Ga naar de inhoud

Internationaal recht en andersglobalisering.

Een stuk over internationale regelgeving in tijden van globalisering, en hoe die kunstmatig ingewikkeld gehouden wordt voor de normale burgers.

16 min leestijd
Placeholder image

Verscheen oorspronkelijk als hoofdstuk in het boek Mondialisation des Résistances, L’état de Luttes 2004 van het Centre Tricontinental/ World Forum on Alternatives. Vertaling: Tijn van Beurden

De snelle en bedreigende ontwikkeling van het liberalisme heeft sinds enkele jaren over de hele wereld een gezond verzet veroorzaakt. Die beweging kon pas beginnen nadat de muur van Berlijn was omgevallen. Voor die tijd was het verzet tegen de groeiende gevaren van de ontwikkeling van het industrieel kapitalisme geconcentreerd in de communistische regimes en in de partijen die zich op het communisme baseerden. Die regimes of partijen, zeiden zich te laten inspireren door het proletarisch internationalisme maar ze lieten zich in meer of mindere mate leiden door nationale belangen, waardoor ze zich verwijderden van de verdediging van het algemene universele belang. En de communistische doctrine was bijzonder kort over het internationaal recht. (1) De nogal summiere regels waaruit het was opgebouwd en de instituten die waren opgericht om het in werking te stellen (het Internationale Gerechtshof bijvoorbeeld) werden beschouwd als instrumenten van de bourgeoisie. Het is waar dat de deelname van de Sovjet Unie aan het oprichten van de Verenigde naties (na het verbond met het westen tegen het nazisme in de tweede wereldoorlog), gevolgd door de komst van andere communistische staten in de UNO, in de periode van 1960-1970 samen met de derde wereld landen, een andere benadering met betrekking tot het internationaal recht veroorzaakte.

Maar die beweging vervlakte na 1980 en er waren verder geen concrete resultaten. Men moet dus constateren dat die twee groepen landen niet in staat waren om dynamische ideeën over een nieuwe economische of juridische wereldorde gestalte te ontwikkelen. Door het einde van het communisme zijn sommigen gaan geloven dat het einde der geschiedenis nabij was en dat het liberalisme voortaan ongehinderd zijn gang zou kunnen gaan [Fukuyama , 1992]. Die illusie beperkte zich tot een kleine kring en was van korte duur. De mensheid is in een ongekende gevarenzone terechtgekomen. Nog nooit is zo duidelijk geweest dat geen enkel verzet op louter nationale schaal vruchtbaar en duurzaam zal kunnen worden. Dus onstaat er langzamerhand een mondiaal verzet dat moeite heeft om zich als een samenhangend collectief te organiseren, het slaagt er niet in om algemene en ambitieuze doelen te formuleren. Het concentreert zich op zeer afgebakende en heterogene strijdpunten, zoals het recht van arme landen op generieke medicijnen, het weigeren van genetische manipulatie of het verzet tegen de oorlog in Irak. De strijd wordt dus gericht tegen bepaalde toestanden die men wil veranderen zonder dat uit het eisenpakket duidelijk blijkt welke regels van het internationale recht van toepassing zijn, noch met welke algemene beginselen die regels samenhangen, en evenmin worden de juridische grondbeginselen beschreven die de beoogde rechtsbescherming moeten garanderen. Feitelijk blijkt dus dat het recht overeenkomstig de geheime wens van de juristen een ondoorgrondelijke techniek blijft, het begrijpen en hanteren ervan is te moeilijk voor de gewone burger. Dat geldt voor het nationale recht en des te meer voor het internationale recht. De gewone burger heeft niet alleen geen begrip van de werking van regels, maar is ook niet in staat te begrijpen waar het om gaat in het recht. Hoe de regels toe te passen? Wat is juridisch gerechtvaardigd of verboden? Welke procedures zijn mogelijk?

De grenzen van het internationaal recht en de rechtenstudie.

Studie van rechten zou in deze situatie veel kunnen betekenen. Maar het is duidelijk dat rechten zelden en fragmentarisch onderwezen wordt buiten de universiteiten, waardoor burgers zich niet op hun gemak voelen bij juridische redeneringen. Bovendien is er in de meeste landen een verandering opgetreden in de omvang en inhoud van het onderwijs in het internationaal recht. Die verandering geeft een indicatie van de verhoudingen tussen de bevolking en de topmensen uit de financiële wereld, want er is meestal maar weinig keuze voor de studenten. In Frankrijk was het aanbod van leergangen internationaal recht ongeveer dertig jaar geleden veel hoger dan nu. Bij het examen publiek recht was internationaal recht toen een verplicht onderdeel en het was ook een van de vier onderdelen van het toelatingsexamen voor studenten tot de universiteit, het is nu tot een keuzemogelijkheid gereduceerd, men kan zelfs docent publiek recht worden zonder ooit internationaal recht te hebben gestudeerd. Uit onderzoek van de rechtenstudie blijkt ook duidelijk wat de internationale gemeenschap belangrijk vindt. De afgestudeerden die zijn opgeleid voor onderwijs en onderzoek in het internationale recht zijn meestal gespecialiseerd in het internationale procesrecht, het internationale handelsrecht of eventueel zeerecht. Een paar universiteiten hebben de studierichting mensenrechten. De inwerkingtreding van het internationale strafhof heeft onlangs de interesse opgewekt en geleid tot een toename van het aantal conferenties en cursussen op dit gevoelige terrein. De algemene opleidingen die een theoretisch en filosofisch kader moeten verschaffen waarop het huidige internationale recht zich moet baseren vormen met het onderwijs in het volkerenrecht, vredesrecht, verdragsrecht en internationale instituten een zwakke basis. De internationale gemeenschap verkeert nu in een heftige crisis getuige de kritieke fase waar de UNO zich in bevindt , de oorlogen, de aanslagen, het afschrijven van hele volkeren, de chaotische onduidelijkheid van wat nu een volk is, de toename van de internationale criminaliteit, de terugkomst van piraterij, de ontoereikende autoriteit van het internationale gerechtshof waardoor de USA het zich kan veroorloven het hof belachelijk te maken en genomen beslissingen niet uit te voeren ( de zaak Lagrand waarin het hof op 3 maart 1999 zonder succes opschorting van het doodsvonnis van een Duits burger in de USA had gelast of ook de vergelijkbare zaak Avena en die van andere Mexicaanse burgers met het vonnis van 5 februari 2003 enz.). Het internationaal recht neigt op die manier naar het procesrecht ten koste van het volkenrecht en het interstatelijk recht wat een gevaarlijke ontwikkeling is. Het blijkt dat de kaders van het internationaal recht niet passen bij een wereld die zeer ingewikkeld is geworden en waarvan de belangrijkste eigenschappen onthullen dat hij uit twee verschillend lagen bestaat.

Dat komt door de coëxistentie van een systeem van samenwerking tussen staten dat is voorzien van een adequaat stelsel met het handvest van de verenigde naties (maar de ongelijkheden tussen de staten en hun conflicten die meestal met militaire middelen of geweld worden opgelost doen dit systeem mislukken) en een echt gemondialiseerd systeem, waarin de betrekkingen tussen de individuen of de groepen direct tot stand komen, zonder het interstatelijke niveau te passeren. Het juridische kader erg terughoudend en zeer soepel omdat het is opgebouwd uit internationale contracten die ruimte laten voor meerdere contractanten. De burgers zijn zo het dubbele slachtoffer van die situatie, want door haar zwakte kan het UN-recht geen bescherming bieden en de soepelheid van het internationale procesrecht maken hun beroving mogelijk. Deze onevenwichtigheid tussen het procesrecht en het algemene internationale recht dat ten dienste van de burgers staat, moet onderzocht worden op de gehanteerde juridische vormen en hun invloed op de waarden waarop het recht is gebaseerd omdat die twee nauw met elkaar zijn verbonden.

Wettelijke overeenkomsten moeten ondergeschikt zijn aan gemeenschappelijke belangen.

Naarmate ingewikkelde maatschappijen zich organiseerden in het westen, is in de grote juridische systemen, die vervolgens de hele wereld hebben beïnvloed, een maximaal onderscheid tussen de wet en de andere bronnen van het recht tot stand gekomen, in het bijzonder het contract. De wet was verbonden aan de soevereiniteit en aan zijn laatmiddeleeuwse wortels. Hij drukte de wil van de soeverein uit, eerst de monarch en later de volksvertegenwoordiging. Daardoor was zijn gezag en algemeenheid uitzonderlijk. De waarden die een maatschappij in opbouw uitkoos werden daarom verplicht. Alle andere bronnen van het recht (met uitzondering van de constitutie) waren ondergeschikt.

De contracten, die door verschillende rechtspersonen werden gesloten, individueel of collectief, zijn in de meeste rechtssystemen, uitdrukking van de vrije wil van personen, onder voorwaarde dat ze plaats vinden binnen het kader van de wet. Zo is de samenhang in het juridische systeem verzekerd. Het juridische systeem zelf, dat is gebaseerd op constitutionele beginselen en via wetgeving is georganiseerd, staat borg voor die samenhang en is belast met het nietig verklaren van een contract dat niet met de wetten strookt. Het contract is zonder twijfel de vrije wilsuiting van de betrokkenen en blijft een belangrijk middel naar vrijheid en creativiteit. Het volstaat dat ieder persoon de grenzen van zijn handelsruimte aangeeft met betrekking tot anderen. Maar niemand ontkent, dat de theorie die uitgaat van de vrije wil van de burger en gelijkheid in juridische zin van de partners in een contact, een fictie is. Als de ongelijkheid tussen de medecontractanten veel te groot is (financieel, toegang tot informatie, militair etc.) dan is de zwakste niet in staat zijn gelijkheid van rechten te gebruiken om zijn belangen te verdedigen en de inhoud van het contract zal dan de krachtsverhoudingen onthullen (arbeidscontracten in een periode van werkloosheid, glaskraal verdragen in de koloniale periode, contracten tussen grote zeer machtige ondernemingen en kleine landen in een afhankelijkheidspositie etc.) en de ongelijkheid vergroten of laten voortduren. Daarom is een samenleving die uitsluitend is gebaseerd op contracten onvermijdelijk onrechtvaardig want mensen zullen niet nalaten om hun machtspositie te gebruiken, tenzij ze daartoe worden gedwongen door politieke macht namens het algemene belang. Dat is de rol van de wet binnen een samenleving. De wet is ondergeschikt aan het gezag van de soeverein (of aan het volk als dat de soevereiniteit heeft en vertegenwoordigd wordt door democratische instellingen) binnen het kader van de heersende waarden. Vanzelfsprekend drukt de wet ook uit hoe de krachtsverhoudingen liggen, daarvan getuigen de verslechterende sociale omstandigheden in de westerse grote democratieën. Bij gebrek aan gerechtigheid wordt slechts orde geproduceerd. Er kan dan veel ongerechtigheid schuilen in een systeem van orde, in wanorde nog meer. Bij de dekolonisatie werd aan de bevrijde volkeren beloofd dat er tegelijk met het verkrijgen van de soevereiniteit ook een orde op nationaal niveau gevestigd zou worden. En het raamwerk van de Verenigde Naties stoelde op een poging van de internationale gemeenschap tot organisatie van de betrekkingen tussen de staten. Supranationale instituten zouden dan de bekroning zijn en de vrede en de onafhankelijkheid van alle staten moeten garanderen. Maar het beginsel van de gelijkheid van volkeren en de staten werd ter kwade trouw afgekondigd en onmiddellijk begeleid door de ontkenning van dat beginsel via het stelsel van de permanente leden die heel hoog boven de anderen werden geplaatst. Het systeem was vooral contractueel van aard. Het handvest zelf was een verdrag en ook bedoeld als stimulans van het internationaal recht (dat als een doel van de Verenigde naties werd beschouwd) en gaf geen juridische en procedurele middelen om algemene en bindende regels te maken die aan iedereen zouden worden opgelegd en de internationale gemeenschap zou ordenen rond gemeenschappelijke waarden. Het verdrag, dat wil zeggen de contracten tussen staten, met het risico van machtsverhoudingen, bleef nagenoeg de enige bron van het internationale recht.

Mondialisering, wildgroei van contracten, en afwezigheid van universele juridische middelen.

Handel, verplaatsing van personen, kapitaal, goederen, en ook immateriële (kennis, informatie, etc.) zijn delen van de maatschappij die rechtstreeks zijn gemondialiseerd en ontwikkeld vanuit de internationale contracten. De juridische constructies werden ondoorzichtiger naarmate de handel ingewikkelder werd. Die contracten vielen onder geen enkel wettelijk gezag, ze ontsnapten aan nationale juridische systemen, omdat het ging om contracten waarvan de partijen niet dezelfde nationaliteit hadden en hun domicilie in verschillende landen hadden. De mondialisering is dus sinds de tweede wereldoorlog sterk versneld door een forse toename van contracten die de handelsdynamiek met zich mee heeft gebracht. Bevrijd van alle principes is zo de georganiseerde exploitatie van de bezittingen van de volkeren mogelijk geworden (grote oliecontracten in Afrika, ontwikkeling van het toerisme door buitenlandse ondernemingen in Noord-Afrika of in Latijns Amerika) naast de verzwakking van de soevereiniteit van die landen. En de talrijke geschillen onthullen dat de noodzakelijke regels ontbreken m.b.t. welke rechtbank bevoegd is of welke wet moet worden toegepast, de krachtverhoudingen bepalen dan de oplossing. De onderhandelingen rond een multilateraal akkoord aangaande internationale investeringen, die op dit moment nog niet zijn afgerond, tonen aan dat privé personen en de regeringen die hen ondersteunen de interne rechten nog verder willen verzwakken, zodat de internationale investeerders niet meer gehinderd worden op hun zoektocht naar hoge en snelle financiële rendementen. De elite van de ontwikkelingslanden hebben na de onafhankelijkheid een strijdvaardige periode gekend, die nu achter rug ligt. Ze hebben geprobeerd de bestaande juridische categorieën toe te passen om beschermende maatregelen in te voeren, zonder zich te realiseren dat de toe te passen categorieën nog moesten worden ontwikkeld. Het door de westerse staten ontwikkelde klassieke recht heeft het contractrecht bevoordeeld. Maar het gaat hier om een betrekkelijk homogene groep staten. De verdragen, contractueel recht, veroorzaken geen onevenwichtigheid en maken het mogelijk om te verhinderen dat men zich met meer algemene instrumenten moet uitrusten die de macht van de soeverein aantasten.

Voor landen die nauwelijks levensvatbaar zijn als gevolg van hun omvang of verzwakking door oorlogen of onderontwikkeling, is het contract een reëel gevaar als het niet is ingekaderd in onschendbare beginselen die schokkende plunderingen moeten voorkomen. Maar de vertegenwoordigers van zwakkere landen zijn zo bezorgd om de dikwijls zwaar bevochten soevereiniteit, dat ze evenals anderen niet willen dat die soevereiniteit wordt ingeperkt door overstijgende regelgeving. Ze stellen zich dus tevreden met het opnemen van enkele beschermende beginselen in algemene verdragen of met resoluties van internationale organen. Maar in het eerste geval is het onmogelijk tot algemeen ondersteunde regels te komen omdat de staten vrij zijn om al of niet met de voorgelegde tekst in te stemmen, de invloed van de verdragen is daardoor beperkt. (2) En voor wat betreft de resoluties, de dwingende juridische kracht daarvan is negatief geregeld. Het gaat dus alleen om soft law en de staten zijn niet verplicht die te respecteren. Het systeem is geblokkeerd ten voordele van de machtigen omdat de internationale rechtspaak vrijwillig is. Niemand kan een staat dwingen de jurisdictie van het hof van Den Haag te accepteren. Datzelfde geldt ook voor het statuut van het nieuwe internationale strafhof waarin economische delicten nog niet zijn opgenomen, evenals delicten tegen het milieu die daardoor onbestraft blijven. Zo zijn ook beginselen die in de zeventiger jaren zijn uitgewerkt om tegemoet te komen aan de economische rechten van mensen, zoals de eisen ten aanzien van het deel van het staatsbudget dat bestemd zou moeten worden voor ontwikkelingshulp of de beginselen ten aanzien van buitenlandse investeringen nooit toegepast. De internationale contracten tussen zeer ongelijke partners, met name tussen grote internationale investeerders en zwakke landen hebben tot de onvermijdelijke plunderingen geleid, zonder enig juridisch obstakel te ontmoeten. Tegelijkertijd hebben de internationale juridische handboeken veel uiteenzettingen geweid aan juridische hersenspinsels. Het betreft het algemeen dwingend recht dat in het positief recht is ingevoerd door de conventie van Wenen van 27 mei 1969. Het stelt dat een verdrag nietig is, als het in strijd is met de regels van de jus cogens. Hierop baseert men zich bij het ontwerpen van aanvaardbare regels voor de gemeenschap van staten in zijn geheel, maar de regels zijn zeer vaag niemand, weet door welke procedures ze in werking moeten worden gesteld. Dat is ongetwijfeld ook van toepassing op het internationale gewoonterecht, dat iets minder last heeft van hersenspinsels. Het is samengesteld uit alle regels die in de loop der tijden zijn opgebouwd door herhaald gedrag waarbij uiting werd gegeven aan een uitdrukkelijke plicht. De gewoonte is geen geschreven recht, eerst moet worden bewezen dat ze bestaat voor ze wordt erkend in de praktijk. Als er een meningsverschil is over het bestaan van een dergelijke regel, zal een rechter de knoop moeten doorhakken en eerst besluiten of een dergelijke regel bestaat. We hebben dus gezien dat het internationale rechtssysteem vrij zwak is.

De impasse wordt dus allereerst veroorzaakt door de afwezigheid van juridisch hulpmiddelen die in staat zijn de onschendbare waarden van de mondiale gemeenschap vast te leggen zodat een bescherming ontstaat tegen de grote ongerechtigheid en haar eigen vernietiging. Natuurlijk, werkt dat niet stimulerend om verder te gaan met het definiëren van die waarden. Op dit moment is er groot gevaar en we moeten heel snel duidelijk maken wat de waarden zijn die als rem kunnen dienen op de verwoestende werking van bepaalde industriële en financiële ontwikkelingen. De planeet is in een situatie gekomen die elke dag moeilijker wordt om op te lossen. Door overmatige industrialisatie is ze verwoest tengevolge van de ongebreidelde kapitalistische eisen van onmiddellijke en steeds grotere winst. Hele volkeren zijn in ellendige omstandigheden terechtgekomen of weggezakt in een chaos. De rivaliteiten tussen soevereiniteiten is een hindernis bij het opzetten van algemeen geldende regels voor de wereldgemeenschap in zijn geheel. De ongeremde uitspattingen van bepaalde ondernemingen die vastbesloten zijn hun winst te vermeerderen, zoals de handel in generieke medicijnen of de farmaceutische ondernemingen, die in alle schaamteloosheid in de commerciële onderhandelingen van de WTO standpunten verdedigen die als direct gevolg het overlijden van miljoenen mensen hebben. De verzetsbewegingen waren niet in staat op een aanvallende manier te reageren op de ondergang van het communisme en hebben geaccepteerd dat de vrije markt een universeel beginsel werd. Ze hebben zich in de verdediging laten drukken, afgezien van enkele gevechten om het behoud van verworvenheden. Zelfs het idee van het algemeen welzijn heeft zware schade opgelopen in deze ramp. We moeten snel aan een radicale omkeer gaan werken. Uitgangspunt is de verdediging van het algemeen welzijn, dat wil zeggen van een solidaire samenleving waarin iedereen, eenvoudigweg omdat hij medemens is, het recht heeft om in de best mogelijke omstandigheden te leven, terwijl de planeet, ons “gemeenschappelijk huis” door niemand in gevaar mag worden gebracht. Rekening houdend met algemene toepasbaarheid en onschendbaarheid dient het te worden geformuleerd in teksten die een universele strekking hebben. Dat betekent dat de andere regels er aan onderworpen zullen moeten zijn, met name contracten die uitdrukking zijn van privé-belangen. Op die manier wordt de heerszuchtige markt in een uitzonderingspositie geplaatst en onderworpen aan het verwezenlijken van het algemene welzijn. Die omwenteling is een uitdaging voor het recht.

noten

* Monique Chemillier-Gendreau is Française en doceert publiek recht en politieke wetenschappen aan de Universiteit Paris 7-Denis
(1) Bron: Droit internationale public van Grégory Tounkine (1965)
(2)Men ziet dan ook dat de grote mogendheden zich onttrekken aan internationale verplichtingen die de gemeenschappelijke belangen zouden kunnen verdedigen (Frankrijk weigerde in te stemmen met de Conventie omtrent het niet verjaren van oorlogsmisdaden van 1968 of de USA die dat weigerde met het Kyoto protocol van 1997 en het akkoord van Rome van 1998 over het internationale strafhof)

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Monique Chemillier-Gendreau.)