Het beheer van het pensioenvermogen
Het belang van de discussie over de pensioenen wordt onderschat. Ernstiger, ze loopt vast in de beknelling van het polderdenken binnen een per definitie ‘ongelijk speelveld’, waar de vakbeweging door onvoldoende kracht nauwelijks uitkomt. Er is een compromis in de maak op basis van de contouren in het pensioenakkoord van juni 2019. Het is nu echt zaak voor de vakbeweging om de discussie, ook intern, aan te gaan en niet te wachten tot de uitwerking klaar is.
(Door Sjarrel Massop, oorspronkelijk verschenen op solidariteit.nl)
Voor zo’n discussie is het van belang om het vraagstuk goed te analyseren. Doordat vele deskundigen, of althans mensen die menen dat te zijn, zich de laatste decennia hebben beziggehouden met het pensioenstelsel, is de discussie verzand in veel techniek en daarmee ondoorgrondelijk geworden. Deze poging tot analyse heeft als doel de gordiaanse knoop te ontwarren. Om te beginnen door drie belangrijke aspecten te onderscheiden. Ten eerste, het beheer over het pensioenvermogen, dat gaat ook over de eigendomsrechten en de zeggenschap. Ten tweede, de renteontwikkeling die al een doorslaggevende rol speelt. Ten derde, de ontwikkeling van de arbeidsmarkt. Deze bijdrage, in een korte serie, is gewijd aan het eerste aspect, het beheer.
Er is een verschil tussen vermogen en kapitaal. Vermogen is een potentie, waarmee iets gedaan kan worden. Kapitaal is de inzet van vermogen om kapitaal te laten groeien. Pensioenvermogen is dus te beheren, er is nog een keuze om het in te zetten. Is het vermogen kapitaal geworden, dan is de bestemming er al aan gegeven, bijvoorbeeld om het pensioenvermogen te investeren in de exploitatie van fossiele brandstoffen.
Over het beheer van het pensioenvermogen is door David Hollanders, econoom van de Universiteit van Amsterdam, onderzoek en daarvan verslag gedaan. Zie bijvoorbeeld zijn artikel in Spanning, het blad van de SP, nummer 1 van dit jaar.(*1) Hij legt het polderbetoog bloot in de volgende redenering:
De pensioenfondsen en de vakbonden vinden de kosten van het vermogensbeheer, £ 7,5 miljard per jaar groot, maar rechtvaardigen dit met exact dezelfde reden die door de financiële sector zelf gegeven wordt. Vermogensbeheer moet op een ‘vrije’ markt ingekocht worden en dat kost nu eenmaal geld. En goed vermogensbeheer kost helaas nog meer geld. Goede vermogensbeheerders zorgen voor hoge rendementen en daar is uiteindelijk elke deelnemer bij gebaat.
Uitbesteding van het beheer
Deze conclusie leidt tot de uitbesteding van het beheer door de pensioenfondsen. Hoe gaat dat?
Er zijn veel pensioenfondsen in Nederland, het aantal neemt wel snel af tot tot zo’n tweehonderd. Het complexe en dure beheer heeft met die daling te maken. Kleine pensioenfondsen redden dat niet en brengen hun vermogen onder bij commerciële bedrijven, vaak verzekeringsinstanties. Het pensioenfonds van de Havens is daar een voorbeeld van. Maar er zijn er al veel meer. De grote, bijvoorbeeld het ABP en het PFZW, hebben stevige uitvoeringsorganen in het leven geroepen, zoals het APG (Algemene Pensioen Groep NV) bij het ABP en het PPGM bij het PFZW (PGGM betekende ooit: Pensioenfonds voor Gezondheidszorg, Geestelijke en Maatschappelijk belangen). In de praktijk leidt deze ontwikkeling feitelijk tot de privatisering van het Nederlandse pensioenvermogen, waarmee dit vermogen zich onttrekt aan de democratische controle door de verantwoordingsorganen (VO) van de pensioenfondsen.
Hollanders en ook de SP bepleiten een politisering van het vermogensbeheer van de pensioenfondsen. Daarmee bedoelen ze dat het beheer onder controle van de politiek, van het publieke leven moet komen. Dus onder wetgeving die bijvoorbeeld ook de salarissen en inkomens van de dure beheerders aan banden kan leggen. Het komt neer op het tegengaan van de verdere privatisering van het pensioenvermogen van Nederland.
Dat is linke soep. Het pensioenvermogen is altijd een publieke zaak geweest. Het is in eerste instantie ontstaan door een deel van het loon te reserveren (werknemersdeel) in een fonds samen met een deel van de gemaakte winst in een bedrijf (werkgeversdeel). Deze twee componenten lijken echter erg op elkaar, enerzijds is het uitgesteld loon en anderzijds is het niet uitbetaald loon. Het fonds is dus in opzet publiek, maar ook apolitiek. Het wordt nu dus geprivatiseerd. Om dat tegen te gaan, wordt het onder politieke controle gebracht, althans dat is de strategie.
Dat veronderstelt een politieke verhouding die neutraal is. En als één ding de afgelopen veertig jaar is aangetoond, dan is dat het feit dat de achtereenvolgende Nederlandse regeringen juist uitgeblonken hebben in het gebruik van een neoliberale strategie van meer marktwerking, deregulering van de overheid en privatisering van onderdelen van de overheid. Denk bijvoorbeeld aan de gehele zorgverzekering. Het is de kat op het spek binden, of het spek op de kat. Geen goede strategie dus. Veel beter, maar wellicht ook minder eenvoudig, is de versterking van de verantwoordingsorganen van de pensioenfondsen.
De Nederlandsche Bank
Dat de politiek al ongewassen handen heeft in de privatisering van het pensioenvermogen toont de rol van De Nederlandsche Bank (DNB) onomstotelijk aan. Die bank is de toezichthouder van het beheer van het pensioenvermogen. Het instrument daarvoor is het ‘financiële toetsingskader’ (FTK) met de vermaledijde rekenrente en de dekkingsgraden voor de fondsen (de verhouding tussen inkomsten en verplichtingen). Het spektakel over de rente komt de volgende ronde aan de orde. De conclusie zal dan zijn dat het FTK afgeschaft moet worden, met andere woorden het toezicht op de pensioenvermogens moet worden gedepolitiseerd.
Er is een ander bedenkelijk instrument dat DNB tot zijn beschikking heeft. Dat is het toezicht op de benoeming van mensen in de verantwoordingsorganen van de pensioenfondsen. Die mensen moeten aan bepaalde criteria voldoen, waarop DNB toezicht houdt, maar daarin als een wolf in schaapskleren (net als de kat op het spek). De werkelijke bedoeling van Rutte 3 is de privatisering van het pensioenvermogen. In die politieke benadering is DNB een zeer loyale agent gebleken, ook door de rekrutering van de gewenste mensen voor de verantwoordingsorganen van de pensioenfondsen.
Conclusie
De openingszinnen van het eerder genoemde artikel van Hollanders slaan de spijker op de kop, zij het met één kritische kanttekening
Vakbonden, maatschappelijke organisaties en linkse partijen, zouden evenwel óók vermogensbeheer(kosten) (meer) moeten problematiseren, politiseren en aanvallen. Daar valt wat te halen, zowel financieel als politiek strategisch. Een openlijke strijd tegen vermogensbeheerders kan deelnemers – jong én oud – informeren, mobiliseren en verenigen. De belangen van vermogensbeheerders staan namelijk lijnrecht tegenover die van alle deelnemers. Het openen van dit debat is noodzaak voor de toekomst van het pensioenstelsel.
Mijn kanttekening betreft de keuze voor de politisering. In de noodzaak voor het ontpolderen, is een strategie van meer autonomie van de pensioenfondsen, onder herstelde controle van verantwoordingsorganen, ver te verkiezen boven een rol van de overheid.
(*1) Zie Spanning nr 1 2020