Ga naar de inhoud

Het einde van de crisis?

“Allemaal een gelukkig Nieuwjaar, want alles gaat in orde komen.” Was getekend: Mark Rutte, Herman van Rompuy, Klaas Knot en vele anderen. Altijd prettig zo’n nieuwjaarswens. Maar klopt het ook? Gaat het in 2014 dan weer allemaal de goede kant op? Niet voor de 700.000 werklozen. Niet voor de werkers in de zorg. Niet voor bijstandsontvangers die steeds meer als gratis arbeidskrachten worden gezien. Niet als je chronisch ziek bent. Niet als je pensioen gekort wordt.

10 min leestijd
crisis25

(Bron: website solidariteit.nl)

Dus er is kennelijk wat meer aan de hand. Misschien is het wel waar dat in 2014 de bodem van de economische terugval wordt bereikt. Dat zal dan zes jaar na het begin van deze crisis zijn. Zo lang heeft economisch herstel na een recessie niet meer geduurd sinds de jaren dertig. Het is daarom nuttig om deze crisis in een wat breder verband te bekijken.

Conjunctuurcyclus

Om te beginnen hebben we te maken met de gewone conjunctuurcyclus. Elke zeven/acht jaar doorloopt de kapitalistische economie een cyclus van groei, overspanning, crisis en depressie. Vaak begint de groei al te stagneren voordat een grote klap de crisis doet losbreken, zoals de laatste keer in 2008. Niet veel bijzonders te melden in dit opzicht.
Daarnaast hebben we te maken met de specifieke Nederlandse aspecten. Nederland heeft een, buiten verhouding, grote financiële sector en werd daarom extra geraakt door de kredietcrisis. Verder is Nederland sterk afhankelijk van de ontwikkelingen in de aangrenzende landen. Vooral de Duitse economie bepaalt hoe het hier gaat.
Dan zijn er de Europese kanten van deze crisis. Doordat de invoering van de Euro niet samenging met een Europees economisch en financieel beleid, konden er grote onevenwichtigheden ontstaan. Daaraan hebben Duitsland en Nederland, of liever de banken hier, goed verdiend. Landen als Griekenland, Italië, Spanje en Ierland breidden uit, vooral in de bouw, met goedkoop krediet uit het Noorden en met veel invoer uit het Noorden. Toen het mis ging, bleek de Euro in combinatie het door Duitsland en Nederland afgedwongen begrotingsbeleid het herstel te wurgen. Terwijl ruimere overheidsuitgaven de recessie hadden kunnen afremmen, moest en zou er bezuinigd worden.
Structureel probleem

De kredietcrisis is een uiting van een veel structureler probleem. De expansie van de jaren 1994-2007 is voor een belangrijk deel door een groei van kredieten gefinancierd. Als de groei steeds maar door gaat, kan dat. Maar die groei liep een keer vast. Het omvallen van Amerikaanse banken en de mate waarin het hele internationale financiële systeem met elkaar verweven is, leidden tot grote problemen voor de Europese banken. Die waren zelf ook gegroeid door krediet op krediet te stapelen, een stapeling die ze intern aanwakkerden door onzinnige bonussen. De banken moesten gered worden, en werden dat met overheidsgeld. In eerste instantie leidde die redding tot een beperking van de recessie. Toen de bezuinigingspolitiek doorzette, keerde dat om en werd de recessie juist dieper.
Tenslotte moeten we zien waar dit structurele probleem vandaan komt. De kapitalistische economie groeit ook op langere termijn niet gelijkmatig. We hebben allemaal wel eens gehoord van begrippen als de eerste of tweede industriële revolutie. Eerst een expansie, daarna mindere groei en weer een expansieperiode in de negentiende eeuw. Vervolgens de lange periode van stagnatie, crisis en oorlog van 1914 tot 1945. Daarna heeft de economie opnieuw een periode doorgemaakt van ongekende expansie. Deze periode heeft geduurd tot ongeveer 1974. Van de tragere groei daarna is vooral de crisis van begin jaren 1980 in de herinnering blijven hangen.

Lange periodes

Economen als Van Gelderen, Kondratiev, Schumpeter, Mandel en Van Duijn hebben deze periodes geanalyseerd, elk met verschillende verklaringen. Maar allemaal menen ze dat er periodes bestaan van enkele tientallen jaren waarin groei overheerst, gevolgd door enkele tientallen jaren van veel tragere groei. Veel mensen dachten daarom dat de expansie vanaf 1994 het begin was van een nieuwe langdurige groeiperiode. En zoals zo vaak kwamen de stemmen weer op die zeiden dat de conjunctuurcyclus nu definitief was overwonnen. Niet dus. Zowel in 2002 als in 2008 bleek het tegendeel.
Er was wel iets veranderd door de crisis van de jaren tachtig. Oude sectoren (in Nederland bijvoorbeeld: confectie, metaal en scheepsbouw) verdwenen. Ze verloren aan belang en hun productie ging naar lage lonen landen. Nieuwe technologie en nieuwe organisatievormen kwamen op. Economisch het belangrijkste was echter de terugdringing van het loonaandeel in het Bruto Binnenlands Product, en de toename van rente en winsten. De sterke stijging van de arbeidsproductiviteit, terwijl de lonen achterbleven of zelfs omlaag gingen, speelde hierin een belangrijke rol. Herstel van de winsten is één van de functies van de crisis in de cyclus. Als gevolg hiervan vermindert de vraag naar consumptiegoederen relatief. Tegenover een sterke stijging van de productie staat een vermindering van de groeimogelijkheden voor de afzet. De toename van het krediet heeft voor een belangrijk deel gediend om dat probleem op te lossen. Zowel de schuld van de overheden als de schuld van particulieren is enorm gestegen. De maatregelen om door bezuinigingen de overheidsfinanciën weer op orde te brengen, lossen twee problemen niet op. Ten eerste blijft het particuliere krediet enorm groot, en kan het voor aanzienlijke problemen zorgen juist omdat de reële inkomens zijn gedaald. Ten tweede is er nog steeds sprake van een toegenomen kloof tussen winsten, en dus kapitaal dat zoekt naar nieuwe winst, en de stagnerende afzetmarkten.

Winstherstel

Hoe dit gaat uitpakken, is natuurlijk niet te voorspellen. De manier waarop het kapitalisme in het verleden uit een langere periode van stagnatie kwam, is ook steeds verschillend geweest. Het zal dus voor een goed begrip van de economische ontwikkeling noodzakelijk zijn om een helder beeld te krijgen van de factoren die een rol spelen bij het herstel van de economie op langere termijn. In dit “commentaar” is het onmogelijk om daar volledig in te zijn. Wel is een aantal factoren te noemen, waarvan de precieze rol en de uitkomst allerminst vast staan.
In de eerste plaats gaat het om het herstel van de winsten. Dit herstel heeft deels al plaatsgevonden, maar het probleem waar dan te investeren met een blijvend hoge opbrengst is niet opgelost.
In de tweede plaats gaat het om de vergroting van het gebied waarop in de hele wereld kapitaal kan worden ingezet. De privatiseringen van de afgelopen jaren hebben die functie gehad. In de periode voor de Tweede Wereldoorlog zijn verschillende belangrijke publieke diensten in overheidshanden terecht gekomen. Deels was dat bewust beleid uit strategische overwegingen. Deels ging het ook om de nationalisering van verliezen of de overdracht van dure investeringen naar de staat. Sinds de jaren tachtig is het kapitaal weer op zoek gegaan naar nieuwe terreinen om winst te maken. Inmiddels zijn veel voorzieningen weer geprivatiseerd, zoals energie, post en telecommunicatie. Ook de zorg is de weg van de privatiseringen op gestuurd. Zowel de zorgverzekeringen als de zorgaanbieders moeten op de markt de concurrentie aangaan. Ook in het onderwijs gaat het steeds meer deze kant op. Bij de volkshuisvesting heeft de verzelfstandiging van de corporaties inmiddels tot enorme misstanden geleid, waardoor zelfs de voorstanders van privatiseringen er achter komen dat hier de overheid wel wat meer in de melk te brokken moet hebben. Maar aan het principe valt voor deze regering niet te tornen. Trouwens ook niet voor D66 of het CDA. De trend gaat waarschijnlijk door, maar maatschappelijk verzet kan de effecten ervan beperken.

Marktvergroting

Internationaal betekent de terugkomst van Rusland, Oost Europa en China in de kapitalistische economie een vergroting van de wereldmarkt. Daarmee gaat het ook om de vraag welke rol de verschillende delen van de wereld gaan spelen. De rol van de BRIC landen (Brazilië, Rusland India en China) zal anders worden, maar waar het precies op uitloopt is nog onzeker. Mede in dit verband is de Europese eenwording van belang. Eén Europese markt vormt de grootste markt ter wereld. Maar ook hier lijkt het volstrekt onduidelijk wat er uit gaat komen. Ondanks de snelle groei van China blijft Amerika nog jarenlang de grootste nationale markt. Maar Amerika heeft niet meer de hegemoniale positie van de jaren vijftig en zestig, of zelfs van de jaren negentig toen het de enig overgebleven wereldmacht leek. Voor de rol van China is de ontwikkeling van de binnenlandse markt de kernvraag, in samenhang met de ecologische crisis die de kwaliteit van het leven in de steden bedreigt.
In de derde plaats gaat het om nieuwe technologie. De oude technologie – massaproductie van duurzame consumptiegoederen, inclusief woningen, gebaseerd op mechanisering, lopende band, standaardisering en elektriciteit – is op zijn grenzen gestoten. Nieuwe technologie heeft zich aangediend zoals de ICT-sector en biotechnologie. Toepassing hiervan heeft al geleid tot grote veranderingen, onder andere met de groeiende productiviteit van kantoorwerk, maar er lijkt geen doorslaggevende groeitoepassing te zijn. Althans niet één die te vergelijken is met de productie van particuliere auto’s die de vorige expansie kenmerkte. ICT-infrastructuren als het internet in combinatie met mobiele telefoons en tablets bieden wel een massamarkt, maar missen ook nog een echte toepassing. Tenzij je sociale netwerken en het verzamelen van gegevens over gedrag van individuele consumenten en burgers door bedrijfsleven en NSA zo zou opvatten.
In de vierde plaats gaat nieuwe technologie vaak samen met nieuwe organisatievormen in de bedrijven. Ook hier is veel in beweging en veel al veranderd. Denk maar aan ontwikkelingen als zelfsturende teams, of de massale flexibilisering en de groei van het aantal zzp’ers. Ook hier is nog geen duidelijk nieuw kader tot stand gekomen. Voor vakbondsleden is dit misschien wel het belangrijkste punt: de uitkomst zal gebaseerd zijn op machtsverhoudingen, en dus het resultaat zijn van strijd. Organising biedt hier nieuwe perspectieven. Er worden resultaten geboekt in het verzet tegen flexibilisering en aantasting van de arbeidsvoorwaarden, maar in wezen blijft het een sterk defensieve strijd.

De staat

In de vijfde plaats gaat het om de rol die de staat de komende jaren speelt. De verzorgingsstaat, zoals die uit de expansie van de jaren vijftig en zestig is voortgekomen, is natuurlijk nooit iets vasts geweest. Ze heeft zich steeds ontwikkeld op basis van krachtsverhoudingen en op basis van wat op een gegeven moment handig was. Zo vond de uitbreiding van de sociale zekerheid plaats om sociale rust te garanderen. Vervolgens werden de rond 1975 bestaande instrumenten ingezet om de eerste klappen van crisis van de jaren tachtig op te vangen. De VUT kwam tot stand en de WAO gebruikt om overtollige ouderen te dumpen. Inmiddels wordt dit te duur gevonden en zijn de regelingen van prepensioen grotendeels afgeschaft en die van de arbeidsongeschiktheid ingeperkt.
Met de aankomende vergrijzing is nu de AOW aan de beurt. Op korte termijn is het de zorgsector die wordt aangepakt. Nu zijn de kosten van zorg enorm gestegen. Maar die zitten vooral in de medische specialismen, dure door monopolies gemaakte medicijnen, steeds duurdere apparatuur die wordt geleverd door een paar grote bedrijven, waaronder Philips, de overhead in de steeds grotere organisaties en de topsalarissen die er worden betaald. Niet in de lonen van de zorgverleners in de eerste lijn. Ook bij deze kwesties geldt dat de uitkomst mede bepaald zal worden door krachtsverhoudingen, dus door strijd.

En tenslotte is het steeds duidelijker dat de groei van de kapitalistische economie op ecologische grenzen stuit. Zowel het steeds slechtere leefklimaat in de steden van de snel groeiende landen zoals China, de invloed van de toegenomen uitstoot van CO2 op het klimaat en de zeespiegel, als de ontbossing in de regenwouden zijn daar voorbeelden van. Hernieuwde economische groei lijkt niet goed mogelijk, zonder hier oplossingen voor te vinden. Tenzij we het aanvaardbaar zouden vinden dat omwille van de groei de planeet Aarde onleefbaar wordt. De vormen waarin hier oplossingen worden gevonden, zullen afhangen van de maatschappelijke strijd.
Samenvattend: het is noodzakelijk een goed beeld te krijgen van al deze ontwikkelingen om beter de strijd over de uitkomst ervan te kunnen aangaan. Dat is de echte nieuwjaarsboodschap voor 2014.