Göteborg: sociale top of sociale flop?
Op vrijdag 17 november is er in het Zweedse Göteborg een Europese ‘sociale top’. Staats- en regeringsleiders en ‘sociale partners’ zullen het er hebben over ‘groei en faire jobs’. Het paradepaard wordt echter de Proclamatie van de Europese Pijler van Sociale Rechten, de ‘EPSR‘. Commissievoorzitter Juncker hoopt daarmee de geschiedenis in te gaan als de Europese sociale Batman; beloofde hij immers niet bij zijn aantreden in 2014 om aan de Europese Unie een ‘sociaal AAA statuut’ te geven?
(Door Herman Michiel, oorspronkelijk verschenen op Ander Europa)
Ernstige waarnemers zien in de EPSR niet veel meer dan een public relations oefening, maar zoals sommigen tot op gevorderde leeftijd blijven geloven in Sinterklaas zijn er ook EPSR-believers. Het Europees Vakverbond bijvoorbeeld. Hoed af voor de Zweedse regering die de Europese sociale top voorstelde, schrijft EVV confederaal secretaris Esther Lynch, verwijzend naar de gewezen vakbondsleider en huidig sociaaldemocratisch Zweeds premier Stefan Löfven. De Pijler van Sociale Rechten bestaat uit “20 sleutelprincipes en rechten, waaronder het recht op een eerlijk loon, een hoge graad van bescherming van gezondheid en veiligheid op het werk en het recht op gepaste sociale bescherming”. En een grote innovatie: het voorkomen van precaire arbeidsverhoudingen zoals nul-uurcontracten. “Het is niet het beloofde AAA sociaal Europa, maar een fatsoensdrempel waar niemand in de EU mag onder gaan”, aldus de EVV-woordvoerster.
Nochtans komen vanuit sociaaldemocratische zijde, anders wel een broeihaard voor Sinterklaas-believers, kritischer geluiden over EPSR dan vanwege het Europees Vakverbond. In een brief aan haar sociaaldemocratische collega’s van het Europees Parlement waarschuwt Pervenche Berès (Franse PS) voor het kapen van het Europees sociaal aureool door drie figuren van de concurrerende christendemocratische EVP (commissievoorzitter Juncker, raadvoorzitter Tusk en europarlementsvoorzitter Tajani). Laat ons voor het ogenblik voorbijgaan aan Berès’ expliciete verwijzing naar de Europese verkiezingen van 2019, en kijken naar haar argumenten waarom de Europese Pijler van Sociale Rechten een lege doos is:
“Er is een nauwkeurige analyse nodig van wat de EPSR is en wat het niet is, alvorens er voorbarig enthousiasme ontstaat in onze rangen. Het is geen sociaal protocol dat aan de Verdragen toegevoegd wordt, iets wat we al zo lang vragen. Er is vandaag ook geen reden om aan te nemen dat de Pijler later een Protocol zou worden [wat het een juridische basis zou geven, hm]. En dan nog, wat zou de toegevoegde waarde ervan zijn, aangezien de principes die in de Pijler vermeld worden essentieel reeds voorkomen in het Verdrag en het Handvest. EPSR is geen nieuw stelsel van sociale rechten, en levert op wetgevingsvlak geen vooruitgang voor een sociaal Europa. “
Wie reeds langer de Europese scene volgt zal vaststellen dat deze kritiek reeds veel langer geuit werd door tegenstanders van de ‘Europese Grondwet’ (2005). Ook daarin was er een Handvest van de Grondrechten , dat niets meer was dan een poging tot oogverblinding. In die tijd werd kritiek op oogverblinding nog door sociaaldemocraten afgedaan als extreemlinks negativisme, maar goed, men is nooit te oud om te leren; ook catastrofale verkiezingsresultaten kunnen daartoe aanzetten.
We zouden echter de Europese vakbondsleiders onrecht aandoen als we beweerden dat ze een onvoorwaardelijk geloof hebben in een of andere plechtige proclamatie. Confederaal secretaris Lynch verwijst naar een actieplan dat door de Europese Commissie aan de proclamatie zou moeten gekoppeld worden opdat het geen holle fraseologie zou blijven. Het actieplan houdt investeringen en arbeidsbeschermende wetgeving in, dringt aan op ‘eerlijke lonen’ en vrije loononderhandelingen. (Misschien is het ironisch bedoeld, maar erop aandringen dat deze eerlijke lonen en vrije loononderhandelingen ‘even enthousiast gepromoot worden als de begrotingsregels’ lijkt me niet aangewezen in een vakbondsstandpunt.) Ook Luca Visentini, de algemeen secretaris van het EVV, wijst in een bijdrage in Social Europe Journal op de noodzaak de ‘pijler te schoren’ met investeringen en wetgeving.
De grote zwakte van het EVV is echter dat het zelf geen ‘actieplan’ heeft om de Europese Commissie aan te zetten tot het uitbrengen van een pijleronderstuttend actieplan… Het EVV maakt mooie rapporten, het lobbyt bij bevriende partijen, het deelt EU-vriendelijke pluimpjes uit (Visentini: Citizens need to know that the EU exists to promote social justice and wellbeing), maar met deze aanpak heeft het in zijn meer dan veertigjarig bestaan zo goed als niets bereikt, terwijl de werkende klasse zeer veel incasseerde. Het EVV beschikt zelfs niet over voldoende eigen financiële middelen om niet van de EU-goodwill afhankelijk te zijn.
Dit is niet het failliet van een vakbondsstrategie, het is het failliet van het ontbreken daarvan.