Het Kan Verkeren
Uit het politieke niets verschenen niet lang geleden een beweging die zich ‘Forum voor Democratie’ (FvD) noemt en een gewiekste woordvoerder en oprichter ervan. De laatste heeft naast zich een rechtsgeleerde als directeur van het wetenschappelijk bureau van die beweging. De verkondigingen van de woordvoerder zijn doorspekt met reactionaire en seksistische opmerkingen, waardoor het lijkt alsof het woord strottenhoofd is geworden. De rechtsgeleerde bleek bereid in het kader van bedoelde beweging de leiding te nemen in een razzia tegen linkse docenten in het onderwijs.
(Door Thom Holterman, oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)
Zulke razzia’s zijn ook gehouden door marxisten-leninisten aan de macht (Rusland onder Lenin en Trotsky; USSR onder Stalin). Maar omdat de FvD ‘links’ bestrijdt, leid ik eruit af dat het om een rechtse en vanwege de gehanteerde methodes om een extreemrechtse beweging gaat. Het voorgaande lijkt al te zwaar aangezet. Maar met de geschiedenis als leermeester, we weten: het kan verkeren…
Fascistische ideologie
In zijn monumentale werk getiteld Nationalisme en cultuur (Amsterdam, 1939) bespreekt de naar Engeland en later naar de VS gevluchte Duitse anarchosyndicalist, boekbinder, auteur en historicus Rudolf Rocker (1873-1958) de opkomst van Mussolini en het fascisme. Ik citeer hem: “Zelfs Mussolini, nu de bitterste tegenstander van het liberalisme, was nog niet zo lang geleden een der hartstochtelijke voorvechters van de liberale denkbeelden”. Om dit laatste aannemelijk te maken citeert Rocker direct daarop Mussolini uit het Italiaanse dagblad Popolo d’Italia (van 6 april 1920): “De staat, met zijn monsterlijke angstaanjagende machine, geeft ons het gevoel te stikken. De staat was voor de enkeling te verdragen, zolang hij er zich toe beperkte soldaat of politieagent te zijn: nu is de staat alles (..). De staat, die moloch met het verschrikkelijke gezicht, krijgt alles, doet alles, weet alles en bederft alles. Iedere staat is een ongeluk”. Mussolini gaat, gelet op de lengte van het citaat zoals bij Rocker weergegeven, zo nog een tijdje door. Duidelijk is dat Mussolini in 1920 – dus slechts enkele jaren voor ‘de mars op Rome’ (1922) niets van de staat moest hebben.
Het ‘fascistische staatsbegrip’ kwam pas naar voren nadat Il Duce (de leider), Mussolini dus, aan de macht was gekomen. Voordien schitterde de fascistische beweging in alle kleuren van de regenboog, schrijft Rocker; de fascistische ideologie was een troebel mengsel van geestelijke elementen uit allerlei bron. Wat het aan de macht bracht was de brutaliteit van zijn methoden. Mussolini’s liberale gezang hield onmiddellijk op zodra de dictator de staatsmacht in Italië stevig in handen had. In de beginjaren 1930 ontwikkelde de Italiaanse neo-Hegeliaanse hoogleraar filosofie Giovanni Gentile (1875-1944) zich tot de staatsfilosoof van het fascistisch Italië. Zijn denkbeelden over het wezen van de staat bereikten hun hoogtepunt in de visie op de zogenaamde ‘totalitaire staat’. Tot zover Rudolf Rocker, Nationalisme en cultuur, p. 303-304).
Om bij het fascisme terecht te komen en dat te gaan aanhangen is het niet nodig als ‘fascist’ te beginnen. Mussolini levert daarvan zelf het voorbeeld. Hij begon als socialist en had zoals we zagen, oog voor liberale denkbeelden. Het meemaken of het doorlopen van een overgang is dan ook menselijk (andere voorbeelden: Domela Nieuwenhuis: van christen tot anarchist; Alexander Cohen: van anarchist tot monarchist). In het geval van het (Italiaanse) fascisme kom je ook de Italiaanse politicus en jurist Alfredo Rocco (1875-1935) tegen. Hij was hoogleraar handelsrecht en burgerlijk procesrecht. Zijn politieke carrière begon hij als marxist in de ‘Radicale Partij’. Vervolgens veranderde hij van visie in de richting van ‘proletarisch nationalisme’. Weer later werd hij lid van de Nationale fascistische partij. Van 1925 tot 1932 zal hij in Italië minister van Justitie zijn. Hij ontpopt zich daarbij als een belangrijke vormgever van het fascistische regime. Ook hier weer zien we: het kan verkeren.
Na deze omtrekkende beweging kom ik terug bij de FvD en zijn leider met naast zich de hoogleraar recht en filosofie. De laatste is tevens de tutor van de eerste (die promoveerde bij hem). Ik betoog niet dat de leider van de FvD een ‘Mussolini’ in zich draagt (want ik ken hem niet), maar volg ik de voorzichtige analyse van de politicoloog Paul Lucardie dan heeft hij wel een autoritair-conservatieve of reactionaire kant (Honderd jaar fascisme, 2018, p. 33). De tutor heeft zich naast zijn leerling genesteld als hoofd van de denktank van de FvD en is bereid een razzia op te zetten gericht op linkse docenten (hem heb ik enkele decennia geleden leren kennen en had dit toen niet verwacht; de laatste jaren maken mij duidelijk dat ik toen te naïef ben geweest).
De hele actie richt zich ook op docenten aan Nederlandse universiteiten. De actie is dus te begrijpen als een aanval op de academische vrijheid. Nederland staat daarmee niet op zichzelf. De Franse hoogleraar constitutioneel recht aan een van de Parijse universiteiten, Olivier Beaud, maakt dit duidelijk in het Franse dagblad Le Monde (van 12 april 2019) met een artikel getiteld ‘De academische vrijheid wordt meer en meer bedreigd in Frankrijk’. Hij spreekt onder meer over een ‘gevaarlijke stijging van intolerantie’ en wijst ook op de USA waar een vrijheid vermorzelende strijd woedt (‘combat liberticide’). De tutor over wie ik hierboven sprak is mij nog bekend als een Hayek-vriend, de Hayek die in de USA economie doceerde aan een universiteit die onder zijn hoede de Chicago-boys voor Pinochet (Chili) opleidde en niet vies was van dictatuur. Wat gaat hierop nog meer volgen? Want: ‘t Kan verkeren, aldus de Nederlandse dichter Bredero (1585-1618).
Thom Holterman
[Beeldmateriaal ontleend aan het Franse satirisch-geïllustreerde tijdschrift L’Assiette au beurre, verschenen tussen 1901-1936 waarin fel van leer werd getrokken tegen militarisme, kolonialisme, klerikalisme en het pleit werd gevoerd voor onder meer feminisme en verbetering van arbeidsvoorwaarden. In totaal zijn er door 200 cartoonisten 10 000 prenten voor dit tijdschrift gemaakt.]