Honduras en de achtergronden van de coup
Diplomatieke manoeuvres van de VS en buurlanden die zich in woord tegen de coup van de militairen en zakenmannen hebben gekeerd, hebben tot dusver niets opgeleverd. De afgezette president Zelaya heeft de bewoners opgeroepen om in opstand te (blijven) komen. De coup-regering heeft ondertussen de avondklok weer ingesteld en in San Pedro Sula zijn twee linkse activisten doodgeschoten. Over de achtergronden van de coupplegers en de machtigen achter hen, wordt steeds meer bekend.
Op Narcosphere wijst Bill Conroy op de rol van ene Lanny Davis, een voormalige hoge diplomaat die dik bevriend is met de Clinton’s en nu in dienst van de Business Council of Latin America (CEAL) voor de coupplegers aan het lobbyen is. In het stuk over hem vragen ze af wie hem dan aanstelt en komen we terecht in een heel web van grote bedrijven met belangen in Honduras.
Volgens onderzoeker en schrijver Nikolas Kozloff ‘leiden alle sporen naar McCain’. Hij vindt een “shadowy world of right wing foundations, lobbying groups, and anti-Chávez figures” met als spin in het web een geheimzinnige Arcadia Foundation en een Venezolaanse advocaat (Robert Carmona Borjas) die ook al betrokken was bij de coup tegen Chavez in Venezuela in 2002. Ook de voormalige topambtenaar Otto Reich duikt weer op, en wat al die spelers gemeenschappelijk hebben, is een band met de republikeinse senator John McCain.
Eerder schreef Kozloff op zijn eigen weblog al over de overeenkomst tussen de staatsgreep in Honduras en die in Venezuela in 2002. Dat stuk staat hieronder integraal vertaald:
Van de Hondurese Coup naar de Venezolaanse: dezelfde ouwe globalizeerders die op dezelfde Martel Academie hebben gezeten.
Welke politieke en sociale krachten steken achter de coup in Honduras van 28 juni? Laten we beginnen met te kijken naar Roberto Micheletti, de man waar Hugo Chávez zo’n hekel aan heeft. De voormalige leider van het Nationale Parlement heeft zichzelf tot nieuwe president van Honduras laten benoemen. Hij vervangt Manuel Zelaya, een politicus die de afgelopen jaren naar meer progressieve politiek en economische posities was verschoven. Lid van Zelaya’s eigen Liberale partij, heeft Micheletti bedrijfskunde gestudeerd in de Verenigde Staten om daarna eind jaren ’90 topmanager te worden bij de staatstelefoniemaatschappij van Honduras, Hondutel. Terwijl hij aan het hoofd stond, probeerde Micheletti het bedrijf te privatiseren.
Als gelover in de zogenaamde “neo-liberale hervorming” zag Micheletti zichzelf botsen met de regering Zelaya die begin 2006 aan de macht kwam. Nadat hij Hondutel verliet, organiseerde Micheletti wetgeving in het parlement die de tarieven van Hondutel zou verlagen. Zelaya en Hondutel veroordeelden Micheletti’s maatregelen, omdat die de inkomsten van het bedrijf verder zouden ondergraven. Jarenlang hadden de winst op lange afstandsverbindingen een goede bron van inkomsten voor de regering gevormd. In de loop van de tijd werd Hondutel onderworpen aan deregulering en verloor het z’n monopolie op lange-afstandsverbindingen, vaste lijnen en telexdiensten. Als onderdeel van de Midden Amerikaanse Vrijhandelsverdrag CAFTA, werd Honduras verplicht om z’n telecommunicatieregelgeving te hervormen, wat ervoor zou zorgen dat Hondutel particuliere zakenpartners zou zoeken. Waarnemers geloven dat de hervorming van de telecom sector de eerste stap zou zijn naar volledige privatisering. Zelaya was een van de meest fervente tegenstanders van de telecom-hervorming, die volgens hem alleen ten goede van de private sector zou komen en op termijn Hondutel’s controle over de langeafstandsdienstverlening zou verzwakken.
Micheletti maakte deel uit van de invloedrijke zakenelite die in toenemende mate ontdaan was geraakt over de progressieve koers van de regering. In Honduras zijn machtige zakenmannen de belangrijkste financiers van politieke campagnes. Ze hebben zoveel macht en zijn zo nauw verbonden aan het politieke systeem dat wel gesteld kan worden dat zij aanwijzen wie er president worden en ook bepalen welk nieuws er in de media komt.
In een gesprek met Inter Press Service vertelde een van de adviseurs van Zelaya dat de economische machtsgroepen in het land “onverzadigbaar” zijn, “ze stellen de ene eis na de andere… in een vergadering met President Manuel Zelaya, vertelden ze hem dat in de jaren ’80 de belangrijkste politieke beslissingen altijd eerst voorgelegd werden aan de kazernes, maar dat ze nu hier waren, de zakenmensen en de media.” In die vergadering wilden de zakenmannen Zelaya duidelijk op zijn plaats zetten, met de opmerking “Jij ben maar tijdelijk, maar wij zijn permanent. Wij willen geconsulteerd worden over besluiten, we willen contracten en we willen deelnemen aan publieke aanbestedingen, we willen onze mening geven over de aanstelling van bepaalde ambtenaren en we willen officiële contracten op het gebied van reclame.”
Naar verluidt liet Zelaya zich niet intimideren en stelde hij een verhoging van zestig procent in van het minimumloon, wat de rijke zakengemeenschap enorm kwaad maakte. Toen organisaties uit het particuliere bedrijfsleven bekend maakten dat ze de loonmaatregel van de regering zouden aanvechten in het Hooggerechtshof van Honduras noemde de minister van arbeid in Zelaya’s kabinet hen “hebzuchtige uitbuiters”. Een organisatie die bijzonder kritisch was over Zelaya’s maatregel, was de het Hondurees Verbond van Ondernemers, bekend onder de Spaanse afkorting COHEP. De president van COHEP, Amílcar Bulnes, beweerde dat als de regering door zou gaan met de geplande loonmaatregel, ondernemers gedwongen zouden zijn om arbeiders te ontslaan, waardoor de werkloosheid in het land toe zou nemen. COHEP is de belangrijkste ondernemersorganisatie van het land en verenigt 60 vakorganisaties en kamers van koophandel die alle sectoren van de Hondurese economie beslaan. Volgens de eigen website is COHEP de politieke en technische arm van de private sector van Honduras, steunt vrijhandelsverdragen en verzorgt ze “kritische steun aan het democratische systeem”.
Zulke plichtplegingen aan de democratie zijn als farce tentoongesteld als we ze naast de reactie leggen die COHEP had op de coup tegen Zelaya. De internationale gemeenschap zou geen economische sancties tegen het coupregime in Tegucigalpa moeten opstellen omdat, volgens COHEP, dit de sociale problemen in Honduras maar zou verergeren. In zijn nieuwe rol als woordvoerder van de armen in Honduras, verklaarde COHEP dat Honduras immers al getroffen was door aardbevingen, zware regenval en de mondiale financiële crisis. Alvorens strafmaatregelen in te stellen tegen het coupregime, stelt COHEP voor dat de Verenigde Naties en de Organisatie van Amerikaanse Staten eerst teams van waarnemers naar Honduras zou moeten sturen om te onderzoeken hoe de sancties zouden uitwerken op de 70 procent van de bevolking die in armoede leeft. Ondertussen heeft Bulnes zijn steun uitgesproken aan Micheletti en verklaard dat de politieke omstandigheden in het land niet geschikt zijn voor de terugkeer van Zelaya uit ballingschap.
Micheletti en de zakenelite ontvangen steun van de door de VS opgeleide militairen, zonder wie ze Zelaya nooit uit de macht hadden kunnen verdrijven. Twee generaals, Romeo Vasquez en Javier Suazo speelden een sleutelrol in de staatsgreep. Beide hebben gestudeerd aan de beruchte US School of the Americas, die hen van instructies heeft voorzien voor het martelen van politieke dissidenten.
Er zijn merkwaardige overeenkomsten tussen de Hondurese omverwerping van Zelaya en de Venezolaanse coup. In 2002 speelde een andere Vasquez, Efraín, een sleutelrol in het bieden van weerstand tegen de regering van Hugo Chávez. Net als zijn Hondurese tegenhangers was Efraín Vasquez ook afgezwaaid van de School of the Americas. Als legerleider heeft hij, naar men zegt, een onderhoud gehad met Otto Reich van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan de vooravond van de door de VS ondersteunde coup. Op 11 april 2002 was Vasquez te midden van protesten van de oppositie de enige hoge militair die riep om aftreden van Chávez. Zoals ik in mijn eerste boek uiteenzet (Hugo Chávez: Oil, Politics and the Challenge to the U.S. (Palgrave, 2006)), hield Vasquez de inzet tegen van soldaten om Chávez in het presidentiële paleis te beschermen. De volgende dag onderhandelde Vasquez de verbanning van Chávez en werkte hij aan het ontwapenen en ontbinden van groepen burgers die aan het regime verbonden waren.
Net als in Honduras was het militaire apparaat verbonden aan de geglobaliseerde zakenelite. De dictator-voor-een-dag Pedro Carmona, die Chávez in 2002 kort van de troon wipte, was een prominent lid van Fedecámeras, een ondernemersbond vergelijkbaar met COHEP in Honduras. In Caracas gaf Fedecámeras stem aan de globaliserende elite die zich bedreigd voelde door Chávez’s sociale en economische beleid. Carmona, die als manager gewerkt heeft in de petrochemische industrie, was openlijk tegen Chávez maatregelen om grotere controle te verkrijgen over de staatstoliemaatschappij.
Vandaag is het de door de VS getrainde militairen en de ondernemerselite die het hardst streven naar de ondergang van progressieve hervormingen in Latijns Amerika. In de loop van de tijd zijn het altijd deze twee ‘kieskringen’ geweest die, in samenwerking met elkaar, geprobeerd hebben regeringen omver te werpen.