Hoe het onmogelijke mogelijk kan worden: Alain Badious radicale gelijkheidshypothese
In de Westerse wereld lijkt het tegenwoordig verboden geen democraat te zijn. Als je geen democraat bent, dan ben je volgens de heersende opinie vast een terrorist, fundamentalist, communist of fascist. Alain Badiou stelt echter dat het woord democratie in onze samenleving niets anders betekent dan de heersende opinie. Waar sinds de Griekse filosofie democratie de betekenis heeft dat het volk (over zichzelf) heerst, is Badiou van mening dat het niet goed gaat met het volk in onze tijd; het wordt hem steeds duidelijker dat het mondiale kapitalisme tot algemene futloosheid leidt.[1] We leven in een futloze wereld zonder ideeën en zonder ideeën kan het volk niet over zichzelf heersen, zo redeneert hij.[2]
(Ook dit artikel is afkomstig uit het onvolprezen kwartaalblad Buiten de Orde, uit het tweede nummer van 2013 dat als thema ‘geweld’ heeft. Er staat nog veel meer lezenswaardigs in dat (en andere) nummers. Een abonnement nemen is dan ook aangeraden. Losse nummers zijn te koop in oa. Het Fort van Sjakoo (Amsterdam) en de Rooie Rat (Utrecht))
Volgens Badiou is er ruimte om naast de futloze wereld van het kapitalisme een alternatief te ontwikkelen. Ten grondslag aan zijn gehele gedachtegoed ligt het besluit tot het aannemen van het axioma dat het Ene niet bestaat, wat vergelijkbaar is met de aanname dat God niet bestaat.[3] Dat wat wel bestaat is dan een veelvoudige veelvoudigheid zonder het Ene. Badiou vooronderstelt dus zijn idee van radicale gelijkheid: er bestaat maar één wereld, dat is de veelvoudige veelvoudigheid, oftewel een radicale contingentie. Als er maar één wereld als veelvoudige veelvoudigheid bestaat dan betekent dat dat de wereld is opgebouwd uit verschillen. Hij durft deze radicale gelijkheidshypothese zelfs de Ideevan communisme te noemen; een term die velen belachelijk of misschien zelfs aanstootgevend in de oren klinkt. Hij gebruikt het woord communisme ironisch en provocatief maar wijst tegelijkertijd op de betekenis van verandering die het woord inhoudt. Badious idee van communisme houdt een politiek in zonder staat en partijvorm die past binnen zowel het communisme als het anarchisme en die beschrijft hoe het onmogelijke mogelijk kan worden.
Om te begrijpen hoe volgens Badiou het onmogelijke mogelijk kan worden, is het van belang eerst te bekijken hoe hij de huidige situatie typeert. Badiou plaatst zijn filosofie over politiek, waaronder de Idee van communisme valt, namelijk tegenover de hedendaagse democratie en het hedendaagse kapitalisme, die hij kapitalo-parlementarisme noemt. Het vormt een onderdeel van de staat of de staat van de situatie, waaronder hij het systeem verstaat dat mogelijkheden beperkt en onmogelijkheden vastlegt.[4] Badiou gebruikt de staat dubbelzinnig; het houdt zowel de normale staat van de situatie in als de politieke staat. Bij de staat (van de situatie) hoort de futloze wereld met haar ideaal van leven zonder ideeën. De staat van de huidige politieke mogelijkheden houdt volgens hem preciezer geformuleerd het volgende in:
[T]he capitalist economy, the constitutional form of government, the laws (in the juridical sense) concerning property and inheritance, the army, the police… Through all these systems, all these apparatuses we can see how the State organizes and maintains, often by force, the distinction between what is possible and what isn’t.[5]
Democratie
Volgens Badiou heeft het woord democratie tegenwoordig een symbolische betekenis. Dat houdt in dat er een onderscheid bestaat tussen hoe het woord democratie gewoonlijk wordt gebruikt en de werkelijke politieke verhoudingen die niet democratisch zijn. We doen net alsof de wereld democratisch is, oftewel de democratie is een symbool van een nepwereld. Voordat we kunnen beginnen met het bevatten van de realiteit van onze samenlevingen, acht Badiou het noodzakelijk om eerst hun symbool los te wrikken. Het belangrijkste symbool in de wereld waarin wij leven is dat iedereen een democraat is. De mensen die bij het symbool horen zijn de democraten oftewel de westerlingen, en iedereen die geen democraat is komt dus uit een niet-Westers land. Datgene wat niet democratisch is, is een gebied van honger waar muren zijn opgetrokken en oorlog heerst. Zo is het begrijpelijk dat Badiou het woord democratie in deze tijd opvat als een schijnwereld waarin een conservatieve oligarchie voornamelijk haar eigen territorium bewaakt.[6] Maar waar Badiou over de werkelijke democratie spreekt, hangt hij de letterlijke betekenis van het woord aan, die is dat volken over hun eigen bestaan heersen; dat politiek in de mensen zelf besloten ligt en de staat hierbij overbodig is.[7]
Badiou wijst erop dat het democratische subject gesocialiseerd wordt door de illusie dat alles beschikbaar is. De jeugd is oppermachtig in de democratische wereld en het gebod dat voorvloeit uit de zoektocht naar genot is: Have fun! Zo legt Badiou de diepgaande domheid van de hedendaagse democratische maatschappij bloot. Daarbij komt dat volgens hem het democratische subject uitdrukt dat alles voor alles inwisselbaar is. Dat betekent dat verlangens, objecten waarop dit verlangen zich richt en het kortdurende genot die zij geven, inwisselbaar zijn. Het subject wordt binnen deze roulatie van inwisselbaarheden opgebouwd.
Kapitalisme
Naast de democratie is het kapitalisme een dominant onderdeel van de huidige staat van de situatie. Badiou is van mening dat de hedendaagse wereld, beschouwd als een wereld die door de totaliteit van het kapitalisme is ingedeeld, geen wereld vormt voor de mensen waaruit zij is opgebouwd. Hij maakt hier een onderscheid tussen de abstracte wereld van het kapitaal en de wereld waarin diegenen die er in leven elkaar kunnen herkennen als mede-inwoners.[8]
In Badious werk lijkt centraal te staan dat mensen uiteenlopende behoeftes hebben en dat het kapitalisme geen rekening houdt met deze verschillende behoeftes maar een schijn van autonomie creëert bij de individuele consument.[9] Dat het kapitalisme in zijn ogen bijna bewust als doel het voortbrengen van ‘een algemene futloosheid’ nastreeft, sluit hierop naadloos aan.[10] Het kapitalisme streeft de algemene futloosheid wel na maar slaagt er niet in dit volledig te bewerkstelligen. De algemene futloosheid omschrijft Badiou als dat het mondiale kapitalisme de ideologie van het leven zonder ideeën inhoudt. Preciezer uitgedrukt denkt hij, dat de indeling van de wereld futloos kan zijn maar niet dat er een algemene futloosheid bestaat. Hij zoekt daarom naar grenzen van wat er binnen de staat van de situatie gedacht kan worden.
Als opmaat naar de idee van communisme, Engels’ en Marx’ idee:
The Communist revolution is the most radical rupture with traditional property relations; no wonder that its development involves the most radical rupture with traditional ideas. In place of the old bourgeois society, with its classes and class antagonisms, we shall have an association, in which the free development of each is the condition for the free development of all’.[11]
Voor Badiou betekent dat een breuk met de huidige staat (van de situatie) en het ontwikkelen van een politiek op grassroots niveau.[12] Een dergelijke breuk noemt hij een evenement, waaruit een nieuwe waarheid voortkomt.
Het evenement
Het evenement staat centraal in het gehele oeuvre van Badiou en houdt een kortstondige breuk in met de staat (van de situatie).[13] Met het evenement begint elke diepgaande vernieuwing. De staat beperkt in de ogen van Badiou mogelijkheden, waar het evenement juist nieuwe mogelijkheden creëert. Het opent in de wereld de mogelijkheid van wat eigenlijk als onmogelijk is gegeven.[14] Een evenement is contingent en heeft twee eigenschappen. De eerste is dat het altijd al voorbij is; het evenement is het achteraf benoemen en erkennen dat er iets overduidelijks gebeurd is. De tweede eigenschap is dat met het evenement geen daden gelegitimeerd kunnen worden. Er is iets gebeurd en alles van de staat van de situatie dat in relatie staat tot het evenement moet worden onderzocht. Voorbeelden van evenementen zijn de Franse Revolutie, de opstand in mei 1968, het muzikale Schönberg-evenement, het wetenschappelijke Cantor-evenement en ontmoetingen op het terrein van de liefde. Dominiek Hoens verwoordt het als volgt: ‘Het evenement is niet maar gebeurt’.[15] Hiermee bedoelt Hoens dat het evenement geen zijnde is en dus ook niet door een ontologie (zijnsleer) kan worden begrepen, maar dat het evenement helemaal overeenkomt met denken.[16]
Wat gebeurt er precies tijdens een evenement en hoe verstoort het de bestaande orde (dat is de staat van de situatie)? Om te beginnen veronderstelt Badiou dat het Ene niet bestaat, wat vergelijkbaar is met de uitspraak: God bestaat niet. Wat wel bestaat is dan een veelvoudigheid van veelvoudigheden zonder het Ene. Dit Zijn beschrijft hij als een ‘oneindige verzameling van verzamelingen’, een radicale contingentie. Dat betekent dat elk specifiek zijnde gerepresenteerd wordt door een afzonderlijke verzameling. Ieder zijnde bestaat voor zover het wordt gerepresenteerd. Maar wat is het Zijn voor zover het niet wordt gerepresenteerd? Het zijn-qua-zijn is geen specifieke representatie en geen verzameling; het is ongerepresenteerd, oftewel het is een presentatie.[17] Het zijn-qua-zijn vertoont geen eenheid, het is het zijn voordat er identiteit of identificatie plaatsvindt.[18] Er bestaat geen verzameling die alle andere verzamelingen en elementen omvat en daarom stelt Badiou het zijn-qua-zijn gelijk met niets, met de leegte. Dus de leegte is hetgeen dat niet gerepresenteerd kan worden in een situatie maar er toch aan ten grondslag ligt.[19]
Wat gebeurt er nu als een evenement de bestaande orde verstoort? Het houdt in dat de orde zich dan realiseert dat zij niet steunt op representaties, oftewel op dat wat haar veronderstelde identiteit vormt. De situatie (of wereld) berust immers uiteindelijk op een radicale contingentie. Een evenement breekt in op de heersende opinie van de staat van de situatie en slaat, zoals hieronder wordt omschreven, een gat in het weten. Dat betekent dat alles gaat schuiven, niets nog vaststaat en revolutie in de lucht hangt. Dat is het moment waarop een nieuwe waarheid de kans krijgt.[20]
Waarheid en waarheidsprocedures
Nieuwe waarheden kunnen volgens Badiou alleen buiten de filosofie als waarheidsprocedures tot stand komen in vier domeinen: wetenschap, politiek, kunst en liefde.[21] Maar waarom deze vier specifieke domeinen? Waarom geen andere domeinen van de menselijke ervaring? Er is volgens Badiou geen subject van de waarheid mogelijk van onderwijs, landbouw of atletiek, omdat zij altijd verbonden zullen blijven met representatie en kennis, hier geldt alleen het bestaan of de individualiteit en hier is geen sprake van waarheid.[22]
Een waarheid is voor Badiou datgene wat openingen forceert in kennis, het slaat een gat in het weten. Waarheid en weten zijn dus van elkaar te onderscheiden en waarheid is geen deel van het weten.[23] De waarheid hindert en ondermijnt de heersende opinie.[24] De waarheid is niet het inzicht in wat vaststaat, dat zijn immers de als gangbaar erkende representaties van het Zijn, maar waarheid presenteert iets nieuws.[25] Waarheid heeft twee eigenschappen. De eerste is dat het een waarheid van een situatie betreft, de tweede dat het om een waarheidsprocedure gaat.[26]
De drie cruciale aspecten van een waarheidsproces zijn het evenement, de trouw en de waarheid. Het evenement ontstaat uit ‘iets anders’ dan de situatie, dan de opinies, dan het gevestigde weten’.[27] De trouw is het blijven onderzoeken van de situatie die voortkomt uit de eis die gesteld wordt door het evenement. Die eis is de waarheid die openingen forceert in kennis.[28] Een waarheid van het evenement kan door iedereen worden aangegrepen, iedereen kan door het evenement tot subject worden gemaakt.[29]
Metapolitiek
Badious (filosofie van) metapolitiek staat buiten de politiek die wél waarheden kan denken; de filosofie (van metapolitiek) produceert zelf geen waarheden. De politieke filosofie gaat er daarentegen vanuit dat filosofen zélf in staat zijn om het politieke te denken.
Politiek is in Badious metapolitiek vooral een procedure of een proces dat buiten de politieke staat actief wordt vormgegeven.[30] Ter herinnering, Badiou gebruikt het woord de staat dubbelzinnig, als zowel de politieke staat als de normale staat van de situatie. De plek waar een politiek proces begint is daar waar in de sociale ordening duidelijk wordt gemaakt dat de macht van de staat buitensporig is. Dat is de plaats van het politieke evenement. Deze excessieve staatsmacht houdt in dat de staat een instantie is die een dubbele controle uitvoert. De staat (van de situatie) wil bepalen wat mogelijk en vooral wat onmogelijk is. Badiou geeft als voorbeeld dat de politieke staat zijn legale burgers telt en hen vervolgens nogmaals telt door een onderverdeling te maken in diverse subcategorieën; zoals volwassene/kind, man/vrouw, allochtoon/autochtoon. In de eerste telling worden de elementen van een set geteld en in de tweede die van een subset, aldus Badiou. In de set wordt een bepaalde situatie simpelweg voorgesteld en in de subset is er sprake van een verdubbeling; dat is een re-presentatie. Daar ligt de buitensporige staatsmacht. De verdubbeling betekent dat er een overschot aan macht is doordat de situatie (van de voorstelling) zelf kleiner is dan de toestand (van representatie) van de situatie.[31] Of anders gezegd, de staat (van de situatie) beslist over wat wel en wat niet telbare eigenschappen zijn. Een situatie is dan gebaseerd op een beslissing over wat een zijnde is en wat niet, terwijl voor Badiou identiteit niet oorspronkelijk is; hetgeen dat bestaat is de radicale contingentie.[32]
Badiou schrijft dat als alles zijn gangetje gaat het overschot aan macht van de staat (van de situatie) onzichtbaar blijft achter de schijn van culturele identiteiten en gemeenschappelijke banden die onze persoonlijke identiteiten vormen. Dit machtsoverschot wordt alleen zichtbaar door het optreden van een politiek subject.[33] Het politieke subject is geen individuele activist en bestaat niet vóórdat het evenement plaatsvindt. Het is bijvoorbeeld een serie van protesten, bijeenkomsten en bezettingen van het parlement.[34] Het subject is de (trouwe) drager van een waarheidsproces.[35] Het verdwijnen van de rigide grenzen waarop de staatsmacht is gebaseerd, in ieder geval op het lokale niveau, noemt Badiou de potentiële elementen van een ‘grand alliance’. Voorbeelden van deze grenzen zijn volgens hem:
[T]he barrier that separates young high-school or university students and the young working-class unemployed, or that which separates the ordinary workers from the ‘newly arrived’ proletariat, that is to say, workers of foreign origins. Any new political force originates in a transgression of these frontiers.’[36]
Een politiek proces begint kortom met de lokale ontbindingen van onze persoonlijke identiteiten en niet vanuit een groep of een verbondenheid die van te voren is gedefinieerd.[37] Op het moment dat een politiek proces de overvloed aan macht van de staat (van de situatie) zichtbaar maakt, wordt volgens Badiou politiek de kunst van het onmogelijke; er vindt een evenement plaats. In plaats van de schijn van persoonlijke identiteiten ontstaat er volgens hem een algemeen concept van waarheid dat universeel hetzelfde is voor iedereen.[38]
Zij heeft niets te maken met de holle retoriek van de zogenaamde wereldleiders over globalisering, Badious One World Politics gaat er namelijk vanuit dat:t]he unity of the world is one of living and acting beings, here and now. And I must absolutely insist on this test of unity: these people who are here, different from me in terms of language, clothes, religion, food, education, exist in the same world, exist just as I myself do. Since they exist like me, I can converse with them, and then, as with anyone else, we can agree and disagree about things. But on the absolute precondition that they exist as I do – in other words, in the same world.’[39]
Hiermee bedoelt Badiou dat het stellen datde wereld een eenheid is, betekent dat mensen recht hebben op wat zij bijvoorbeeld opvatten als een eigen identiteit, religie en moedertaal.[40] Als echter diegenen die in de wereld leven worden gevraagd om hetzelfde te zijn, sluit dat die wereld in en gaat zij verschillen van een andere wereld. Dat verklaart volgens Badiou de opgerichte muren in bijvoorbeeld Palestina, om delen van de VS en Europa. Het insluiten van werelden zoals Badiou dat verstaat, heeft ook verachting, uitsluiting, controles, de dood en uiteindelijk oorlogen tot gevolg.[41] Als de overheid bijvoorbeeld migranten ‘asielzoekers’ noemt en hen in zogenaamde ontvangstcentra opsluit, verlaat zij dit principe van ‘dezelfde wereld’.[42] Dergelijke praktijken van uitsluiting kenmerken volgens hem het kapitalo-parlementarisme, oftewel de huidige staat van de situatie.
Communisme
Badiou vat communisme in algemene zin net zoals Marx en Engels negatief op: de logica die er vanuit gaat dat er klassen nodig zijn en dat er een fundamentele onderdanigheid moet bestaan van mensen die werken voor de dominante klasse, kan worden overwonnen.[43] Volgens Badiou is er sinds de Oudheid al sprake van een dergelijke logica en dat houdt in dat de oligarchische macht van diegenen die de rijkdom bezitten niet voor altijd is en het dus mogelijk is deze af te schaffen. De macht van de oligarchen heeft zijn vaste vorm gekregen in de macht van de staat. De communistische vooronderstelling houdt de mogelijkheid in van een andere collectieve organisatie. Een organisatie die de ongelijkheid qua rijkdom en de bestaande arbeidsverdeling opheft. Badiou voorziet dat ieder individu in die organisatie een flexibele arbeider is, dat mensen handarbeid en intellectuele arbeid afwisselen net zoals dat ze wisselen tussen werken in de stad en op het land. Hier klinken de ideeën van Marx en Engels door:
[I]n communist society, where nobody has one exclusive sphere of activity but each can become accomplished in any branch he wishes, society regulates the general production and thus makes it possible for me to do one thing today and another tomorrow, to hunt in the morning, fish in the afternoon, rear cattle in the evening, criticise after dinner, without ever becoming hunter, fisherman, shepherd or critic.’[44]
Naast het ophouden te bestaan van de individuele vergaring van fortuinen, verdwijnt het doorgeven ervan via het erfrecht. De (algemene) communistische hypothese bestaat als een puur idee van gelijkheid sinds de staat bestaat, aldus Badiou. De eerste beginselen van die hypothese ziet hij zodra er massaal verzet opkomt in naam van egalitaire rechtvaardigheid tegen de dwang van die staat. Voorbeelden die Badiou noemt zijn de slavenopstand geleid door Spartacus en die van de Duitse boeren geleid door Thomas Münzer.
Deze algemene kenschets van communisme bestaat volgens Badiou uit intellectuele representaties en dient als horizon voor elke organisatie die breekt met de heersende orde van de gevestigde meningen. Een voorbeeld van een heersende opinie is dat ongelijkheden noodzakelijk zijn en dat de staat deze ongelijkheden moet beschermen. Tenslotte benadrukt Badiou dat het hier geen utopische principes betreft; het zijn, nogmaals, intellectuele patronen.[45]
Het gaat hem er niet om te claimen dat gelijkheid in een onzekere toekomst zal worden bewerkstelligd, zij moet worden voorondersteld. Hij gaat ervan uit dat er hier en nu al een politiek van gelijkheid bestaat. Hij pleit ervoor om, naast het vooronderstellen van de gelijkheid, de consequenties ervan na te jagen.[46] Er bestaat maar één wereld!
[1] Badiou (2011), Metapolitics. (Barker, J. vert.). Londen: Verso. Oorspronkelijke uitgave 1998, p. 78-9.
[2] De Bloois en Van den Hemel (2012), Alain Badiou: Inesthetiek: filosofie, kunst, politiek. Amsterdam: Octavo, p. 60-1.
[3] ‘My entire discourse originates in an axiomatic decision; that of the non-being of the One’ (Badiou. (2005). Being and Event. (Feltham, O. vert.). Londen: Continuum, p. 31. Oorspronkelijke uitgave 1988.
[4] Badiou (2010). The Communist Hypothesis. Londen: Verso, p. 243. (Macey, Corcoran. vert.). Oorspronkelijke uitgave 2008. Bosteels (2011), Badiou and Politics. Londen: Duke University Press, p. 29. Met de term ‘staat’ ‘wordt aangegeven dat een situatie als verzameling van verzamelingen van eigenschappen niet in het zijn is gegrond maar in een beslissing over de situatie en dus over wat er als zijnde kan gelden en niet’ (Hoens’ inleiding op Badiou, Paulus, p. 13).
[5] Badiou, The Communist Hypothesis, p. 243.
[6] Badiou (2011), ‘The Democratic Emblem’, in: Agamben e.a. (2011). Democracy in what state? (McCuaig, W. vert.). New York: Columbia University Press, Oorspronkelijke uitgave: 2009. p. 6-8.
[7] Badiou, ‘The Democratic Emblem’, p. 15.
[8] Alain Badiou geïnterviewd in 2007 door Oliver Feltham in: ‘Live Badiou’ (2007), in: Feltham (2008), Alain Badiou. Londen: Continuum, p. 136.
[9] Badiou (2011), Metapolitics, p. xx-i.
[10] De Bloois en Van den Hemel, Alain Badiou, p. 60.
[11] Marx, Engels, (2005). The Communist Manifesto. Minneapolis: Filiquarian Publishing, p. 34, 37. Oorspronkelijke uitgave: 1848.
[12] Badiou, The Communist Hypothesis, p. 100.
[13] Rokus Hofstede, de Nederlandse vertaler van Badious L’Éthique (1993), schrijft dat événement door hem vertaald wordt als evenement. Het evenement bij Badiou heeft niet de Nederlandse betekenis van gebeurtenis, omdat het evenement veel zeldzamer is. De connotatie van een spektakel bij het woord evenement is in het Frans en Nederlands niet van toepassing (Vertaler Rokus Hofstede in Badiou (2007), Ethiek. Utrecht: Ijzer, p. 8. Oorspronkelijke uitgave 2003).
[14] De Bloois en Van den Hemel, Alain Badiou, p. 286.
[15] Inleiding van vertaler Hoens op Badiou, Paulus, p. 14-6.
[16] Inleiding van vertaler Hoens op Badiou, Paulus, p. 14-6. ‘Dit denken mag niet worden verward met filosofie of theorie maar dient als een actief, praktisch denken te worden opgevat. Dit denken zal volgens Badiou wetenschappelijk, politiek, artistiek of amoureus van aard zijn’ (Idem).
[17] De Kesel (2004), ‘Ontologie als katholicisme’, Yang, 40:1, p. 22. Het paradoxale is dat het Zijn qua zijn een presentatie is en aanwezig is in een lege verzameling (Idem).
[18] Hoens’ inleiding op Badiou, Paulus, p. 12.
[19] Hoens’ inleiding op Badiou, Paulus, p. 12. En: Pluth, Badiou, p. 33.
[20] De Bloois en Van den Hemel, Alain Badiou, p. 59. Een echt evenement is nieuw en richt zich tot allen. Een vals evenement daarentegen maakt onderscheid tussen voor wie het evenement wel van toepassing is en voor wie niet (Hoens’ inleiding op Badiou, Paulus, p. 21); ‘Het nationaal-socialisme van de jaren dertig is zeker een grote politieke verandering maar geen evenement omdat het vanaf het begin berust op het onderscheiden van de ene particulariteit (het Duitse volk) ten aanzien van een andere (Idem).
[21] De Bloois en Van den Hemel, Alain Badiou, p. 49.
[22] Hallward, P. (2003). Badiou. Minneapolis: University of Minnesota Press, p. 181-2.
[23] Hoens’ inleiding op Badiou, Paulus, p. 17.
[24] De heersende algemene opinie noemt Badiou ook wel de ‘encyclopedie’; de heerschappij, de orde en de geldigheid van de staat. Het idee van het openingen forceren in kennis komt van Lacan (Hoens’ inleiding op Badiou, Paulus, p. 17).
[25] Badiou. Paulus, p. 47. En: De Kesel, ‘Ontologie als katholicisme’, p. 23.
[26] Hoens’ inleiding op Badiou, Paulus, p. 19. Badiou, Paulus, p. 111. ‘De universaliteit waarvan sprake is bij Badiou blijkt uiteindelijk bijzonder minimaal. De universaliteit betreft iedereen voor zover die mogelijk tot subjectiviteit en dus trouw aan het evenement kan worden opgeroepen’ (Hoens’ inleiding op Badious Paulus, p. 23.
[27] Badiou, De ethiek, p. 100.
[28] Badiou, De ethiek, p. 100-1. De waarheid vat Badiou op als de veelvoudigheid van de situatie zoals zij tijdens de trouw wordt opgebouwd (Badiou, De ethiek, p. 100-1).
[29] Hoens inleiding op Badiou, Paulus, p. 20-1.
[30] Dat dit buiten de staat wordt vormgegeven door een procedure, verklaart ook waarom hij van mening is dat de meeste politieke filosofieën falen; zij vinden het namelijk belangrijker te zoeken naar de juiste vorm van (staats)macht (Bosteels, Badiou and Politics, p. 29-32).
[31] Bosteels, Badiou and Politics, p. 30.
[32] Hoens’ inleiding tot Badious Paulus, p. 13. ‘Daaruit leidt Badiou echter niet af dat de situatie slechts het effect van een manier van kijken is, die naar believen anders bekeken en gestructureerd kan worden. Badiou is daardoor teveel door het structuralisme beïnvloed en hij onderschrijft de stelling dat de structuur vóór elke identiteit van een zijnde werkzaam is’ (Hoens’ inleiding tot Badiou, Paulus, p. 13-4).
[33] Hoens’ inleiding tot Badiou, Paulus, p. 13-4.
[34] Feltham, Badiou, p. 111.
[35] Badiou, De Ethiek, p. 71.
[36] Badiou geïnterviewd door Feltham, ‘Live Theory’, p. 138.
[37] Bosteels, Badiou and Poltics, p. 30.
[38] Bosteels, Badiou and Poltics, p. 30-1.
[39] Badiou, The meaning of Sarkozy, p. 61.
[40] Voor gemigreerde arbeiders die zich genoodzaakt voelen om de opgelegde integratie te weigeren, kan dit van belang zijn. Badiou, The meaning of Sarkozy, p. 63.
[41] Badiou, The meaning of Sarkozy, p. 65.
[42] Badiou, The meaning of Sarkozy, p. 62.
[43] Badiou, The meaning of Sarkozy, p. 98.
[44] Engels, Marx (1970), German Ideology. New York: International Publishers, p. 53. Oorspronkelijk manuscript geschreven in 1845 en 1846.
[45] Badiou, The meaning of Sarkozy, p. 98-9.
[46] Badiou, Metapolitics, p. 112-3. ‘Marxism, the workers’ movement, mass democracy, Leninism, the proletarian party, the Socialist state – all these remarkable inventions of the twentieth century – are no longer of practical use’ (Badiou, The meaning of Sarkozy, p. 113).