Ga naar de inhoud

Grondwet van de elite

De tekst van de toekomstige Europese grondwet is al een jaar bekend, maar over de inhoud ervan wordt geen openbaar debat gevoerd. Ook niet tijdens de Europese verkiezingscampagne.

6 min leestijd
Placeholder image

vertaald uit: Jungle World nr. 25 van 9 juni 2004

“Wij keren terug naar Europa”, zo luidde het motto van de sociaaldemocratische regeringspartij SPD in Duitsland voor de Europese verkiezingen van 13 juni. Toen in december 2003 de onderhandelingen over de Europese grondwet vastliepen op de posities van de regeringen van Spanje en Polen, ging men er vanuit dat het document voorlopig van tafel was. De Spaanse ministerpresident Jose Maria Aznar hield vast aan de stemverdeling voor de Europese Raad die overeengekomen was in Nice, waardoor de ondertekening van de grondwet werd verhinderd. De machtswisseling in Spanje na de bomaanslagen in maart zorgde echter voor een snelle omkeer: “Vier dagen, die Europa veranderden” kopten de meeste Europese kranten na 11 maart. Naar alle waarschijnlijkheid zal de grondwet door de EU leiders op 20 november ondertekend worden in Rome. De 25 lidstaten hebben daarna nog twee jaar de tijd om de tekst door hun parlementen te laten ratificeren en referenda te organiseren. Maar ondanks het feit dat de ontwerptekst voor de grondwet al een jaar openbaar is, heerst er algemene onwetendheid over de inhoud ervan, en ontbreekt het in de lidstaten aan een breed maatschappelijk debat over het thema.

Waarom heeft de EU een grondwet nodig, als nu al meer dan de helft van de wetgeving uit Brussel komt? Een puur economisch project als de EU met meer dan 450 miljoen inwoners kan op de langere duur niet zonder politieke, bestuurlijke en militaire ruggesteun bestaan en haar mondiale dominantie doen gelden. In dit opzicht is de grondwet een ‘natuurlijke’ stap van de Europese elites in hun drang tot vorming van een eigen hegemoniale macht.

Toen de Franse voorzitter van de Conventie (1), Valéry Giscard d’Estaing, tijdens de Eurotop in Thessaloniki in juni 2003 het ontwerp van de grondwet voorlegde, was het duidelijk dat dit document sterk was beïnvloed door de Irak-oorlog en het gelijktijdig gepubliceerde strategisch document van de Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijke Buitenlands en Veiligheidsbeleid, Javier Solana. In dit document (2) wordt gepleit voor militair ingrijpen van Europa buiten de EU, en het laat geen twijfel bestaan over de vraag of de EU een supermacht wil worden. Men kan het zien als een aanvulling op de grondwettekst, die luidt: “De lidstaten verbinden zich ertoe hun militaire vermogens geleidelijk te verbeteren” (Art.I-40/3). In welke andere grondwet is een dergelijke verplichting tot bewapening te vinden? De snelle interventiemacht van de EU, die in 2007 met 80.000 troepen inzetbaar moet zijn, zal naar “missies van strijdkrachten met het oog op crisisbeheersing, met inbegrip van vredesstichting” gestuurd worden. Aangezien de economie van de EU van olie-importen en andere grondstoffen afhankelijk is, zal het niet verrassend zijn, dat deze ‘inzet’ een vanzelfsprekend middel van de buitenlandse politiek van de EU wordt, om de toegang tot de wereldmarkt en grondstoffen te verzekeren.

Ook het kapitalistische economische model wordt voor de eerste keer juridisch vastgelegd: de definitie van alle politiek terreinen in het derde deel van de grondwettekst, waarin “politiek en functioneren van de EU” is vastgelegd, wordt ondergeschikt gemaakt aan het beginsel van een “open markteconomie met vrije mededinging”. Men zou kunnen spreken van een Structureel Aanpassingsprogramma voor de EU, vergelijkbaar met de programma’s die ‘ontwikkelingslanden’ door IMF en Wereldbank krijgen opgelegd. Tot slot wil de Unie in 2010 de ‘meest dynamische en concurrerende regio van de wereld worden’, zoals tijdens de top in Lissabon in 2000 geproclameerd werd.

Terwijl grondrechten en vrijheden van burgers ambivalent, onvolledig of zonder juridische garanties opgesomd worden, en voor sociale politiek slechts 8 van de 342 pagina’s zijn ingeruimd, zijn de maatregelen tot het waarborgen van productie, consumptie en distributiemechanismen van het heersende economisch beleid nauwkeurig geformuleerd. Zo blijft de positie van de Europese Centrale Bank onaangetast, en de artikelen over het monetaire en economische beleid lijken wel persoonlijk gedicteerd door Wim Duisenberg: begrotingsdiscipline en prijsstabiliteit. Fiscaal en arbeidsmarktbeleid blijven vooralsnog nationaal bepaald, ‘loondumping’, met name in de oostelijke lidstaten, blijft dus aan de orde van de dag. Zelfs doekjes voor het bloeden, zoals een ‘Tobintax'(3) zijn na het inwerkingtreden van de grondwet onmogelijk geworden, omdat het vrije verkeer van kapitaal gegarandeerd moet blijven.

Het Vluchtelingenverdrag van Geneve duikt weliswaar op (Art. II-18), maar het lot van de meer dan 22 miljoen migranten die in de EU wonen blijft overgeleverd aan nationale wetgeving. Zo hebben migranten geen recht op vrij verkeer en vrije vestiging en krijgen ze ook geen stemrecht. Naar ondertekening van de Europese mensenrechtenconventie wordt slechts gestreefd; concrete rechten kunnen niet geldend worden gemaakt. Dat is ook met alle resterende grondrechten van EU-burgers het geval: ze worden door niemand gegarandeerd. Daar komt dan nog het ‘subsidiariteitsprincipe’ bij, dat regelt dat beleidsmaatregelen op dat bestuursniveau moeten worden genomen waar ze betrekking op hebben. Dat verhindert de vorming van een rechtsstelsel dat lidstaten ertoe dwingt een uniforme regeling op terreinen als onderwijs, gezondheidszorg, pensioen, voedselvoorziening, huisvesting en asiel te waarborgen. Terwijl de grondwet met betrekking tot het buitenlands- en veiligheidsbeleid zeer helder “loyaliteit en wederzijdse solidariteit zonder voorwaarden” voorschrijft, zoekt men tevergeefs naar een dergelijke clausule als het bijvoorbeeld gaat om milieubeleid.

De grondwettekst bevestigt niet alleen het ondemocratisch karakter van de EU omdat er geen grondwetgevende vergadering is geweest. De Commissie behoudt het monopolie op het ontwikkelen van wetgeving – met name op het terrein van de economische politiek – en het Europees Parlement blijft betekenisloos, daar alle belangrijke beslissingen door de Raad van Ministers worden genomen; verder worden de Europese gremia gecentraliseerd, verkleind of wordt de mogelijkheid voor democratische deelname van Europese burgers onmogelijk gemaakt. Stemprocedures met gekwalificeerde meerderheid worden regel, unanimiteits-beslissingen worden uitzondering, wat het voor de tandem Duitsland-Frankrijk met minder diplomatieke inspanningen mogelijk maakt, de macht naar zich toe te trekken, en het biedt Engeland de mogelijkheid sociale rechten of belastingwetgeving, die niet naar de zin is van de City of London, af te weren.

Tom Kuchartz
(vertaling en bewerking David)

Het artikel verscheen in Jungle World nr. 25 van 9 juni 2004

noten:

(1) De Europese Conventie: vergadering van Europarlementariërs, nationale parlementariërs en vertegenwoordigers van regeringen, die opdracht had gekregen een ontwerp grondwettekst te schrijven.

(2) “Een veiliger Europa in een betere wereld”
http://ue.eu.int/pressdata/NL/reports/76269.pdf

(3) Tobin tax: een minieme belasting op valuta-transacties, met het doel
het ‘flitskapitaal’ aan banden te leggen.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Tom Kuchartz/ Jungle World.)