Ga naar de inhoud

Hugo Blanco, tot ziens

Hugo Blanco Galdos, een van de historische leiders en een naam waar iedereen aan refereert in de geschiedenis van de boeren- en inheemse bewegingen in Latijns-Amerika, is op zondag 25 juni overleden.

14 min leestijd

(Foto Wikipedia, RolandR – Eigen werk CC-BY-SA-4.0)

Bij Hugo Blanco denken we aan: respect, sympathie en bewondering, ongeacht namen, acroniemen en ideologieën. Tijdens zijn lange leven bracht hij veel tijd door in gevangenschap, ballingschap, deportatie, ontvoering en detentie. Hij was geen voorbeeldige vader, zoals hij vaak erkende, maar hij wijdde zijn hele leven aan de strijd voor een duurzame, eco-socialistische wereld, tegen de uitbuiters en in het besef dat de beste manier om het kapitalisme te bestrijden is om onszelf te organiseren.

Hugo Blanco, op 15 november 1934 in Cusco geboren, was zich zeer bewust van de principes van de inheemse cultuur.

El buen vivir, het goede leven. Geluk, zei Hugo, bestaat niet uit het vergaren van geld of goederen, noch uit het bezit van ‘moderne’ dingen, maar uit een leven in vrede, zonder ‘stress’.

Hij was tegen het individualisme dat vandaag de dag de wereld beheerst. Hij verdedigde gemeenschappelijke solidariteit, het ‘collectieve zelf’. Kwesties die de gemeenschap aangaan worden niet opgelost door een individu of een groep mensen, maar door de gemeenschap als geheel. Voor Hugo werden overeenkomsten gesloten op basis van consensus, nooit op basis van een meerderheid.

Pachamama was altijd aanwezig in zijn spreken. Moeder natuur is een levend wezen. Net als al haar onderdelen, inclusief de heuvels en rivieren. ‘We zijn slechts een deel van haar. We moeten in haar leven in harmonie met haar andere componenten. Ze is geliefd en wordt ten diepste gerespecteerd’.

Hij maakte zich het ‘regeren door te gehoorzamen’ eigen dat door de Zapatistas werd gelanceerd. Hij, die afgevaardigde en senator was geweest, had het idee dat de openbare dienst er niet is om gediend te worden maar om te dienen.

Gedurende zijn ontwikkeling tot ecosocialist kwam Hugo, de organisator van de landbezetting in La Convención en Lares, de voorloper van ‘landhervorming van onderop’, tot de conclusie dat de fundamentele strijd bestond uit de verdediging van het woud tegen de criminele plundering door multinationale bedrijven, voornamelijk die de koolwaterstofsector.

Voor Hugo en de inheemse bevolking zijn de houtkapbedrijven, de mijnbouw en de bouw van hydro-elektrische stuwdammen agressors. Hij organiseerde en steunde de mobilisatie tegen deze bedrijven.

Dergelijke bedrijven vergiftigen het water van de rivieren die voor de inheemse en boerenvolkeren en -gemeenschappen heilig zijn, en die van fundamenteel belang zijn voor het leven in het Amazonegebied. Deze rivieren leveren niet alleen water maar ook vis, een van de basisvoedingsmiddelen van de bevolking in het bosgebied.


Tegen instellingen in dienst van het kapitaal

De uitvoerende macht en het parlement staan geheel in dienst van de multinationals en hebben verschillende wetten uitgevaardigd om roof en plundering te legaliseren. Ook de politie en de marine staan in dienst van de roofdieren, vertelde Hugo ons.

Het was voor hem heel duidelijk dat het probleem van de opwarming van de aarde moet worden opgelost door de mensheid als geheel en niet door een handjevol potentaten.

‘Het is aan het collectief om te beslissen of een mijn of een fabriek geopend moet worden of niet.

‘Om dat te doen, moeten we natuurlijk het kapitalisme afschaffen, om de productie in handen te geven van de samenleving als geheel en we willen ook niet dat de productie in handen komt van een verticale staat, zoals het geval was met het corrupte bureaucratische systeem van de Sovjet-Unie, waarvan de interne verrotting de ondergang betekende’ [1].

Meer dan 15 jaar geleden stelde hij een kwestie aan de orde die vandaag de dag bijzonder relevant is. ‘Het is aan het collectief om te beslissen welke moderne gemakken we moeten missen om het uitsterven van de soort te voorkomen, niet aan de bedrijven of de markt‘ [2].

Als aandachtig volger van de realiteit in andere landen, vooral in Europa, wees hij op het volgende:

‘Het is positief dat er de laatste tijd een ecosocialistische stroming is ontstaan onder de stedelijke bevolking. Helaas zorgt het superioriteitscomplex ten opzichte van de inheemse bevolking, dat door de dominante kapitalistische ideologie wordt gezaaid, ervoor dat de stedelijke kameraden niet willen begrijpen dat ze in feite morele principes aanhangen waarvoor de inheemse volkeren van Amerika en waarschijnlijk van de hele wereld al meer dan 500 jaar vechten in hun strijd tegen de gedwongen, hiërarchische en roofzuchtige kolonisatie. De vijand heeft echter het belang van de inheemse beweging ingezien. In 2000 verklaarde de Amerikaanse CIA: ‘Latijns-Amerika moet het hoofd bieden aan een nieuwe bedreiging: inheemse verzetsbewegingen’ [3].

Zijn hele militante leven heeft hij ons op het hart gedrukt om te blijven vechten tegen het kapitalisme, waarvan de essentie, zoals we elke dag zien, de dictatuur van het geld is. Op dit altaar worden de mensheid, de natuur en de nakomelingen van de kapitalisten zelf geofferd. Daarom moeten we de confrontatie aangaan met de regeringen die het kapitalisme als zijn instrumenten gebruikt.

Hugo Blanco plaatste inheemse bewegingen in het middelpunt van de strijd voor een andere samenleving. ‘Hiervoor moeten vooroordelen van superioriteit, die door de onderdrukkers zijn gecreëerd en die door de consumptiemaatschappij worden gestimuleerd, overwonnen worden’. Hoe eerder de radicale lading van de inheemse strijd wordt begrepen, hoe sterker die zal worden gesteund door andere mensen.

Over parlementaire democratie en de opkomst van zogenaamd links was Hugo altijd heel duidelijk. In 1990 vertelde hij me: ‘het is zeker dat de rijken ons niet zullen laten regeren, ze zullen hun officieren de opdracht geven om tegen de wettelijk gekozen regering een staatsgreep uit te voeren’.


Verkiezingen zijn niet het belangrijkste in de strijd

Voor deze onvermoeibare strijder waren verkiezingen niet de belangrijkste factor in de confrontatie tussen arm en rijk. Het belangrijkste blijft de organisatie, de strijd en de voorbereiding van de zelfverdediging van de massaorganisaties (arbeiders, boeren, volkswijken, enzovoort). De kracht van de rijken is hun geld. De kracht van degenen aan de onderkant is dat we met meer zijn. Om onze kracht effectief te maken moeten we samen handelen, moeten we ons organiseren.

Hij was van mening dat het een illusie was om te vertrouwen op de duurzaamheid van regeringen die voortkomen uit verkiezingen. De dreiging van een staatsgreep is altijd aanwezig, vertelde hij.

‘De strijdkrachten zijn het belangrijkste bastion met hulp waarvan de onderdrukkers hun klassenheerschappij handhaven. Ze kunnen niet dienen ter garantie van het behoud van een regering van de uitgebuitenen tegen de uitbuiters. Dat is een overdreven, naïeve illusie’.


Tegen reformisme

Vanaf zijn begin in de organisatie van boerenvakbonden ging hij permanent de confrontatie aan met de meest reformistische standpunten. In de boerenstrijd in La Convención en Lares waren er twee opvattingen. Een hervormingsgezinde, geleid door de Communistische Partij, kwam tot uiting via de Federatie van Arbeiders van Cusco. Ze gaven de voorkeur aan wettelijke procedures boven massamobilisatie. Ze negeerden de mobilisatie niet, maar plaatsten die wel op de laatste plaats.

De andere benadering was de revolutionaire, beïnvloed door de Partido Obrero Revolucionario en later het Frente de Izquierda Revolucionario. Op deze lijn zaten onder andere Hugo Blanco en Luis Zapata, die zich later aansloten bij de ELN guerrilla.

Deze lijn gaf de prioriteit aan massamobilisaties: stakingen, demonstraties, bijeenkomsten, voorbereiding van de gewapende zelfverdediging, enzovoort. Hervormingen via de bestaande institituen werd niet uitgesloten, maar er werd weinig belang aan gehecht.

Voor Hugo was de landbouwhervorming niet slechts een herverdeling van land, ‘want een echte landbouwhervorming moet ook landbouwonderwijs, levering van zaden en meststoffen, planning van de productie ten dienste van de bevolking, kredieten, marketing, enzovoort omvatten’ [4].

‘De belangrijkste strijd die nu gevoerd wordt door de inheemse en boerenbeweging in het algemeen is niet alleen in hun eigen belang, maar in het belang van de mensheid als geheel. De strijd is ter verdediging van het milieu, in een tijd waarin het voortbestaan van de soort wordt bedreigd door een versnelde achteruitgang van het milieu. Plattelandsbewoners verdedigen de bodem, het water, het bos, het leven. Het succes van die gevechten en die van de onderdrukte volkeren over de hele wereld zal bepalend zijn voor de nederlaag van het systeem dat geregeerd wordt door de grote multinationals en dat leidt tot het uitsterven van de menselijke soort. Die bedrijven zijn er alleen op uit om zoveel mogelijk geld te verdienen in de kortst mogelijke tijd, zonder zich te bekommeren om het lot van mensen en de natuur, zonder zich te bekommeren om het lot van de mensheid. De overgrote meerderheid van de regeringen zijn slechts dienaars van die bedrijven, daarom is de strijd om het leven ook een politieke strijd tegen marionettenregeringen’ [5].


Gesprekken met Arguedas

Er is een onderdeel van Hugo’s traject dat mijn persoonlijke aandacht trok en dat blijft doen. In verschillende gesprekken bespraken we de correspondentie die hij had met de schrijver José María Arguedas toen hij op het eiland El Frontón in Callao in de gevangenis zat.

‘Broeder Hugo, mijn liefste, hart van steen en duif’. Zo begon Arguedas een van de brieven die hij naar Hugo Blanco stuurde.

Hugo vertelde me dat José María Arguedas hem toestemming vroeg om hem te bezoeken in de gevangenis van El Frontón. In een tweede brief vertelt Hugo Arguedas dat een vluchtig bezoek aan El Frontón niet bevredigend zou zijn voor de grote genegenheid die hij voor hem had.

Op 25 november 1969 schreef Hugo Blanco aan Arguedas, vier dagen voor de kogelkwam die een einde aan het leven van de schrijver maakte. ‘Je zult begrijpen hoe zwaar dit antwoord mij valt’.

In een van de brieven die Hugo aan Arguedas schreef, vertelde hij hem hoe hij als kind een boerenleider kende die verminkt was door zes kogels van het tuig van de landeigenaar. Hugo vertelde hem over de gesprekken die hij had met de boerenleider en de belofte voor het leven die hij hem deed. Die belofte is een van de drijvende krachten in Hugo’s leven geweest.

Hugo en Arguedas spraken over liefde, honger, armoede, dromen, verlangen, dood, het ‘wij’, verdriet…

‘Hoe lang en hoe ver zal ik je schrijven? Je zult me niet kunnen vergeten, zelfs niet als de dood me te pakken krijgt, luister, Peruaanse man, sterk als onze bergen waar de sneeuw niet smelt, die de gevangenis sterkt als steen en als een duif. Zie, ik heb je geschreven, gelukkig, te midden van de grote schaduw van mijn sterfelijke zwakheden. De droefheid van de mystici, van de egoïsten, bereikt ons niet; de sterke droefheid van de mensen, van de wereld, van hen die de dageraad kennen en voelen, bereikt ons. Zo zijn dood en droefheid noch sterven noch lijden. Of niet dan, broeder?’ [6].

Later ter dood veroordeeld door twee rivaliserende terroristische organisaties ‒ de nationale inlichtingendienst en het Lichtend Pad ‒ zei Hugo dat hij juist de wapens had opgenomen om terrorisme te bestrijden.

Eduardo Galeano schreef; ‘de autoriteiten beschuldigden hem ervan een terrorist te zijn. Ze hadden gelijk. Hij zaaide terreur onder de eigenaren van het land en van het volk’ [7].

Hugo vertelde ons hoe de beweging voor landbezettingen begon. De boeren besloten om niet langer gratis voor de landeigenaren te werken. De landeigenaren begonnen daarop gewapend rond te lopen en in de lucht te schieten, waarbij ze dreigden hen te doden. Toen de boeren hun beklag deden bij de politie, antwoordde de politie dat de landeigenaren het recht hadden om hen als honden te doden. De enige manier voor de boeren was zelfverdediging tegen het terrorisme van de landeigenaren. De regering beval een aanval op ons en we moesten onszelf verdedigen.


De minister die een doodskist schonk

Hugo Blanco had talloze anekdotes. Veel ervan lijken vergezocht, maar ze zijn allemaal waar.

In 1980 was hij parlementslid voor de Partido Revolucionario de los Trabajadores (PRT), de Peruaanse afdeling van de Vierde Internationale. In 1983 stelde een provinciale rechter voor om onderhandelingen te beginnen met het Lichtend Pad. Ondanks de aanvallen op deze rechter, verdedigde Hugo in een parlementaire zitting dat er onderhandeld moest worden:

‘Het zijn juist vijanden waarmee we moeten praten. Ik zou er bijvoorbeeld geen probleem mee hebben om met moordenaars als Hitler, Pinochet of generaal Noel te praten,’ zei Blanco, verwijzend naar de militair die als politiek leider van Ayacucho was aangesteld.

‘Laat hem deze belediging intrekken. Hij heeft gezegd dat generaal Noel een moordenaar is!,’ brulde een rechts parlementslid.

‘Ja, dat is waar, hij heeft gelijk,’ was het antwoord van Hugo Blanco. ‘Ik trek het woord moordenaar in, generaal Noel is geen moordenaar, hij is een volkerenmoordenaar.’

Hugo werd voor vier maanden geschorst. De volgende dag begon hij gemalen koffie te verkopen in de buurt van het Congres. Een journalist kwam naar hem toe en zei: ‘Luister, schaam je je niet om gemalen koffie op straat te verkopen?’ En Hugo antwoordde: ‘Kijk, een paar straten verderop verkopen de andere parlementsleden het land, vraag hen of ze zich daar niet voor schamen’.

Galeano; ‘Hij sliep onder de sterren en in cellen die bewoond werden door ratten. Hij ging in veertien hongerstakingen. In één ervan, toen hij het niet langer uithield, maakte de minister van Binnenlandse Zaken een liefdevol gebaar en stuurde hem, als geschenk, een doodskist’ [8].

‘En toen een boor zijn schedel opende omdat een ader barstte, werd Hugo wakker in paniek, bang dat de chirurgen zijn gedachten hadden veranderd. Maar nee. Hij was nog steeds, met zijn schedel weer dichtgenaaid, dezelfde oude Hugo’ [9].
 

Over progressieve regeringen

Voor Hugo namen progressieve regeringen een houding van rebellie tegen de belangen van het grootkapitaal aan, maar ze braken niet met het antidemocratische systeem. Ze capituleren voor de multinationals, die hun economische macht gebruiken om de totale macht te heroveren.

Maar hij had ook een boodschap voor de communistische partijen: ‘Eenheid is mogelijk op basis van een echte klasse-onafhankelijkheid, zonder compromissen en overeenkomsten met burgerlijke krachten, het is op die basis dat druk moet worden uitgeoefend op de CP om te breken met haar foute strategie om bondgenoten te zoeken in de burgerlijke partijen en in de zogenaamd linkse generaals’ [10].

In alle gesprekken die ik met Hugo had, bracht hij het Zapatista-thema ter sprake. Hij benadrukte horizontaliteit en internationalisme. Maar ook voortdurende training, zelfhulp en begeleiding.

Volgens Hugo zou het goed zijn om terug te keren naar onze oorspronkelijke moraal (wat niet betekent dat we moeten terugkeren naar het primitieve leven): diepgevoelde menselijke solidariteit, nauwe banden met de natuur, leven zonder de druk van de consumptiemaatschappij, denken aan onze nakomelingen.

Een groot verdediger van het cocablad, ‘voor ons is het het heilige blad’, zei hij. Het cocablad is aanwezig bij de inheemse doop, vergezelt de indiaan bij het huwelijk en is altijd aanwezig bij de begrafenis, de opening van een huis of een belangrijke transactie. Als twee wandelaars elkaar onderweg tegenkomen, nodigt de een de ander uit voor coca en praten ze als oude vrienden.

Voor Galeano ‘heeft Hugo Blanco zijn land heen en weer bewandeld, van de besneeuwde siërra’s naar de droge kust, door de vochtige jungle waar de oorspronkelijke bewoners worden opgejaagd als wilde beesten. En overal waar hij kwam, hielp hij de gevallenen om op te staan en de zwijgenden om zich uit te spreken’.

En onze goede vriend en metgezel, een grote vriend van Hugo Blanco, Miguel Romero ‘El Moro’ uit Spanje zei:

‘Hugo Blanco is geen held, maar de strijd voor een revolutionair alternatief voor het kapitalisme heeft geen helden nodig. Hugo Blanco heeft de eigenschappen van een boer, van een inheemse persoon, van een vakbondsman, van een ontembare revolutionaire militant… En dat alles hebben we nodig, om internationaal erkende kameraden te hebben die te vertrouwen zijn, die gedeelde schakels zijn tussen de opstanden en revoluties van de 20e eeuw en die van vandaag, waarin Hugo zich trouwens thuis zou hebben gevoeld, of het nu in Tahrir was, in de Casbah, in Syntagma of meer bescheiden in onze 15M’.

Noten

[1] Salvemos a la humanidad. Retomemos las raíces indígenas, Hugo Blanco, pagina 18. Ediciones Lucha Indígena, mei 2009.

[2] Idem.

[3] Salvemos a la humanidad. Retomemos las raíces indígenas, Hugo Blanco, pagina 19. Ediciones Lucha Indígena, mei 2009.

[4] La verdadera historia de la reforma agraria, Hugo Blanco, pagina 5. Ediciones Lucha Indígena. Ediciones Lucha Indígena, april 2009.

[5] Idem.

[6] Brief van José María Arguedas aan Hugo Blanco.

[7] Commentaar van Eduardo Galeano. Nosotros los indios, Hugo Blanco, página 17. Ediciones La Minga. Herramienta.

[8] Commentaar van Eduardo Galeano, Nosotros los indios, Hugo Blanco, pagina 17. Ediciones La Minga. Herramienta.

[9] Idem.

[10] Trabajadores al poder, Hugo Blanco, pagina 65. Eris Editorial S.A.

Dit artikel stond eerder op Viento Sur. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.