overeenstemming moet worden gebracht met wat kenniseconomie wordt genoemd.
Dit laatste komt niet uit de lucht vallen, zo laten de auteurs zien. De strategie voor de ontwikkeling ervan is op het Europese niveau in Lissabon, in 2000, geïnitieerd met de slogan: ‘De kenniseconomie, de meest competitieve van de wereld’. Tien jaar later is dat opnieuw geformuleerd en nu onder de slogan: ‘Europa 2020 – Een strategie voor een intellectuele, duurzame en inclusieve groei’. Dit bouwt dus voort op wat al aan neoliberale transformaties in het onderwijs aan de orde is. Wie dacht dat met de financiële crisis het neoliberale denken veld aan het ruimen is, vergist zich.
Arbeidsmarkt
Na eerst de staat te hebben omgebouwd tot een ondernemersstaat en op het Europese niveau een heel andere optiek op kennis te hebben geïntroduceerd, zijn de arbeidsmarkt en het onderwijs- en onderzoeksveld aan de beurt om grondig neoliberaal overhoop gehaald te worden. Het is die lijn die de auteurs ook volgen: wat op de arbeidsmarkt gebeurt en welke regels daar zijn gaan gelden, werkt vrijwel direct door in de onderwijswereld.
De arbeidsmarkt vormt een onderdeel van de economische wereld. Die kan steeds minder met solide en duurzame kennis uit de voeten en daardoor ook niet met vaste banen en stabiele persoonlijkheden. Dit introduceert het verschijnsel sociale onzekerheid. Die onzekerheid is het resultaat van de groeiende concurrentie op de arbeidsmarkt. Dat geldt zowel intern in het bedrijf (binnen het bedrijf periodiek naar een nieuwe functie solliciteren) als extern (als jij niet mee wil gaan, staan er buiten vele werklozen te wachten om je te vervangen).
Het veranderde salariaat dat aan dit regime gerelateerd is, drukt, aldus de auteurs, als norm op de onderwijswereld. Die wereld moet namelijk gaan voldoen aan wat zich op de arbeidsmarkt manifesteert. De opdracht aan het onderwijssysteem is: individuen kneden tot zich aanpassende personen. Dat wil zeggen ze moeten vloeibare (fluide) persoonlijkheden worden. Hoewel ik zijn naam bij de auteurs niet ben tegengekomen, kan men onwillekeurig denken aan de Engelse socioloog van Poolse afkomst, Zygmunt Bauman (1925). Deze schrijft over de ‘Liquid Modernity (2000) als: de vloeibare samenleving met zijn vergankelijke relaties…
Schutter op Scandinavische duiven
De noodzakelijke flexibiliteit verwijst niet alleen naar het functioneren van de markt, maar ook naar de personen die aan de eisen van de veranderde economie moeten beantwoorden. De constante concurrentiële druk die op gesalarieerden wordt uitgeoefend, moet hen de bereidheid afpersen om op de toppen van de marktwaarde van hun arbeidsvermogen te verkeren. In termen van de bedrijfsmanagers betekent dit, dat zij een beroep op hun inzetbaarheid moeten kunnen doen, wanneer het hen uitkomt.
New speech
Geheel overeenkomstig met het neoliberale denken en de daarmee corresponderende ‘new speech’, lijkt het nu alsof mensen hun lot in eigen handen hebben. Elke moeilijkheid die zij moeten overwinnen heet voortaan een buitenkans en elke beproeving een uitdaging…
Aldus genereert zich een neoliberaal regime voor kennis dat binnen de Europese wensen (Lissabon 2000) past. Kennis wordt een product waarvan de rentabiliteit het criterium is. Voorheen was het nog dat vermeerdering van kennis had bij te dragen tot verbetering van de menselijke voorwaarden van het bestaan en voortbestaan. Nu is het leidende motief: winst.
De hele terminologie is daarvoor door het neoliberale regime aangepast. Wat moderniseren heet is een ander woord voor het onderwerpen van het onderwijs (en onderzoek) aan kenniseconomie. Dit leidt ertoe dat de gemoderniseerde school tot een productie-eenheid (een onderneming) wordt waar menselijk kapitaal wordt vervaardigd. De economische waarde is daarmee een sociale norm geworden, die in de neoliberale maatschappij tot praktijk is verheven.
Kapitalistische school
De waardetoedeling aan kennis is een economische gerelateerd. Dat zet zich door in de onderwijs- en onderzoekswereld. Als kennis wordt opgevat als handelswaar, dan zijn de scholings- en onderzoeksinstituties wel genoodzaakt om bedrijfsvormen aan te nemen.
De bekwaamheden die worden aangeleerd in de nieuwe kapitalistische school moeten voldoen aan de vereisten van het bedrijfsleven. Het gaat om marketable skills , dat wil zeggen bekwaamheden die de ondernemers verwachten van schoolverlaters en afgestudeerden. Bekwaamheden die noodzakelijk zijn om ze te kunnen ‘verkopen’ op de arbeidsmarkt (bij sollicitaties is het de vraag: ‘Weet je je zelf te verkopen?’). Men spreekt ook niet meer van nuttige maar van nuttig te maken bekwaamheden.
Nagelbijtster bij angstige miljardair
De auteurs beschrijven dit neoliberale omvormingsproces binnen de Franse maatschappij. Gaat dit alles langs Nederland heen? Vergeet het maar. Onder de kop ‘Basisscholen zullen meer moeten snijden’ (de Volkskrant van 17 september 2012) lees ik naar aanleiding van een onderzoek naar jaarrekeningen van basisscholen van het bureau Deloitte: ‘De meeste scholen maken nog steeds verlies (…)’ (Sjirk Huizinga van Deloitte). Basisscholen die verlies maken? Zonder dat we het ons mogelijk bewust zijn heeft het neoliberale regime de basisscholen in de vurige vingers. Vooruit, er kan een tekort zijn, maar een basisschool kan geen ‘verlies maken’, tenzij die als onderneming wordt begrepen!
En op het hoogste niveau van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in Nederland? Anna Grebenchtchikova merkt onder de kop ‘Topsectorenbeleid slecht voor kenniseconomie’ (de Volkskrant van 17 september 2012) op: ‘Wetenschap wordt slechts een middel om het allerhoogste doel te behalen: winst’.
Fataliteit?
In hun analyse hebben de Franse auteurs met hun boek De nieuwe kapitalistische school overtuigend aangegeven hoe het pad daartoe door neoliberalen is gelopen en hoe ze dat pad verder bewandelen. En het merkwaardige is: ‘La social-démocratie est devenu muette sur ce qu’était son principal ennemi’ (De sociaaldemocratie heeft niets te zeggen op wat zijn voornaamste vijand was). Dit verwijt ontleen ik niet aan de auteurs maar aan het korte essay Le chemin de l’espérance (De weg van de hoop, 2011) van twee Franse oudgedienden. Het betreffen de oud-diplomaat Stéphane Hessel (Indignez-vous!, 2010) en Edgar Morin, een van de grootste nog levende Franse sociologen. Zij maken zich ondanks hun hoge leeftijd nog steeds druk over wat in hun ogen helemaal de verkeerde kant op gaat.
Thermometertester
Dat het ook in Nederland helemaal de verkeerde kant uitgaat met de sociaaldemocratie, spreekt uit de mogelijkheid dat de PvdA leider het zo goed met de VVD leider kan vinden. Alles glijdt van hen, dus ook van de PvdA leider af, zo maakt de kop van een item op de discussiesite Joop.nl (3 oktober 2012) duidelijk: het Teflon tweetal. Frankrijk of Nederland, ook op dat punt ‘gibt es kein Unterschied’.
Aan het eind van hun boek wekken de auteurs, ondanks deze treurig stemmende constatering, toch op de veranderde eisen en regels als onderdeel van een politiek spel te zien en niet als een fataliteit te aanvaarden. Het besef moet heersen dat er politieke strijd wacht om de gang van zaken te breken en te keren. Zo moet de school niet worden begrepen als het passieve slachtoffer van gemene kapitalisten. Men zal zich moeten verzetten tegen het kenniskapitalisme, wat betekent: het afwijzen van de sociale norm van het kapitalisme. En het betekent ook zich inzetten voor het ontwikkelen van praktijken die andere horizonnen op het onderwijs openen dan de neoliberale.
Het is jammer dat de auteurs hier stoppen. Want in plaats van wel erg diep en wijdlopig op de gang van zaken omtrent de ontwikkelingen van de ‘nieuwe kapitalistische school’ in te gaan, had het niet misstaan meer over de wenselijke, andere antikapitalistische school van hen te vernemen.
Maar wat dat aangaat is het gelukkig dat anarchisten daar al anderhalve eeuw over hebben nagedacht en geschreven, om dit vervolgens ook in praktijken om te zetten, zoals dit ondermeer aan de Franse libertaire pedagoog Hugues Lenoir is te ontlenen (klik HIER).
Thom Holterman
LAVAL, Christian, Francis Vergne, Pierre Clément, Guy Dreux, La nouvelle école capitaliste, Éditions La Découverte, Paris, 2012 (heruitgave in pocketvorm; eerste druk verschenen in 2011), 281 blz., prijs 13 euro.
Aantekening
In Frankrijk bestaat het Ministerie van ‘Redressement productif’ (Productieve wederopbouw). In het satirische maandblad Siné Mensuel wordt daar op in gespeeld met het bedenken van nieuwe beroepen voor de toekomst. Het beeldmateriaal dat u hier aantreft heb ik aan twee nummers van het genoemde maandblad ontleend; zie nr. 12 en nr. 13 (september en oktober 2012, beide nummers p. 7).