Joseph Ratzinger of de ‘rottweiler van god’ komt te sterven
Op 95-jarige leeftijd is Joseph Ratzinger overleden. Hij is voornamelijk gekend als de voormalige paus, maar zijn belangrijkste wapenfeiten moet je zoeken tijdens de periode dat hij Prefect was van de Congregatie voor de Geloofsleer. In die functie was hij namelijk de architect van één van de meest grootschalige ideologische en antilinkse campagnes uit de naoorlogse geschiedenis, de zogenaamde Restauratie. Een kort overzicht.
(Door Marc Vandepitte, overgenomen van DeWereldMorgen, Paus Johannes Paulus II (links) en kardinaal Joseph Ratzinger (rechts). Foto: Levan Ramishvili, Flickr / Public Domain Mark 1.0)
Neoconservatisme
In 1978 wordt Karol Wojtyla tot leider benoemd van de grootste godsdienstige gemeenschap ter wereld. Hij treft een postconciliaire (*1) kerk aan in zware crisis: scherpe daling van het misbezoek en van de roepingen, hoog aantal echtscheidingen onder katholieken, verwerping van het pauselijk gezag inzake geboorteregeling, een wereld vol ketterijen, …
Hij wil een radicale ommekeer. Geen risico’s meer, geen experimenten, gedaan met inspraak en overleg. Van het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965) worden de teksten wel behouden maar wordt de geest begraven. De paus maakt zich op voor een centralistische en orthodoxe kerkpolitiek, vergezeld van een spirituele en morele herbewapening.
Hij speelt hierbij handig in op het tijdsklimaat van dat moment, dat overigens veel gelijkenissen met vandaag vertoont. Halverwege de jaren zeventig begint een zware economische crisis. Het optimistisch geestelijk klimaat van de jaren zestig slaat om en wordt gekenmerkt door streven naar zekerheid en geborgenheid, de roep naar – liefst charismatische – autoriteiten, een vernieuwd ethisch reveil, de vlucht in de privésfeer of in het irrationele, enz.
Handig inspelend op de massamedia vertolken de neoconservatieven een wereldwijde zendingsdrang en pakken ze uit met simplistische wereldbeelden.
Tegen deze achtergrond ontstaat het ‘neoconservatisme’. Dit nieuwe conservatisme zit niet langer in de defensieve hoek, maar lanceert zelf een politiek en ideologisch offensief. Deze stroming wordt gedragen door ‘sterke’ personen als Ronald Reagan en Margaret Tatcher.
Handig inspelend op de massamedia vertolken ze een wereldwijde zendingsdrang, pakken ze uit met simplistische wereldbeelden, stralen zekerheid en optimisme uit, enz.
De rottweiler van god
Nog een grotere kopzorg van de paus is de opkomst van een bloeiende progressieve volkskerk in Latijns-Amerika. Wojtyla is een Pool en anticommunist in hart en nieren. Het bestrijden van het marxisme en communisme in de wereld is een van zijn levensdoelen.
Omdat de invloed van het marxisme in de basiskerk en in de bevrijdingstheologie onmiskenbaar is, zal hij alles hij op alles zetten om in het continent terug orde op zaken te stellen.
Hierbij rekent hij op Ratzinger, die in 1981 benoemd wordt tot Perfect van de Congregatie van de Geloofsleer, zeg maar het ministerie van ideologie en informatie van het Vaticaan. Dat ambt oefent hij een kwarteeuw uit en hij zal er optimaal gebruik van maken om zijn stempel te drukken op het wereldgebeuren.
Ratzinger wordt de architect van een grootscheeps kerkelijk en pastoraal offensief, die hij zelf de naam ‘Restauratie’ toebedeelt. Doel is een versterking van het centraal bestuursapparaat en de uitschakeling van elke vorm van dissidentie binnen de kerk. Ratzing ontpopt zich snel als een ware grootinquisiteur, wat hem de naam ‘rottweiler van god’ zal opleveren.
Ratzinger wordt de architect van een grootscheeps kerkelijk en pastoraal offensief, die hij zelf de naam ‘Restauratie’ toebedeelt.
Heel de katholieke kerk wordt geviseerd, maar de belangrijkste pijlen worden wel gericht op Latijns-Amerika en daar is de politieke impact ook veruit het grootst. We beperken ons daarom in wat volgt tot dit continent.
De vernietiging van de volkskerk en bevrijdingstheologie
Het eerste wat gebeurt is het aanleggen van databanken van Latijns-Amerikaanse bisschoppenconferenties, bevrijdingstheologen, progressieve religieuzen, verdachte pastorale projecten, enz. In bijna alle kerkprovincies worden ultraconservatieve en uitgesproken rechtse bisschoppen en kardinalen benoemd.
In Brazilië alleen al worden een vijftigtal conservatieve bisschoppen benoemd. Op het einde van de jaren tachtig zijn 5 van de 51 bisschoppen van Peru lid van Opus Dei. Chili en Colombia gaan dezelfde weg op. Dissidente bisschoppen worden onder druk gezet: sommigen krijgen waarschuwende brieven, anderen krijgen reisverbod of worden op het matje geroepen.
Deze benoemingspolitiek is des te erger omdat het episcopaat in dit continent een zeer belangrijke rol speelt. Het is in veel gevallen de enig mogelijke oppositie tegen militaire repressie, tegen foltering, enz. Als de bisschoppen in Brazilië en Chili hadden gezwegen zoals ze dat in Argentinië hebben gedaan, zou het aantal slachtoffers van de repressie veel hoger zijn geweest.
Ook op de lagere niveaus wordt grote kuis gehouden. De vorming van priesters wordt bewerkt door seminaries of theologische instituten onder druk te zetten, te heroriënteren of te sluiten. De religieuzen, die vaak protagonisten zijn van de bevrijdingskerk, probeert men beter onder controle te krijgen. Speciale aandacht gaat uit naar de theologen. Zij worden voortaan in het gareel gehouden door hen de nieuwe eed van trouw’ te laten zweren.
Als de bisschoppen in Brazilië en Chili hadden gezwegen zoals ze dat in Argentinië hebben gedaan, zou het aantal slachtoffers van de repressie veel hoger zijn geweest.
In 1984 schrijft Ratzinger de ‘Instructie van de Heilige congregatie voor de geloofsleer over enkele aspecten van de theologie van de bevrijding’. Het is een frontale aanval tegen de bevrijdingstheologen, vooral die van Latijns-Amerika. Een jaar later krijgt Leonardo Boff, één van de boegbeelden zelfs spreekverbod opgelegd. De greep op katholieke tijdschriften wordt vergroot: daar waar men het nodig acht censureert men ze, wordt de redactieraad vervangen of worden ze onder financiële druk gezet.
Progressieve pastorale projecten worden aan banden gelegd of zelfs geheel stopgezet. In 1989 wordt de erkenning van de veel te progressief geachte internationale KAJ door het Vaticaan opgeheven. Ze moet de plaats ruimen voor de anti-linkse en confessionele CIJOC.
Naast de afbraak van al wat progressief is, worden reusachtige projecten opgestart om de gelovigen weer op het juiste spoor te brengen. Evangelisatie 2000 en Lumen 2000 zijn grootscheepse media- evangelisatieprojecten gericht op Latijns-Amerika, die samen niet minder dan drie satellieten ter beschikking hebben.
De projecten worden opgezet door rechtse en ultraconservatieve individuen en groeperingen: Communione e Liberazione, Maria-actie, Katholieke Charismatische Vernieuwing, enz. De medewerkers van deze mediareuzen vergelijken hun werk met een soort nieuwe ‘luchtmacht’.
Zij die kunnen lezen worden bestookt met goedkoop uitgegeven religieuze boeken. Voor priesters en religieuzen worden groots opgezette retraites gefinancierd. Voor deze projecten kan de top van de katholieke kerk steevast rekenen op de financiële steun van de zakenwereld.
De medewerkers van deze mediareuzen vergelijken hun werk met een soort nieuwe ‘luchtmacht’.
Anticommunistische kruistocht
Niets wordt aan het toeval overgelaten. Eén voor één worden alle steunpilaren van de volkskerk in Latijns-Amerika onderuit gehaald. Waarnemers spreken van een ‘ontmanteling van een kerk’. We hebben hier te maken hebben met één van de meest grootschalige ideologische en politieke campagnes uit de naoorlogse geschiedenis.
Die campagne kadert in de anticommunistische kruistocht van de Koude Oorlog. Ze kan ook beschouwd worden als een revanche van de VS op de verloren gegane macht in de voorafgaande periode.
Gedurende de jaren zestig en zeventig versterkten de landen van de Derde Wereld namelijk hun positie op de wereldmarkt. Ze dwongen hogere grondstofprijzen af en verhoogden daarmee hun koopkracht op de wereldmarkt. Dat kende zijn hoogtepunt in de oliecrisis van 1973.
In 1975 bracht Vietnam de VS een smadelijke nederlaag toe. Kort daarna werd het Witte Huis tot tweemaal toe vernederd: eerst door de revolutie van de Sandinisten in hun achtertuin (1979) en dan door het gijzelingsdrama in Iran (1980). Bij zijn aantreden voelde Reagan zich bovendien bedreigd door een te onafhankelijke economische opstelling van belangrijke landen als Mexico en Brazilië.
Die campagne tegen de bevrijdingstheologie kan beschouwd worden als een revanche van de VS op de verloren gegane macht in de voorafgaande periode.
Het Witte Huis liet niet betijen en startte een tegenoffensief op diverse fronten. De bevrijdingstheologie vormde daarbij één van de belangrijkste doelwitten. Reeds tegen het einde van de jaren zestig werd de bevrijdingstheologie, op dat moment nog in een embryonaal stadium, gezien als een bedreiging voor de geostrategische belangen van de VS, getuige daarvan het Rockefeller rapport.
In de jaren zeventig werden theologische centra opgericht die de ideologische strijd moesten aanbinden met de bevrijdingstheologie. Het was echter vooral vanaf de jaren tachtig dat dit tegenoffensief op kruissnelheid kwam. De VS trokken miljarden dollars uit voor steun aan de contrarevolutie in Latijns-Amerika.
In deze vuile oorlog vielen tienduizenden slachtoffers. Doodseskaders, paramilitaire groepen maar ook het geregelde leger knapten het vuile werk op. In de rangen van de christelijke bevrijdingsbewegingen vielen veel martelaars. De meest bekende zijn bisschop Romero en de zes jezuïeten in El Salvador.
Om de bevrijdingstheologie op zijn eigen terrein te bekampen werden protestantse sekten ingezet. Zij ontvingen zware financiële steun vanuit de VS. Door goedkope slogans en sentimentele boodschappen moesten ze proberen de gelovigen aan te trekken om ze alzo te onttrekken aan de ‘verderfelijke’ invloed van de bevrijdingstheologie. Men maakte daarbij gebruik van dure elektronische middelen.
Godsdienst verschijnt hier als opium van het volk in zijn zuiverste vorm. Ook het leger wordt in deze ‘religieuze oorlog’ ingeschakeld. Topofficieren van de legers van Latijns-Amerika stelden een document op om de ‘theologische arm van de strijdkrachten’ meer gestalte te geven.
Mission accomplished
De gezamenlijke inspanningen van Ratzinger en het Witte Huis hebben geloond. In de jaren negentig is aan de basiskerk van Latijns-Amerika een zeer zware slag toegebracht. Heel wat basisgroepen houden op te bestaan of functioneren nog nauwelijks bij gebrek aan pastorale ondersteuning, uit schrik voor repressie, omdat men niet meer gelooft in de verhoopte doorbraak, of gewoon omdat ze fysiek geliquideerd zijn.
Het optimisme en activisme van de jaren zeventig en tachtig maken plaats voor vertwijfeling en bezinning. Maatschappijanalyse verliest aan gewicht ten voordele van cultuur, ethiek en spiritualiteit, perfect op maat van Ratzinger.
Globaal genomen verschuift het accent van bevrijding naar aanklacht, van verzet naar troost, van analyse naar utopie, van subversie naar overleven. Het Exodusverhaal wordt geruild voor de Apocalyps en Prediker.
Op het einde van de jaren negentig vormt de basiskerk in elk geval geen bedreiging meer voor het establishment. Zowel het Vaticaan, het Pentagon als de lokale elites van Latijns-Amerika hebben op dat moment een zorg minder. Die geruststelling slaat echter snel om met de verkiezing van Chávez tot president Venezuela, maar dat is een ander verhaal.
Het accent verschuift van bevrijding naar aanklacht, van verzet naar troost, van analyse naar utopie, van subversie naar overleven.
In 2005 wordt Ratzinger voor zijn succesvolle Restauratiewerken beloond en tot hoofd van de katholieke kerk verkozen. Maar als manager schittert hij veel minder dan als inquisiteur. Hij is al bij al een zwakke paus.
Hij laat een verzwakt instituut achter, geteisterd door een tekort aan priesters en een leegloop in het Westen en aanhoudende seksschandalen. Hij slaagt er maar niet om orde op zaken te stellen in het Vaticaan. Dat is wellicht de hoofdreden waarom hij aftreedt in 2013.
Ratzinger zal de geschiedenis vooral ingaan als de man die de Restauratie in de katholieke kerk succesvol heeft doorgevoerd en de volkskerk in Latijns-Amerika onschadelijk heeft gemaakt. Het zijn geen geringe ‘verdiensten’.
Voor bronnen van dit artikel, zie De crisis van de bevrijdingstheologie en het religieus marxisme.
Noot:
[1] Het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, ook wel bekend als Vaticanum II, werd van 11 oktober 1962 tot 8 december 1965 gehouden. Het was een kerkvergadering die de bedoeling had om de katholieke kerk te moderniseren.