Ga naar de inhoud

Hoe het fascisme te bestrijden voor het te laat is

Achteraf gezien had ik eerder moeten zien dat de democratie om me heen instortte. Ik wou dat ik toen had begrepen hoe snel het gaat. Destijds, in de zomer van 2016, in de maanden na de presidentsverkiezing van Rodrigo Duterte, leken verschillende dingen tegelijk te gebeuren.

15 min leestijd

(Door Maria Ressa, bron: Znetwork, vertaling globalinfo.nl, die van donateurs bestaat, foto Bogdan Popescu, Flickr CC2.0). Dit artikel is een aangepast fragment uit Ressa’s nieuwe boek, How to Stand Up to a Dictator.  Het boek komt volgend jaar ook in Nederlandse vertaling uit bij Spectrum (deze vertaling is niet afkomstig uit die uitgave)

Ten eerste veranderden de handlangers van Duterte ons informatie-ecosysteem in de Filipijnen in het volle zicht. Ze deden dit door middel van veelzijdige en meedogenloze aanvallen die bedoeld waren om journalisten in diskrediet te brengen en het publiek te desoriënteren. Deze aanvallen werkten en gingen jaren door voordat Facebook – een van de belangrijkste plaatsen waar ze plaatsvonden – enige actie ondernam.

Wat er in 2016 in de Filippijnen gebeurde, is een microkosmos van elke informatieoperatie die in democratische landen over de hele wereld wordt uitgevoerd. Een combinatie van bots, valse accounts en makers van inhoud – echte mensen die het werk doen van een regering die vastbesloten is haar bevolking te misleiden – infecteerde onze burgers als een virus. Velen van hen die besmet waren wisten het niet eens. Dit is hoe desinformatie operaties overal werken. Leugens die keer op keer worden herhaald, veranderen de perceptie van het publiek over een kwestie en verspreiden zich exponentieel. Dit is een tactiek die machtige en corrupte krachten al lang toepassen, maar die in het tijdperk van Big Data en sociale media een angstaanjagende nieuwe betekenis en een nieuw veld heeft gekregen.

Er is een woord in het Filipijns, talangkaan. Het beschrijft het gedrag van krabben die over elkaar heen kruipen om de top te bereiken. Als ik nadenk over de surrealistische gebeurtenissen van de afgelopen zes jaar – de machtige alleenheerser die vastbesloten is mij en andere journalisten het zwijgen op te leggen; de tien arrestatiebevelen die de regering in minder dan twee jaar tegen mij heeft uitgevaardigd; de mogelijkheid dat ik levenslang in de gevangenis beland; de vervorming van informatie op het sociale web; en de weigering van de machtigen die de sociale platforms controleren om iets te doen – is dit het woord dat steeds weer bij me opkomt: talangkaan.

Als ik nu terugkijk, zie ik wat ik toen gemist heb. In mijn geval hebben gevaarlijke individuen het verhaal gezaaid dat de democratie uiteen zou doen vallen. Propagandisten op het web riepen jaren voor mijn eerste arrestatie “Journalist staat gelijk aan crimineel” en “Arresteer Maria Ressa”; daarmee vergemakkelijkten ze de publieke acceptatie voor rechtszaken die later werkelijkheid werden. Laat me je dit zo duidelijk mogelijk zeggen: Dit is mij overkomen. Het kan jou ook overkomen.

In oktober 2016 viel Mocha Uson, een entertainer wiens enorme Facebook-publiek haar tot een Alex Jones-achtige figuur in de Filippijnen maakte, mij en mijn nieuwsorganisatie Rappler aan, waarbij ze haar tirade tegen journalisten en de reguliere media, die ze “presstituten” noemde, voortzette. Als medeoprichter en leider van Rappler bevond ik me in het middelpunt van een storm. We hadden een reeks verhalen gepubliceerd over hoe de regering Duterte het internet gebruikte als wapen tegen de bevolking, mensen het zwijgen oplegde die Duterte ter verantwoording wilden roepen en de weg vrijmaakte voor de ondersteuning van de oorlog-tegen-drugs en de buitengerechtelijke executies van burgers in de Filippijnen. Het was een kassucces, een verhaal waar andere media niet aan kwamen. En het veroorzaakte een kettingreactie die de loop van mijn leven zou veranderen. Op dat moment zaten we gevangen in een cyclus die als volgt verliep: Mijn team zou informatie publiceren over de corruptie van de regering Duterte; de regering zou onverminderd aanvallen en gerichte pesterijen tegen ons lanceren; die aanvallen zouden worden versterkt via het sociale web om onze reputatie af te breken en het publiek te verwarren; en platforms zoals Facebook zouden profiteren van de verwarring.

Uson’s live video die mij en Rappler aanviel bevatte een perfecte mix van interactiviteit, venijn, “wij tegen hen” en gemakkelijk engagement – precies wat de algoritmes van Facebook belonen. Bijna vijf jaar later staat die aanvalsvideo nog steeds op Facebook, met meer dan 3.100 shares, 12.000 commentaren en 497.000 views.

De persoonlijke aanvallen op mij kwamen ook in haar commentaarsectie; de ergste werden geplaatst door mannen, of door accounts die zich voordeden als mannen. Dit is een algemene dynamiek over de hele wereld – Facebook beloont gedrag waartegen vrouwen en andere kwetsbare groepen wereldwijd al tientallen jaren vechten. Dit alles hebben we Facebook al in een vroeg stadium gemeld, omdat we in de commentaren veel astroturfing (zich als burgerinitiatief voordoende smeercampagne, vert.) zagen dat een kunstmatige golf van steun creërde.

De aanvallen op mijn eigen Facebook pagina namen ook toe. Ik probeerde te reageren, maar mijn feed werd overspoeld met commentaren. Halverwege Uson’s live uitzending tegen mij, begon ik de aanvallen te tellen. Tegen middernacht had ik een gemiddelde van 90 haatberichten per uur bereikt. Ik was boos, en mijn hart bonkte. Ik stond op en liep rond in mijn appartement, proberend te begrijpen wat er gebeurde, debatterend over hoe ik precies moest proberen terug te vechten. Ik zag hoe echte mensen werden overgehaald om van gedachten te veranderen over mijn lange journalistieke staat van dienst, die er niet meer toe leek te doen. Het was alsof dronken jongens bij elkaar kwamen. De geloofwaardigheid die ik gedurende mijn hele carrière had opgebouwd brokkelde zomaar af. Ik zag het in real time gebeuren.

Dus deed ik wat ik geleerd had te doen in oorlogsgebieden: Ik haalde vijf keer diep adem, stopte mijn emotie in een uithoek van mijn maag, en koos een te varen koers. Ik besloot de aanrandingen die mij rechtstreeks werden toegezonden, die alleen ik kon zien op mijn Facebook-pagina, openbaar te maken zodat iedereen het kon zien. Ik zou de aanvallen documenteren.

In één nacht was het effect van de campagne van de regering op de Facebook-pagina van Rappler onmiddellijk merkbaar: 20.000 accounts ontvolgden Rappler, het hoogste aantal ooit in één dag, en het verval zette zich de volgende dagen voort. In een maand tijd verloren we 44 procent van ons wekelijks bereik en 1 procent van onze totale volgers, iets meer dan 50.000 accounts. Het was in wezen een nieuwe en verraderlijke vorm van staatscensuur – een die zowel burgers als beambten inschakelde om deel te nemen aan propaganda en aanvallen om te profiteren van Facebooks algoritmen. Vijfentwintig procent van onze ‘page views‘ van Facebook verdwenen.

Geen enkele zichzelf respecterende journalist zou doen wat Uson en anderen zoals zij deden om het informatie-ecosysteem van ons land over te nemen, wat betekende dat in het begin de meeste journalisten zoals ik ervoor kozen om niet te reageren op wat leek op kleuterschoolcapriolen en pesterijen. We vochten een oorlog uit in een nieuwe wereld met behulp van oude paradigma’s en dachten dat journalistiek werk genoeg was.

We begrepen niet dat Facebook, de website waarvan miljoenen mensen nog steeds geloofden dat hij gemeenschap en verbondenheid bevorderde, de traditionele media had verdrongen. We beseften niet dat die “content creators”, met hun ruwe, soms schunnige, manipulatieve posts, nu doorgingen voor politieke experts, zelfs als journalisten die “feiten” rapporteerden. Die accounts vormden de kern van een propagandamachine die zijn doelwitten pestte en intimideerde en zijn volgelingen aanzette tot geweld. Hetzelfde gebeurde met “Stop the Steal” in de Verenigde Staten, anti-moslim rellen in India, de invasie van Oekraïne door Rusland, en vele andere gebeurtenissen over de hele wereld. Facebook bood die propagandisten niet alleen een platform of maakte ze zelfs alleen maar mogelijk; in feite gaf het ze een voorkeursbehandeling omdat woede de aanstekelijke valuta is van Facebooks winstmachine. Alleen woede, verontwaardiging en angst leidden ertoe dat meer mensen Facebook meer keren per dag gebruikten. Geweld heeft Facebook rijk gemaakt.

Ik vertel mensen vaak dat wat mij en Rappler is overkomen een vroegtijdig waarschuwingssysteem is voor de rest van de wereld. Het jaar 2016 was het streefjaar voor Rappler om quitte te spelen – en we waren goed op weg om dat te doen totdat we onze serie over de bewapening-van-het-internet publiceerden, en de propagandamachine van Duterte ons uit elkaar trok.

We begonnen contact op te nemen met vertegenwoordigers van Facebook om hen te vertellen wat er met ons gebeurde, om concrete bewijzen te delen van de pesterijen die we te verduren kregen en de mate waarin hun platform werd gebruikt om het burgerleven in de Filippijnen te schaden. Twee jaar lang negeerde Facebook grotendeels de gegevens die wij haar gaven, misschien omdat wij in de Filippijnen zaten en niet in de Verenigde Staten. Die jaren, waarin informatieoperaties overal ter wereld ongestraft konden plaatsvinden, werden gekenmerkt door systematische, grootschalige manipulatie die de feiten verdraaide, het publieke verhaal veranderde en het vertrouwen van het publiek vernietigde.

Binnen zes maanden na de machtsovername door Duterte op de Filippijnen zijn de checks and balances van de drie takken van de regering – uitvoerend, wetgevend en gerechtelijk – ineengestort door een systeem van patronage, blinde loyaliteit en wat ik de “drie C’s” ben gaan noemen: corruptie, dwang, coöptatie (in het Engels: corrupt, coerce, co-opt).

Als iemand weigerde wat de regering wenste of aanbood (vaak privé en vaak gekoppeld aan zakelijke mogelijkheden), werd hij publiekelijk aangevallen. Dat gebeurde op twee manieren. In de eerste plaats zorgden willekeurige, herhaalde online aanvallen voor een chilling effect, waardoor online gesprekken en meningsuiting aan banden werden gelegd. Er ontstond een klimaat van angst in de virtuele wereld, een afspiegeling van het geweld en de angst die de drugsoorlog in de Filipijnen in de echte wereld teweegbracht. Vervolgens richtte de regering zich op hooggeplaatste personen in specifieke sectoren: het bedrijfsleven, de politiek en de media. Duterte moest duidelijk zichtbaar maken wat er gebeurde als iemand zijn macht uitdaagde. Zo zag een van de meest succesvolle zakenlieden van de Filipijnen de aandelen van zijn bedrijf kelderen. Zo werd senator Leila de Lima publiekelijk vernederd en in de gevangenis gegooid omdat ze het waagde de president te onderzoeken.

Terugkijkend had het duidelijk moeten zijn dat de checks and balances van onze democratie aan het instorten waren. Hier was onze president, die met succes een oppositiepoliticus gevangen zette die had gevochten om zijn misdaden te ontmaskeren, met de steun van de mensen en instellingen die hem in toom hadden moeten houden. Duterte profiteerde, net als Facebook, van het systeem van vertrouwen dat zij beiden vernietigden. De bewapening van het internet was uitgegroeid tot de bewapening van de wet. Het was slechts een kwestie van tijd voordat de overheid ook achter ons aan zou gaan.

Vóór de arrestatie van senator Leila de Lima kreeg Rappler een tip dat advocaat-generaal Jose Calida er bij de Securities and Exchange Commission, die onder de uitvoerende macht valt, op aandrong een onderzoek naar ons bedrijf in te stellen. Ondanks alles wat er in de voorgaande maanden was gebeurd, vond ik het nog steeds moeilijk om zo’n vreemd idee serieus te nemen. Bij alle corruptie die ik in de loop der jaren in mijn land had gezien, leek het gebruik van overheidshefbomen voor dit soort vergelding tegen de pers vreemd en onwaarschijnlijk.

Toch voelde ik me machteloos tegenover de online aanvallen, die onafgebroken doorgingen. Mijn woede nam toe. Ik trechterde die woede in meer onderzoeken, meer gegevens. Ik vertelde iedereen die wilde luisteren precies hoe we allemaal werden gemanipuleerd. We lieten ons niet intimideren om onze doeltreffende berichtgeving over de nieuwe regering te staken.

Wij gaven niet op, en Duterte en zijn online leger ook niet. In mei 2017 publiceerden we een transcriptie van een gesprek tussen Duterte en toenmalig president Donald Trump waarin Duterte de leider van Noord-Korea een “gek” noemde. Als reactie daarop plaatste blogger en Duterte-verdediger RJ Nieto een video waarin hij mij een “verrader” noemde die de Filipijnen tot doelwit van Noord-Korea had gemaakt. In november 2017 had de video 83.000 weergaven en stimuleerde commentaren als “#ArrestMariaRessa” en “Verklaar Rappler & Maria Ressa tot vijanden van de Filipijnen.”

Ondanks de knoop in mijn maag leerde ik mijn angst te omarmen en te veranderen wat ik kon. We verzamelden gegevens, volgden de ontwikkeling van tactieken en de groei en berichtgeving van desinformatienetwerken. Vervolgens publiceerden we verhalen die voorspelden wat er in andere democratische landen zou kunnen gebeuren. We wisten dat we ons in gevaarlijke wateren begaven. Tegen die tijd was het duidelijk dat online geweld leidde tot echt geweld: Berichten over de manier waarop sociale-mediagroepen de woede van blanke supremacisten in de Verenigde Staten hadden aangewakkerd. We bereidden ons voor op de ergste scenario’s en verhoogden onze beveiliging. Daarna moesten we onze beveiliging nog zes keer verhogen.

In april 2017 vloog ik naar San Jose, Californië, voor de F8, de jaarlijkse ontwikkelaarsconferentie van Facebook. Facebook had me gevraagd om aanwezig te zijn, zijn functionarissen en partners te ontmoeten en te praten over ons werk bij Rappler. Op de F8 werd ik uitgenodigd voor een kleine bijeenkomst met Mark Zuckerberg om hem een indruk te geven van hoe bedrijven Facebook wereldwijd gebruiken. Ik was de enige journalist in de kamer. Een Facebook-medewerker naast me hield de bovenkant van mijn computer omlaag toen ik hem wilde openen om aantekeningen te maken.

Toen het mijn beurt was om te spreken, nodigde ik Mark eerst uit om de Filippijnen te komen bezoeken. Hij bedankte me, maar zei dat hij van plan was in Amerika te blijven. Hij had onlangs een plan ontwikkeld om in 2017 naar elke Amerikaanse staat te reizen omdat hij zijn land beter wilde leren kennen. “Je hebt geen idee hoe machtig Facebook is in de Filippijnen,” zei ik hem.

Zes jaar op rij tot 2021 besteedden Filippino’s meer tijd op het internet en aan sociale media dan enig ander land. En ondanks trage internetsnelheden uploadden en downloadden Filippino’s in 2013 consequent het grootste aantal video’s op YouTube. Als Filippijnse en de enige journalist in de zaal wilde ik de groep waarschuwen hoe sociale media de journalistiek en ons informatie-ecosysteem fundamenteel aan het veranderen waren.

“Zevenennegentig procent van de Filippino’s op het internet zit op Facebook, Mark!” riep ik uit, in de hoop, gedeeltelijk, dat dit weetje hem zou verleiden tot een bezoek. Misschien zou hij dan de problemen die we begonnen te zien beter begrijpen: hoe journalisten werden aangevallen en hoe de regering beïnvloeders van de sociale media had ingehuurd om haar propagandaoorlog te voeren.

Mark was even stil. Misschien was ik te opdringerig geweest. “Wacht, Maria,” zei hij, terwijl hij me recht aankeek. “Waar zitten de andere 3 procent?”

Op dat moment lachte ik om zijn lichtzinnige opmerking. Ik lach nu niet meer.

Pas in 2018 begon Facebook in de Filipijnen en de rest van de wereld met het verwijderen van ‘high profile’ berichten. Zo werd het bereik van Uson’s pagina beperkt en werd het netwerk van Duterte’s social media-campagneleider verwijderd. Toen was het natuurlijk al te laat.

Zonder enige echte oplossing van de technische platforms zou het gemakkelijk zijn om op te geven. Maar dat kunnen we niet doen. Niet als de integriteit van onze verkiezingen op het spel staat. Dus doen we ons best met wat we hebben: We handelen, en elke dag herhalen we het. Dit is tot nu toe onze enige collectieve verdediging. De enige manier om een oplossing te vinden is door te handelen.

Ten eerste moeten we verantwoording eisen van de technologie. Dit moet beginnen met overheidsmaatregelen, omdat de sociale media bedrijven publieke druk en verontwaardiging beschouwen als iets dat zonder gevaar kan worden genegeerd.

We moeten ook de onderzoeksjournalistiek beschermen en uitbreiden. Een wereldwijd initiatief dat ik heb helpen leiden is het Internationaal Fonds voor Publieke Media, een onmiddellijke oplossing op korte en middellange termijn voor de daling van de reclame-inkomsten – die zijn weggesijpeld van nieuwsorganisaties naar tech-platforms.

Na financiering hebben journalisten bescherming nodig, te beginnen met de wet. Straffeloosheid moet stoppen. Ik heb uit de eerste hand geleerd hoe broos de wettelijke bescherming voor journalisten wereldwijd is. In veel opzichten spelen advocaten ook whack-a-mole, en net als met de officiële ontwikkelingshulpfondsen van democratische landen, moet er een gezamenlijke systematische inspanning komen voor internationaal recht. Het is logisch dat als we geen feiten hebben, we geen recht kunnen hebben en geen democratie.

“De strijd van de mens tegen de macht,” schreef de romanschrijver Milan Kundera, “is de strijd van het geheugen tegen het vergeten.” Ik heb verschillende cycli van de geschiedenis meegemaakt, met wilde slingerbewegingen die zich uiteindelijk stabiliseerden. Toen journalisten de poortwachters waren van ons ecosysteem van publieke informatie, duurden die schommelingen tientallen jaren. Momenteel duren ze een paar maanden.

Wat mij betreft, er zijn tijden dat ik het moeilijk heb. Omdat ik weiger te stoppen met mijn werk, heb ik mijn vrijheid om te reizen verloren. Ik kan mijn leven niet plannen, want ik heb nog zeven strafzaken die me naar de gevangenis kunnen sturen. Maar ik weiger in zo’n wereld te leven. We verdienen beter. Ik eis beter. In de lezing die ik hield om de Nobelprijs voor de Vrede in 2021 te aanvaarden, vroeg ik om een verdediging van onze democratieën – van onze vrijheid, van gelijkheid – die begint op individueel niveau. Op lange termijn is onderwijs het belangrijkste; op middellange termijn zijn dat wetgeving en beleid om de rechtsstaat in de virtuele wereld te herstellen – om een visie op het internet te creëren die ons bindt in plaats van ons te verscheuren. Op de korte termijn, op dit moment, gaat het alleen om ons: samenwerken, samenwerken, samenwerken.

De Derde Wereldoorlog zal niet alleen een conventionele oorlog zijn. De strijd om de democratie vereist een persoonlijke verdediging van onze democratieën. Microtargeting betekent dat dit een gevecht van mens tot mens is voor ons allemaal op sociale media. Dit zijn wij – jij en ik en iedereen die je kent – die ons verzetten tegen dictatuur via onze waarden, niet alleen in de publieke sfeer maar ook in ons dagelijks leven. Dat begint met vertrouwen.