“Hoe de rijken in België geen belastingen betalen”
Belastinginspecteur Danny Bruggeman beschrijft hoe rijke mensen er via allerlei complexe constructies in slagen om zo goed als geen belastingen te betalen.
(Het origineel verscheen op de website DeWereldMorgen)
Als ambtenaar bij de FOD Financiën heb ik een rijkgevulde loopbaan van bijna 30 jaar. Ik werkte op verschillende diensten (Controlecentrum Geautomatiseerde Boekhoudingen, Bijzondere Belastinginspectie, Controlecentrum Nationaal en Controlecentrum Dendermonde) maar mijn werkzaamheid is steeds dezelfde gebleven: onderzoek van de boekhouding van ondernemingen voor de verificatie van de aangifte Vennootschapsbelasting.
Deze inleiding tot het debat (op de Gentse Feesten, nvdr) is een persoonlijke visie en vertegenwoordigt niet het standpunt van de administratie. Ook als militant van het ACV-Openbare Besturen spreek ik vandaag in eigen naam.
Ik heb de moderator, Eric Goeman, een paar maand geleden toevallig leren kennen tijdens een technische werkgroep rond de nieuwe wetgeving betreffende het bankgeheim. Ik ben graag op zijn uitnodiging ingegaan om vandaag het debat in te leiden.
Om tot de huidige fiscale situatie in België te komen, dien ik eerst een sprong in het verre verleden te maken: 1961, het jaar waarin ik 2 jaar oud geworden ben. In dat jaar heeft het Hof van Cassatie een arrest geveld inzake het bedrijf Brepols dat tot op vandaag gevolgen heeft.
Wat had Brepols gedaan? In de periode vóór de grote fiscale hervorming van 1963 was het belastingtarief op roerende inkomsten lager dan het belastingtarief op bedrijfsinkomsten. Brepols had door het opzetten van een constructie (met oprichting van een nieuwe vennootschap) er voor gezorgd dat haar bedrijfsinkomen omgezet werd in roerend inkomen.
De administratie was van mening dat heel die constructie enkel diende om minder belastingen te betalen en men riep de simulatie of de veinzing in om geen rekening te moeten houden met de omzetting van het inkomen.
Tot bij het Hof van Beroep kreeg de adminstratie gelijk, maar het Hof van Cassatie was op 6 juni 1961 een andere mening toegedaan: er is geen sprake van een verboden fiscale fraude wanneer de partijen de bedoeling hebben een voordeliger belastingregime te genieten en hierbij gebruik maken van hun vrijheid van overeenkomst zonder enige wetsbepaling te schenden.
Of anders gezegd: de belastingplichtige mag constructies opzetten om minder belastingen te betalen op voorwaarde dat hij zich aan de Wet houdt en alle gevolgen van de opgezette constructie draagt.
Pas in 1993 heeft de wetgever een poging ondernomen om deze Brepols-doctrine of simulatieleer een halt toe te roepen door de invoering van de antimisbruikbepaling: artikel 344 § 1 Wib 92 van toepassing sinds 31.03.1993 waarbij het voor de administratie mogelijk is om een herkwalificatie van een akte te doen. Bijvoorbeeld: een vruchtgebruikconstructie wordt omgezet in een huurcontract.
De toepassing van de Wet is echter bijzonder moeilijk omdat de voorwaarde is, dat de geherkwalificeerde akte exact dezelfde juridische gevolgen moet hebben als de oorspronkelijk opgestelde akte.
De fiscus heeft tot nu toe heel weinig successen geboekt met de toepassing van dit artikel. Zie Cassatie 4 november 2005 waarbij de adminstratie in het ongelijk werd gesteld.
Een volgende mijlpaal in het verleden betreft de invoering van het Charter van de Belastingplichtige in 1986, een paar jaar na mijn indiensttreding bij Financiën.
Voortaan kwam er een strikte scheiding tussen de FOD Financiën en het parket. De ambtenaren van Financiën mochten voortaan niet langer als deskundige optreden maar enkel als getuigen.
Concreet betekent dit dat ambtenaren van Financiën niet aanwezig mogen zijn bij huiszoekingen en hun expertise dus niet kunnen aanwenden om de collega’s van het parket bij te staan. Wat enkel nog kan is via een administratieve procedure inzage krijgen van het strafdossier.
Als we nu terugkeren naar het leven van de belastingambtenaar, zoals het vandaag is, dan kan ik besluiten dat de Brepols-doctrine en het Charter mij met handen en voeten vastbinden en dat het bijzonder moeilijk is om tegen de constructies op te treden.
Als lid van de uitvoerende macht kan ik niet anders dan mij houden aan de beslissingen van de wetgevende macht waarbij ik uitdrukkelijk geen pleidooi wil houden voor het afschaffen van de scheiding der machten.
Een burger heeft natuurlijk recht op verdediging en rechtszekerheid, maar als ik in de praktijk vaststel welke constructies er allemaal opgezet worden en als ik dan denk aan mijn machteloosheid om er iets aan te doen, dan heb ik daar in het verleden jarenlang ’s nachts wakker van gelegen. Gelukkig heb ik deze periode van mij af kunnen zetten en sindsdien maak ik er mij enkel nog dik in.
Eigenaardig genoeg heb ik nog het meeste moeite met het overtuigen van collega’s van de afdelingen geschillen om te mogen proberen er iets aan te doen. En als ik dan toch mijn zin doordrijf en een constructie niet aanvaard, en dus een belastingsupplement laat betalen, dan sta ik op ontploffen als ik merk dat mijn collega’s het bezwaarschrift van de belastingplichtige inwilligen en dus zelfs het oordeel van de rechter niet vragen.
Als ambtenaar is het bijzonder frustrerend om jarenlang, soms zelfs decennialang, te moeten wachten op de eindbeslissing van de rechterlijke macht betreffende taxaties die ik vestig.
Een voorbeeld: toen ik bij de BBI werkte, heb ik iemand extra belast op zijn inkomen over het kalenderjaar 1987. In december 2007 heb ik de verdediging van mijn taxatie moeten pleiten op de zitting van de Rechtbank van Eerste Aanleg.
En dan te denken dat er na die 20 jaar nog een procedure bij het Hof van Beroep gevolgd door een procedure bij Cassatie kon voorkomen.
De rechter in eerste aanleg heeft echter geoordeeld dat de redelijke termijnen overschreden werden en de belastingplichtige in het gelijk gesteld zonder een oordeel te moeten vellen over de grond van de zaak.
Welk soort constructies worden er nu allemaal opgezet door de belastingplichtigen? De lijst is zo lang dat ik hier uren en uren zou kunnen doorgaan en daarom beperk ik mij tot de voor mij meest frappante.
Bij een multinationale onderneming komt het per definitie voor dat er geldstromen gegenereerd worden tussen dochterondernemingen in verschillende landen. Er worden goederen aan elkaar verkocht, er worden diensten aan elkaar geleverd en meestal worden er interesten aan elkaar betaald.
Uit het OESO-rapport betreffende het arm’s length principe: ‘Transfer pricing guidelines for multinational enterprises and tax administrations 1995 – 1999’ weten we dat de multinational bij interne transacties de marktprijzen moet respecteren.
Als een Belgische dochter interesten betaalt aan haar Amerikaanse moeder en ze betaalt daarvoor 4 procent interest, dan moet de administratie die 4 procent toetsen aan de marktrente. Deze materie is zo complex dat slechts een handvol ambtenaren met deze problematiek bezig zijn.
Over belastingparadijzen moet ik niet veel vertellen, gezien iedereen daar wel al genoeg over gehoord zal hebben. Toch wil ik graag vertellen waarom die belastingparadijzen meestal eilanden zijn. De plaatselijke wetgeving kan dan spreken over off-shore bedrijven, dit wil zeggen dat die bedrijven op papier wel gevestigd zijn op de eilanden maar dat hun activiteiten off-shore, dit wil zeggen weg-van-de-kust en dus over het water plaatsvinden.
Op de winst van deze activiteiten moet er dan geen belasting betaald worden op het eiland want op het eiland zelf zijn er geen belastbare handelingen gesteld.
Een minder bekende belastingontwijking is het systeem van de erkende buitenlandse kaderleden. Sinds de administratieve circulaire van 08.08.1993 waarin de erkenningsprocedure werd verduidelijkt en waarbij de verschillende toepasbare kostenforfaits en belastingverminderingen werden uiteengezet, worden de buitenlandse kaderleden in België serieus in de watten gelegd.
De vele ‘expats’ die ik in mijn carrière ontmoet heb, hadden het altijd over het Boergondische leven en de culinaire kwaliteiten van ons land. Toen ik echter hun aangifte in de personenbelasting van nabij bekeek, wist ik dat ze hier toch voornamelijk voor fiscale redenen aanwezig waren.
Een expat is namelijk maar belastbaar in verhouding tot het aantal dagen dat hij in België verbleven heeft. Zo heb ik ooit iemand ontmoet die 98,65 procent van zijn normaal belastbaar inkomen mocht vrijstellen omdat hij maar 3 dagen op zijn domicilie aanwezig was geweest in dat kalenderjaar.
Eén van de voor mij meest frappante vormen van belastingontwijking is het gebruik van de éénpersoonsvennootschap, de eBVBA.
Deze vennootschap werd in België in het leven geroepen door de Wet van 14 juli 1987 en de modaliteiten werden later aangepast aan de 12de EEG-richtlijn van 21 december 1989.
Gezien er maar één aandeelhouder is, heeft de zelfstandige of vrije beroeper alle macht om te beslissen welke kosten er in de BVBA geboekt zullen worden. Hij is aan niemand verantwoording verschuldigd.
Als men een maandelijkse nettobedrijfswinst of netto baat heeft van 50.000 euro, dan betaalde men daar vroeger 50 procent belastingen op (en ook nog sociale bijdragen).
Als men die 12 x 50.000 = 600.000 euro echter in een eBVBA laat binnenkomen en in deze eBVBA boekt men autokosten, telefoon- en gsm-kosten, een gemeubelde villa, het onderhoud van de tuin, een zwembad, een plasma-tv, een buitenverblijf in de Ardennen en een appartement op Tenerife enz … enz …, dan slaagt men er in die 600.000 euro per jaar voor een groot gedeelte op te souperen zodat er geen of bijna geen belastingen meer moeten betaald worden.
Ik ken vrije beroepers die sinds de Wet van 14 juli 1987 een verdubbeling van hun gezinsinkomen gehad hebben door het uitsparen van betalen van belastingen.
Een éénpersoonsvennootschap is ook bijzonder populair als zaakvoerder of ceo van een bedrijf. De laatste jaren merk ik dat ook meer en meer kaderleden overstappen naar de vennootschapsvorm om personenbelasting en sociale bijdragen uit te sparen.
Door dan combinaties te maken van deze managementvennootschappen met patrimoniumvennootschappen
en holdingvennootschappen slaagt men er in geen bijdragen meer te moeten betalen aan de samenleving.
Nochtans rijden die rijke mensen ook op onze openbare wegen, gaan hun kinderen ook gratis naar school en kunnen ze genieten van onze bijna-gratis gezondheidszorg.
Ik zou nog kunnen spreken over vruchtgebruikconstructies, opstal- en erfpachtsystemen met natrekking, captive verzekeringspremies, optiecontracten, enz… enz…, maar dan zou mijn uiteenzetting veel te technisch worden.
In mijn dagelijkse praktijk word ik nog iedere dag met verstomming geslagen door de inventiviteit en complexheid van de door de Big 4 en andere belastingspitstechnologen opgezette constructies. Zoals reeds gezegd ben ik als ambtenaar van de uitvoerende macht gebonden door hetgeen mij opgelegd wordt door de wetgevende macht.
Veel constructies kunnen met eenvoudige wetgeving aangepakt worden. Voorbeeld: “de waarde van een voordeel van alle aard mag niet lager zijn dan de kostprijs voor de verstrekker ervan”.
Iedere keer als er parlementaire verkiezingen zijn, zie ik die wetsontwerpen in mijn mailbox verschijnen, na de verkiezingen hoor ik er niets meer van. Het probleem van de waardering van voordelen van alle aard bestaat er uit dat men een wetgeving gebruikt die niet voor die gevallen bedoeld is, maar artikel 10 en 11 van de grondwet laat ons niet toe de wet selectief toe te passen.
Ik geef een voorbeeld: het KB tot raming van het voordeel wegens gratis woonst op basis van het kadastraal inkomen van een woning is bedoeld voor een conciërgewoning en niet voor een grote villa van de ceo.
Ander voorbeeld: Het VAA voor bedrijfswagen was in eerste instantie bedoeld voor de vertegenwoordiger die dagelijks op de baan is met die auto en niet voor een auto van 100.000 euro van een vrij beroeper.
België is een klein land en veel van wat er bij ons gebeurt, is afhankelijk van internationale tendensen. In 2007 had ik de mogelijkheid om via het Fiscalisproject van de EU het belastingsysteem in Spanje te leren kennen.
De eerste dagen was ik daar vol verwondering over hun efficiëntie: na Franco heeft men de Code Napoleon naar de prullenmand verwezen en een compleet nieuw wetboek gemaakt, eenvoudig en transparant. Veel zelfstandigen en familiebedrijven worden op forfaitaire wijze belast waarbij het forfait rekening houdt met objectieve factoren (vb elektriciteitsverbruik).
Er is geen bankgeheim zodat de ambtenaar bij het intoetsen van het nationaal nummer van de burger op zijn scherm een overzicht krijgt van de stand van alle zicht-, spaar- en beleggingsrekeningen.
Maar denk je dat het in Spanje dan zo veel beter gesteld is dan hier? Denk je dat er dan in Spanje geen fraude of ontwijking meer mogelijk is?
Mijn Spaanse collega’s beweren dat de helft van de briefjes van 500 euro uit heel de EU in Spanje circuleert.
Tot slot wil ik nog mededelen dat ik ondanks alles als ambtenaar toch positief en optimistisch blijf en hoopvol naar de toekomst kijk. De FOD Financiën zit namelijk in een stroomversnelling waarbij vooral de informatisering er zal voor zorgen dat er energie vrij komt om efficiënt en effectief verificaties uit te voeren met voldoende tijd om opgezette constructies onder de loep te nemen.
Er zijn op het ogenblik enorm veel projecten ter verbetering van de werking van de FOD bezig en ik wil mij beperken tot 2 voor mij belangrijke ontwikkelingen: Belcotax-on-web zorgt er voor dat wij geen tijd meer verliezen met versturen en klasseren van
fiches en zorgt er ook voor dat er geen enkele ingediende fiche nog verloren gaat.
Stirco gaat er voor zorgen dat we paperless kunnen werken en dat we geen dikke bundels papier meer van de ene dienst naar de andere dienst moeten sturen.
Als allerlaatste punt citeer ik graag de beroemde quote van Bill Clinton tegen George Bush sr: “it’s the economy, stupid”. Door mijn jarenlange ervaring binnen de bedrijfswereld ben ik die wereld goed gaan kennen. Ik begrijp dat de constructies opgezet worden omdat de belastingdruk ondraaglijk groot is.
Omdat men voor het opzetten van constructies spitstechnologie nodig heeft, blijft het ontwijken van belastingen spijtig genoeg een privilege voor de rijke mensen waardoor rijke mensen nóg rijker worden en de gewone mensen zich blauw betalen aan allerlei soorten belastingen.