Ga naar de inhoud

Het recht op verzet

Wie de afgelopen dagen naar Nederland teruggekeerd is van vakantie en
enigszins behept is met belangstelling voor politiek, zal enige moeite
hebben om te snappen welk ‘debat’ in de tussentijd de komkommers
losgeschud heeft. Kort samengevat blijkt een links kamerlid te zijn
afgetreden omdat hij geconfronteerd werd – of zichzelf confronteerde?-
met zijn rol als actievoerder in de jaren ’80. Met name een volstrekt geweldloze actie-inbraak van 23 (!) jaar geleden, waarover
hij in zijn memoires schrijft, zijn door
media tot schandaal opgerakeld, waarna het kamerlid zonder al teveel
verweer de handdoek in de ring gooide.

9 min leestijd
Placeholder image

Wat de zaak nog merkwaardiger maakt, is dat het kamerlid nu juist het actievoeren finaal af heeft willen zweren. Hij wilde met zijn boek schoon schip maken en heeft voortdurend verklaard dat elke illegale actie (of misschien zelfs elke actie?) verkeerd is en dat de enige weg die van het parlementaire systeem is.
Ook zijn partij, GroenLinks, die notabene ontstaan is uit de fusie tussen verschillende radikaal-linkse partijen, huldigt dit standpunt en heeft het opstappen van hun vertegenwoordiger goedgekeurd.
Hiermee is het debat ook van belang geworden voor iedereen die nog linkse politiek wil bedrijven in Nederland.

De opvatting dat politieke verandering alleen nog via het officiële systeem zou moeten worden gezocht, is niet alleen naïef en contraproductief, maar kan ook ernstige gevolgen hebben voor degenen die weigeren om zich onder deze Orwelliaanse oekaze te schikken. Dat terwijl politieke activisten hedentendage toch al te lijden hebben onder steeds hardere repressie, en de wereld om ons heen in snel tempo verslechtert en dus roept om actie om daar wat aan te doen.

Nooit meer actie?

Politici – en met hen de ondernemers die het meest baat hebben bij het huidige politieke systeem – zouden het uiteraard prachtig vinden als ze nooit meer gestoord zouden worden door ongewenst eigen politiek initiatief van de burgers die ze theoretisch zouden moeten ‘dienen’. De claim dat dat zelfs wettelijk verplicht zou moeten zijn, is absurd en zeker voor een voormalige actievoerder van een (in naam?) linkse partij.

Tot voor kort was nog algemeen geaccepteerd dat er ook een politiek leven bestaat buiten het parlementaire wereldje. Politiek, of politieke strijd, vindt op allerlei fronten plaats en actieve bemoeienis daarbij van burgers is van levensbelang. Die burgers kunnen daarbij zelf wel bepalen welke middelen ze wanneer kiezen.
Actieve inbreuk op het heersende systeem door onderliggende belangengroepen kent een eeuwenoude geschiedenis. Het is tragisch dat linkse parlementsleden en journalisten daar weer aan herinnerd moeten worden. Grote denkers als Gandhi, Tolstoy of Thoreau hebben in het verleden uiteengezet waarom individuele burgerlijke ongehoorzaamheid noodzakelijk is. Het belang van verdergaande collectieve actie wordt sinds begin 1900 met name door anarchistische (vakbonds)strategen naar voren gebracht (1).

Ook in de Nederlandse politieke ontwikkeling heeft actie door onderliggende belangengroepen altijd voor positieve verandering gezorgd. Bijna alle rechten die we tegenwoordig hebben, met name op het gebied van arbeidsomstandigheden, maar ook van vrouwen en op allerlei andere gebieden, zijn het resultaat van vaak harde strijd die zelden binnen de marges van de wet bleef.

En natuurlijk is het ‘recht op verzet’ nog steeds even geldig, en misschien wel noodzakelijker dan sinds lang het geval was. Met het terugvallen van politieke bewegingen en de opkomst van neoliberaal beleid in de jaren ’90, zijn we immers steeds meer publieke verworvenheden kwijt geraakt aan het bedrijfsleven. Daarnaast is een groot deel van het politieke spel verplaatst naar ondoorzichtige labyrinten als die van de EU waar normale mensen de weg geheel kwijt raken. Ook zijn politieke processen meer dan ooit onderhevig aan lobby-activiteiten en de gecommercialiseerde ruimte in massamedia waar kapitaalkrachtige groepen in het voordeel zijn. Onder die omstandigheden je ook nog laten voorschrijven welke middelen je mag kiezen in de politieke strijd, is vragen om je eigen ondergang. Moderne politieke analytici als Chomsky en Zinn, Negri en Hardt, Naomi Klein en vele anderen buiten Nederland benadrukken dit ook.

Het tragische van Wijnand Duyvendak’s knieval, is dan ook dat hij die doet terwijl het parlementaire systeem dat hij op wil leggen een groot deel van zijn economische invloed afgestaan heeft aan het per definitie ondemocratische ‘grootkapitaal’. Er zijn daarnaast veel meer ernstige bedreigingen van onze samenleving, waar het parlementaire systeem kennelijk geen antwoord op heeft weten te vinden en wij als burgers dus nodig zouden moeten ingrijpen. Het milieu/klimaat is er daar een van, het misdadige beleid jegens migranten een minstens even belangrijke, evenals onwettige oorlogen zoals in Irak. Dit alles hangt samen met een volstrekt onhoudbaar en verspillend economisch systeem, dat bezig is de aardbol letterlijk op te blazen. Het is te hopen dat er weer goed georganiseerde bewegingen en actiegroepen zoals in de jaren ’80 ontstaan om hier wat aan te doen.

Onnodige fixatie op Geweld

Opvallend is overigens dat zowel Duyvendak als zijn partij in negatieve zin refereren aan ‘het geweld van de globaliseringsbeweging’ als ze een voorbeeld moeten noemen van een beweging die nu actief is. Ze zouden de globaliseringsactivisten op hun blote knieën moeten danken dat ze – in weerwil van massale repressie en hoofdzakelijk minachting in de media – het voor elkaar gekregen hebben om de mondiale economische ontwikkeling weer op de agenda te zetten en het schip van de totale commercialisering en privatisering gekeerd hebben. Met dat geweld van de kant van de actievoerders valt het daarbij overigens wel mee. Voor zover er slachtoffers zijn gevallen, was dat vooral door politieoptreden. Wijnand en zijn partijgenoten hebben daar waarschijnlijk weinig van meegekregen, aangezien ze de laatste jaren vooral uitblonken in afwezig zijn bij de globaliseringsacties. Maar een zekere vorm van confrontatie zal er altijd zijn als het om daadwerkelijke belangenconflicten gaat! Geen linkse organisatie die daadwerkelijk naar een rechtvaardiger wereld toe wil, zou zich daar bij voorbaat van moeten willen vrijwaren.

Vreemd genoeg is die onnodige focus op geweld ook in het ‘debat’ over Wijnand’s acties in de jaren ’80 opgedoken, mede door zijn eigen keuze. Hoewel er regelmatig forse rellen te zien waren in de jaren ’80, lag het overgrote deel van de activiteiten van de bewegingen toen op andere vlakken en zeker echt geweld tegen personen kwam nauwelijks voor en werd over het algemeen actief tegengegaan. Dat is met name opvallend als we de ontwikkeling van de radicale beweging vergelijken met die in buurlanden waar wel degelijk tegen personen gericht geweld uitgevoerd werd. De draai in het huidige debat blijkt grotendeels te herleiden naar een mysterieuze claim van een topambtenaar van toen die beweert dat iemand een aanslag op zijn huis zou hebben gepleegd. Niemand had er eerder ooit van gehoord en hij heeft er nooit aangifte van gedaan. Ook is geen enkele aanwijzing voor persoonlijke betrokkenheid van Wijnand. Verdere ‘beschuldigingen’ zijn volstrekt niet onderbouwde en grotendeels verzonnen beweringen in De Telegraaf die al jaren herhaald worden over onder andere betrokkenheid bij de gewelddadige actiegroep RARA. Daar heeft Wijnand niets mee te maken gehad. Het is een exemplarisch voorbeeld van ‘drive by journalism’ dat versterkt wordt door ongefundeerde lastercampagnes op internet zoals tegenwoordig van ‘rechtse’ kant normaal is.

Wijnands rol in de kraakbeweging en andere actiegroepen is juist altijd geweest om onnodige radicalisering tegen te gaan. Zo was Wijnand bijvoorbeeld een van de organisatoren van de ‘spektakelblokkade’ van het Shell-laboratorium in Amsterdam-Noord in 1989, hetgeen een directe reactie was op de ‘ondergrondse’ acties van RARA. Er zijn veel meer van dit soort voorbeelden te noemen. Collega-actievoerders ‘van toen’ (zoals ondergetekende) hadden hem makkelijk in dat debat kunnen ondersteunen, als hij niet meteen opgegeven had en zich zelfs tegen hen uit was gaan spreken.

Rust

Het zomerschandaal heeft onder meer geleid tot het massaal oprakelen van verhalen over het activisme van de jaren ’80. Een van de opvallende zaken daarbij is dat alles geheel in het verleden geplaatst wordt. Alsof we toen op een andere planeet leefden. In veel landen om ons heen is een radicale praktijk van een deel van het politieke spectrum nog steeds een vanzelfsprekendheid. In de Franse arbeidsstrijd bijvoorbeeld, wordt als snel naar het middel van bezettingen en blokkades gegrepen, zonder dat het hele kippenhok van streek raakt. Vorig jaar hebben we in Duitsland nog met tienduizenden mensen geprobeerd de G8-conferentie aldaar effectief te verhinderen en deze zomer is in Groot-Brittannië gepoogd om de grootste kolencentrale van het land te bestormen. Allemaal voorbeelden van acties die zich niets aantrekken van het wetboek van strafrecht. Dat laatste wil overigens helemaal niet zeggen dat de activisten maar wat doen. In tegendeel, die zijn juist heel goed in staat om de verantwoordelijkheid op te brengen om zelf te bepalen wat hun grenzen zijn en rekening te houden met hun medebewoners van de planeet. Net zoals we dat in de jaren ’80 konden. Diegenen die te beroerd zijn om achter de tv/pc vandaan te komen en slechts eens in de vier jaar een briefje invullen om vervolgens weer van elke verplichting verlost te zijn, zijn pas onverantwoordelijk bezig. En zoals in de jaren tachtig het echte geweld afkomstig was van degenen die het apartheidssysteem op de been hielden, kernoorlogen voorbereidden of in het geheim nieuwe kerncentrales planden, is dat ook nu voornamelijk afkomstig van degenen die de watervoorziening van arme sloebers in Bolivia opkopen en uitbaten of voor honderdduizend doden in Irak zorgen. Er zal heel wat verzet nodig zijn om dat soort zaken enigszins recht te trekken.

Op het hoogtepunt van de globaliseringsacties in juni 2001 werd de EU-top in Gotenburg dermate door actievoerders belaagd dat verschillende delegaties hun hotels moesten verlaten om veiligheid te zoeken. Ook de Nederlandse delegatie trof dat lot en toenmalig regeringsleider (en tegenwoordig commissaris bij Shell en ING) Wim Kok eiste op hoge toon voortaan gevrijwaard te worden van lastige actievoerders. Het was – nog net in het pre-‘war-on-terrorism’-tijdperk – VN-columnist Piet Grijs die opmerkte dat het een slecht idee zou zijn om de Europese politici met rust te laten bij hun bijeenkomsten, aangezien dat nu net het geval was geweest in de voorafgaande eeuw met een erbarmelijk resultaat. Saillant is dat het nu geen regeringsleider is die ervoor pleit om van lastige burgers gevrijwaard te worden, maar een (ex-)lid van de linkse oppositie.

——————————

 
(1)Zie voor een achtergrondverhaal over de geschiedenis van het concept directe actie.

Leestip: Thomas Pynchon: Is it OK to be a Luddite?