Ga naar de inhoud

Het Systeem Werkt Niet

Wanneer de gekozen macht, al liegend en bedriegend, door miljoenen bewonderd wordt en de democratie rust op intimidatie en gedijt bij polarisatie, kraakt het maatschappelijk systeem niet voor even, maar dreigt zijn ontbinding. Zo klinkt alle dagen in allerlei variaties het verontrustend mediacommentaar op de Amerikaanse verkiezingen.

6 min leestijd

(Door Hans Boot, oorspronkelijk verschenen bij Konfrontatie)

Daarbij lijkt het onbeduidend dat eind september van dit jaar D66 en CDA bij de Tweede Kamer een motie indienden voor een onderzoek naar een norm voor goed gedrag. In de toelichting blijken zij zich zorgen te maken over een groeiende polarisatie. Een welkome aanleiding om Trumps geweld een kwartiertje te vergeten en de Hollandse vierkante millimeters te betreden.

De motie spreekt in knullige abstracties als bedrijfsleven aan de ene en samenleving aan de andere kant. Knullig, omdat hun verwevenheid wel eens de bron van de problemen zou kunnen zijn. Een nadere uitleg noemt het aandeelhoudersdenken dominant en verwerpt de hoge dividenduitkeringen en aandeleninkoopprogramma’s. Dit zou ten koste gaan van een goed ondernemingsbestuur en sorteert een algemeen maatschappelijk wantrouwen. (Het Financieele Dagblad, HFD, 29-09-2020)

Overleg of conflict als middel

Zo’n wantrouwen is niet voldoende om een sociaal systeem – een groep, organisatie of maatschappij – te kenmerken met ‘polarisatie’. Gezien de slijtage die het begrip doormaakt (het is al een scheldwoord), kan het geen kwaad er iets meer over te zeggen, zij het beperkt tot twee gangbare benaderingen.

In de eerste gaat het om de ervaring of waarneming van conflicten door tegenstellingen die als ongewenst worden beschouwd en op één of andere manier een beteugeling vereisen. In de Nederlandse sociale geschiedenis bijvoorbeeld loopt dat via overlegstructuren waarin de conflicten op een door alle betrokkenen aanvaarde manier geneutraliseerd worden. Al of niet tijdelijk ‘opgelost’, met erkenning van de tegenstellingen, maar bij voorkeur uitmondend in een gezamenlijk standpunt. Een hachelijke praktijk, omdat die tegenstellingen samengaan met machtsverhoudingen tussen ‘de partijen’, bijvoorbeeld een ondernemersorganisatie en een vakbond. Daarnaast is op een centraal niveau een ‘derde partij’ nauw betrokken, een vertegenwoordiging van de staat die veelal suggereert een bemiddelaar tussen tegengestelde belangen te zijn.

In de tweede benadering zoekt één van de ‘partijen’, met name die waar de macht ligt, de polarisatie. Ze wijst neutralisering af, roept tegenstellingen op of gebruikt al bestaande om tot gewenste veranderingen te komen. Niet per se op de korte termijn, wel als een stapeling van conflicten en gericht op machtsvorming in de strijd tegen de ‘andere partij’. Sociale ontwrichting wordt daarbij niet geschuwd. Gepaard met leugens, bedrog, bedreigingen en angstzaaierij heeft Trump deze weg van polarisatie als openlijk machtsmiddel laten zien.

Maar er zijn mildere vormen die ook in Nederland tot de dagelijkse kost behoren. Aanscherping van verhoudingen via bijvoorbeeld dreigen met ontslag en sluiten van bedrijfsonderdelen. Vrijwel altijd als tijdelijke middelen ingezet. Een strategie die geen privilege is van bijvoorbeeld het management van een onderneming, ook vakbonden maken er gebruik van: dreigen met staking of opschorten van het overleg.

Tegenstellingen

Hoe beknopt ook, een enkel woord over die tegenstellingen is nodig. Meestal worden ze teruggebracht tot ‘structurele ongelijkheden’ die verbonden zijn aan de grondslag van de maatschappij – economisch, sociaal en ideologisch van aard. De klassieke toeschrijving aan klassen die wel of niet in het bezit zijn van of de beschikking hebben over de productiemiddelen, is ook voor velen in links een brug te ver. Leven dankzij het werk van anderen lijkt meer een morele kwestie dan de grondslag van de huidige maatschappij. Om die kapitalistisch te noemen, kan nog wel. Als een vanzelfsprekendheid, als een verworven zege, maar helemaal soepeltjes en gesmeerd gaat het niet. Ook Rutte erkent zonder schaamte een scheiding tussen arm en rijk en voelt zich niet gelukkig met de in de motie van CDA en D66 vastgestelde polarisatie.

Bij nader inzien lijkt die motie een eerste parlementaire afronding te zijn van een voorafgaand debat over wat ‘de vertrouwenskloof’ wordt genoemd. Een kloof die tot in de bestuurskamers van de grote bedrijven zorgelijk besproken wordt. En niet alleen daar en niet alleen in deze tijden van de corona crisis.

Zo had al eerder een groep hoogleraren te kennen gegeven dat alle bij een bedrijf betrokkenen zich dienen te gedragen als een verantwoord burger. Ook de bestuurders, commissarissen en aandeelhouders die, luidt de bezorgde conclusie, de samenleving niet meer aanvoelen. Dit gezien de voortdurend oplaaiende onvrede over topbeloningen en het verhitte debat over de afschaffing van de dividendbelasting (HFD, 23-05-2020). Maar zodra de wetenschappers een wettelijk vastgelegde gedragsnorm suggereren, knallen de Verenigde beursgenoteerde bedrijven er woedend tegenaan. Het laatste dat ze willen, is een wetgeving die hun handelingsvrijheid zou beperken. Het lovende alternatief, zo laat hun woordvoerder weten, is de sociale dialoog. Hij pleit voor het herstel van het Rijnlands model, waarin de traditionele samenwerking van de ‘sociale partners’ best een opfrisser kan gebruiken (HFD, 8-09-2020).

Ongeloofwaardigheid

En nu? Rondkijkend, blijkt het gevoerde kabinetsbeleid ter bestrijding van het corona virus een bron van ergernissen. Een moeizame en rommelige aanpak krijgt ook nog eens te maken met ogenschijnlijk geordende speculaties over de aard van het virus en de als overbodig opgevatte beperkingsmaatregelen. Onmiskenbaar is echter de kwetsbare staat van de gezondheidszorg, de economie en de sociale zekerheid. Een leefbare toekomst staat voor velen op het spel.

De aangetaste ‘sociale cohesie’ zal nadelige effecten hebben op de overtuigingskracht die het gangbare overleg pretendeert. Of dat toe is aan een intensivering van het Rijnlandse samenwerkingsmodel valt te betwijfelen. Nederland kent geen zichtbare, actieve en strijdbare vakbeweging die dat model onwerkbaar zou maken. Ook de sociale bewegingen en linkse politieke partijen vormen geen bedreiging van de sociale stabiliteit, noch in economische, noch in ideologische zin.

Aan deze samenvattende schets is geen voldoende verklaring te ontlenen voor de veronderstelde polarisatie. Een aanvulling is meer dan denkbaar te vinden bij een ideologische ontwrichting als gevolg van het falen van beloftes, verwachtingen en oplossingen die sinds de jaren negentig als ‘neoliberalisme’ zijn opgevoerd. Gretig uitgevent door de (inter)natonale sociaaldemocratie. Een vernieuwd kapitalisme bood ongekende zegeningen van de vrije werking van ‘de markt’ in alle maatschappelijke sferen. Van onderwijs tot cultuur, van gezondheidszorg tot sociale voorzieningen, van werkgelegenheid tot klimaat. Goedkoper en persoonlijker. Gebundeld in een ‘doe het zelf” ideologie met elementen als: grijp de kansen die de markt aanreikt, pak en draag verantwoordelijkheid voor het eigen leven en dat van anderen, professionalisme is een nieuwe koers waarvoor school en universiteit opleiden, leer denken en handelen als een ondernemer, enzovoort. Indringend en breed ‘gepromoot’, maar door de praktijk gelogenstraft en een kweekvijver van onverschilligheid. Het beloofde systeem blijkt niet te werken, is ongeloofwaardig en wie dat van mening is, loopt vast, bevat en verspreidt het sociale virus van de polarisatie.