Ga naar de inhoud

Het huidige belang van het NAS

Mensen organiseren zich tegenwoordig anders als 150 jaar geleden. Bij de opkomst van de moderne industriële maatschappij zien we vooral hiërarchische structuren in bedrijven, overheden en ook arbeidersverenigingen. Tegenwoordig zijn er meer fluïde samenwerkingsvormen, waarbij snelle opkomst, wel of geen succes, en verdwijning elkaar afwisselen.

6 min leestijd

(Bron: Solidariteit.nl)

Op dit moment zien we ook binnen de bonden van de FNV andere organisatievormen opkomen. Alle redenen om eens te kijken naar de eerste vakcentrale: het Nationaal Arbeids-Secretariaat (1893-1940) – door één van de sympathisanten gekenschetst als “het NAS is een beweging, Troelstra een organisatie”.(*1)

Bouwwerk

Een vakorganisatie van werknemers tegenover kapitaalverschaffers is een noodzakelijk kwaad. ‘Noodzakelijk’, omdat de werknemers of arbeiders anders niet hun marktconforme loon verkrijgen en ‘kwaad’ in de zin dat de organisatie haar eigen leven gaat leiden. Laten we die laatste kwalificatie eens nader bekijken. De vak/beroepsorganisatie schuift als het ware tussen de werkenden in. En regelt de arbeidsvoorwaarden van de arbeiders en bij conflict de belangen van de ondergeschikten. Althans in Nederland en althans in overgrote meerderheid. De per definitie scheve verhouding tussen patroon en kapitalist enerzijds en de arbeider en werknemer anderzijds wordt daarmee wat recht getrokken.
De grootste ’tussen geschoven’ organisatie, zoals die in Nederland vooral in het socialistische NVV en de FNV gestalte kreeg, heeft een geheel bouwwerk – niet voor niets een favoriete metafoor – opgetrokken in samenwerking met de nationale organisaties van werkgevers en de verschillende overheden. Het is wat we nu kennen als het stelsel van Georganiseerd Overleg in de Stichting van de Arbeid en de Sociaal-Economische Raad, samengevat als het Poldermodel.

Besturen

Begonnen als een samenwerking van individuen heeft de vakorganisatie, zoals in het poldermodel van de jaren vijftig, zich wel ver van haar oorsprong verwijderd, zij het met veel resultaten. De voorstanders beroepen zich erop dat dit de enige vorm van organisatie is. In de meest extreme vorm heeft de oprichter van het NVV, Henri Polak dat aldus in zijn brochure De vakvereeniging verwoord: “In een lichaam zijn het de hersenen, die de rest van het lichaam ‘besturen’. Zo ook is het met de bestuurders van de vakvereniging: zij besturen de vakorganisatie, de leden voeren de bevelen des bestuurs uit, zoals de benen van een mens gaan lopen als ze de zenuwprikkeling van de hersenen ontvangen.”
Dat is natuurlijk onzin. Het geldt misschien een beetje voor de mierensamenleving, maar niet voor samenwerkende mensen. Waar komt deze door Polak gevestigde organisatiewijze vandaan? Om kort te zijn: deze structuur is een reactie op de krachten die de door de Industriële Revolutie ontketend zijn. Het is niet alleen in de Nederlandse vakbeweging dat deze wijze van organiseren in de samenleving voorkwam. Ook bijvoorbeeld in het Taylorisme en de overheidsbureaucratie zijn het de bazen die de werkverdeling maken, het proces beheersen en is het de arbeider of ambtenaar die het werk uitvoert. In het communisme is het de intellectueel die het juiste klassenbewustzijn heeft en de arbeiders stuurt. In de moderne massapartijen zijn het de partijleiders die de strategische lijn uitzetten die de leden dienen uit te voeren.
Volgens mij is de maatschappelijke achtergrond van deze negentiende-eeuwse visie dat het ondenkbaar was dat orde een natuurlijke zaak is. Die orde moet dus aangebracht worden en wel met harde hand. Het principe van zelf ordening zou tot chaos leiden. Kan het anders? Ja, natuurlijk!

Zelforganisatie

Allereerst hebben mensen al duizenden jaren gewerkt èn onderhandeld over de arbeidsvoorwaarden zonder schrift en zonder formele organisatie. Blijkbaar kunnen we als soort mens organiseren vanuit een ‘hersenprogamma’ dat het mogelijk maakt bijvoorbeeld Stonehenge te bouwen zonder papieren en statuten. Ten tweede was er het NAS dat staat voor de kritische en revolutionaire vakbeweging. Niet het NAS van de beginperiode, maar zoals het zich ontwikkelde tegenover de moderne vakorganisatie van het NVV dat richting bepalend was voor de Nederlandse vakbeweging als geheel. (*2)  Het NAS nam een aantal kenmerken van het NVV over, zoals solide administratie en afspraken met werkgevers over lonen en arbeidsvoorwaarden. Maar het gaat nu om de verschillen.

En dat zijn er vier.

1. Federatieve samenwerking.
In tegenstelling tot de gecentraliseerde bonden van FNV/CNV zijn de federaties van het NAS samengesteld uit zelfstandige organisaties met een eigen kas en bestuur. Zo’n werkwijze behoeft overleg, invoeling en een gedragen visie; het tegengestelde effect zien we ook: splitsingen als waren het protestantse verenigingen. Besturen vanuit een visie is de moderne variant van deze wijze van organiseren. Het heeft vele voordelen. Snelheid van handelen, veel creativiteit en gedragen besluiten.
2. Een vereniging van leden.
‘De bond is de achterban’, schreeuwde een keer in de jaren zestig een lid tegen een bestuurder van het NVV. Leden functioneren in de visie van het NVV als het grote getal, als de meute die de onderhandelingen ondersteuning geeft. Zo anders bij het NAS. Het NAS vertegenwoordigt de idee van de samenwerking onder gelijken.
3. Bedrijfsorganisatie.
Ontstaan vanuit het bedrijf heeft de vakbeweging in haar geschiedenis vooral aandacht besteed aan de arbeidsvoorwaarden. Het NAS heeft in 1921 op zijn jaarcongres voorgesteld de organisatie in het bedrijf tot basis van de organisatie te nemen. Slechts enkele wat grotere aangesloten federaties hebben daartoe de eerste stappen gezet. De aanwezigheid van de vakbeweging in het bedrijf, zo sterk bij de Engelse shop stewards, heeft in de moderne vakbeweging een zwakke afspiegeling gevonden in het bedrijvenwerk van het NVV in de jaren zestig/zeventig. De oorsprong van de vakbeweging ligt in de werksfeer. Alle reden om meer aandacht te schenken en organisatievoorstellen te doen op dit onderwerp.
4. Onafhankelijk, eigengereid en anti institutioneel.
Het NAS hield zich in zijn korte bestaan moeizaam staande. Eigengereid en onafhankelijk heeft het sporadisch samengewerkt met de overheid, zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog toen het betrokken was bij de gemeentelijke initiatieven op het gebied van werkverschaffing. Maar altijd bleef er een zekere afstand en anti institutionele houding bestaan.

Aan de zogenaamde ingroei van de vakbeweging in de maatschappij heeft het NAS – en zijn opvolgers EVC, OVB en ook de Vrije Bond – nooit meegedaan. Wel overleg en samenwerking op concrete punten met de overheid en ondernemers, maar nooit een georganiseerd overleg en altijd in samenhang met de werkers zelf. En ook deze opvolgers hebben nooit ondersteuning van de overheid of van het ‘vakbondstientje’ verkregen.
Er zijn natuurlijk ook ander voorbeelden van eigengereide, federatieve, onafhankelijke en door leden gevoerde bewegingen. De actiegroep De Sterke Arm (jaren zeventig in Amsterdam), de jongerenorganisatie KWJ (jaren zeventig/tachtig), organizing van vandaag, het Alternatief voor Vakbond en NU’91 (voortkomend uit een gezondheidsactiegroep van eind jaren tachtig).

Het komt overal voor. Je ziet het pas als je er goed naar kijkt.

————

*1) zie http://www.onvoltooidverleden.nl/index.php?id=199

*2) zie over de beginperiode van het NAS: http://www.onvoltooidverleden.nl/index.php?id=272