Ga naar de inhoud

Geschiedenis Van De Economische Leerstellingen. Sociale En Solidaire Economie

Bijna veertig jaar geleden kocht ik tweedehands, in een Duitse vertaling uit 1921, een oorspronkelijk in het Frans verschenen boek over de geschiedenis van de economische leerstellingen. Voor de aanschaf had ik toentertijd twee redenen. De eerste was, dat Franz Oppenheimer de redacteur van de vertaling betrof. Deze was mij bekend van zijn boek De Staat, in anarchistische kring een gewaardeerd werk.

10 min leestijd
Placeholder image

(Dit stuk van Thom Holterman verscheen oorspronkelijk op zijn weblog Libertaire orde)

De tweede reden was dat in het boek uitgebreid het anarchisme werd behandeld en dat Proudhon een prominente plaats was toebedeeld met de beschrijving van zijn economische en bancaire opvattingen (ruilbank). De namen van de Franse auteurs van het boek zeiden mij niets, maar ik had er vertrouwen in dat Proudhon en het anarchisme niet op een onheuse wijze werden weggezet als Oppenheimer zijn naam aan het werk verbond.

Een ruim aantal jaren later viel mij op dat vooral in teksten over het mutualisme en het coöperatiewezen, telkens de naam van Charles Gide (1847-1932) opdook. Waar was ik die naam eerder tegengekomen? En ja hoor, Charles Gide bleek een van de auteurs van het hierboven bedoelde boek te zijn. De andere auteur betrof een leerling van hem, Charles Rist (1874-1955). Zij schreven het boek, de eerste in zijn hoedanigheid als hoogleraar sociale economie in de juridische faculteit van de Universiteit Parijs, de tweede als hoogleraar politieke economie in de juridische faculteit van de Universiteit Montpellier. De eerste Franse druk van dit boek verscheen ruim een eeuw gelden. De vraag die mij nu bezighoudt luidt: ‘Is dit boek verouderd?’

Verouderd?

De Franse titel ervan luidt Histoire des doctrines économiques depuis les physiocrates jusqu’à nos jours (Geschiedenis van de economische leerstellingen vanaf de fysiocraten tot heden), verschenen in 1909. Er is een aantal herziene edities van uitgekomen en talrijke vertalingen. Zo is de door Oppenheimer geredigeerde Duitse vertaling uit 1921 gebaseerd op de derde Franse uitgave. De Duitse vertaling die ik gebruik betreft de tweede druk. Vanaf 1932 heeft Charles Rist het boek geactualiseerd en de laatste druk verscheen in 1959, na het overlijden van hem. Dit geeft aan dat de auteurs zelf  een verouderingsproces wilden tegen gaan. Hoe kan ik dan nog met de vraag aankomen omtrent het al dan niet verouderd zijn van het boek?

Het probleem van de veroudering van een tekst kan van verschillende invalshoeken bekeken worden. Duidelijk is dat in de loop van de tijd andere economen andere economische ideeën en opinies opperen, dan wel de zelfde opinies op een andere wijze verwoorden. Als er sprake zou zijn van cumulatieve kennis leidend tot voortschrijdend inzicht, dan kunnen zich wellicht voorheen ongekende inzichten openbaren. Maar wat blijkt? Na twee eeuwen denken over ‘economie’ zitten we nog steeds in (opeenvolgende) economische crisissen, waarbij voor de oplossing ervan door verschillende economen wordt teruggegrepen naar voorgaande inzichten. Er wordt dus in een kringetje rondgedraaid. Ik durf dan ook de stelling aan, dat alles wat er over de economische opinievorming valt te zeggen, in de Geschiedenis van de economische leerstellingen van Gide en Rist is terug te vinden. Ergo, het boek is niet verouderd.

De economie blijkt hooguit te berusten op intelligente opinievorming (al dan niet begeleid door wiskundige hoogstandjes). Het gaat vervolgens om het verwerven van gezag aangaande die opinie en daarna om het verwerven van macht om die opinie tot uitvoering te brengen. De Chicago-boys van de Chicago-school van Milton Friedman (1912-2006; econoom en statisticus, voorvechter van de vrije markteconomie) konden in dat geval goed uit de voeten met hun opinie over de meest wenselijke economie (die van de vrije markt): zij konden hem toepassen in het Chili van de dictator Pinochet (1916-2006). Daarmee is meteen gelogenstraft dat de vrije markteconomie het zonder sterke staat kan. Milton Friedman, was zelf overigens adviseur van Ronald Reagan, de president van een van de machtigste staten op aarde…

Economen-typen

Dat het vooral om opinievorming gaat wordt ook duidelijk als drie hedendaagse Nederlandse economen van naam aan het woord worden gelaten, C. Teulings, L. Bovenberg en H. Van Dalen (De cirkel van goede intenties. De economie van het publieke belang, Amsterdam, 2005). In het ‘Ten geleide’ van hun boek wijzen zij erop dat economen laveren tussen twee droomwerelden. In de ene wereld bestaat de droom van de volledige keuzevrijheid en in de andere wereld heerst de droom van de gemeenschap, het collectief waar alles samenkomt en waar de centrale machthebber alle besluiten voor de gemeenschap neemt. Aldus zetten zij tegenover elkaar het Utopia van de volledige keuzevrijheid die wordt aangehangen door de ‘onzichtbare hand’-econoom en het Utopia van de sociale planner, die alle beslissingsmacht toegeschoven krijgt, de sociale ingenieur, het type van de ‘helpende hand’-econoom.

Teulings, Bovenberg en Van Dalen pogen de nuance tussen deze twee wereldbeelden te zoeken. Zij vinden de keuze tussen markt óf overheid een valse voorstelling van zaken, omdat in de praktijk een mengvorm optreedt. Daarom wijzen zij op een derde type econoom, de ‘feilbare hand’-econoom, die nuttige adviezen weet te verstrekken aan die andere typen economen.

Opvalt dat Teulings, Bovenkerk en Van Dalen spreken in termen van ‘voorstelling van zaken’, van ‘begrijpen van de kracht en zwakte van zowel markt als overheid’, van ‘een cirkel van goede intenties die de argumenten formuleert waarmee overheidsingrijpen gelegitimeerd kan worden en de redenen waarom de overheid soms beter afstand kan houden’.

Grondleggers en tegenstanders

De drie typen economen waarvan hierboven sprake is, komt men tegen binnen het kader van de economische leerstellingen die Gide en Rist in hun geschiedenis erover beschrijven. Hoe hebben zij daartoe kans gezien? Zij hebben hun boek onderverdeeld in vijf delen. Het eerste deel opent met de grondleggers van de economische leerstellingen (fysiocraten, Adam Smith en de ‘pessimisten’ – Malthus en Ricardo). Het tweede deel behandelt de tegenstanders. Daar komt men ondermeer tegen Saint-Simon en de oorsprong van het collectivisme, naast de associationisten (Owen en Fourier) en tot slot Proudhon en de socialisten van 1848.

Charles Gide

Vervolgens komt in het derde deel het liberalisme aan de orde (Bastiat, de ‘klassieke school’, Stuart Mill). Het vierde deel behandelt de afvalligen (de historische school, de methodestrijd, het staatssocialisme, het marxisme). Gide en Rist besluiten hun Geschiedenis met een vijfde deel getiteld ‘Leerstellingen van de jongste tijd’ (de hedonisten, theorie van de grondrente, de solidaristen – Léon Bourgeois – en de anarchisten – Stirner, Proudhon, Bakoenin, Kropotkin en Franse anarchisten als Jean grave en Élisée Reclus).

In hedendaagse werken over de geschiedenis van de economische leerstellingen zal men geen of nauwelijks aandacht besteden aan Proudhon en de anarchisten, de associationisten, syndicalisten, coöperatisten, solidaristen, althans zeker niet in die mate als bij Gide en Rist het geval is. Zij zijn al een tijd uit de mode. Hoewel… Het geloof in het kapitalisme wankelt wereldwijd. Voor veel mensen is de vrije markt geen ideaal meer (bron: Pew Research; zie: http://www.joop.nl/economie/detail/artikel/14949_geloof_in_kapitalisme_wankelt_wereldwijd/ ).

Andere economie

De maatschappelijke schade die het kapitalistisch handelen in de hedendaagse wereld aanricht, heeft bij menigeen de opinie omtrent het kapitalisme doen veranderen. Zo is er meer en meer aandacht ontstaan voor denkbeelden van Proudhon, van de associationisten, mutualisten en coöperatisten, zoals die ondergebracht zijn in wat wordt genoemd: de sociale en solidaire economie, ook wel de ‘andere economie’. En die zit in de lift.

Hoewel de aandacht voor die andere economie pas de laatste jaren weer is opgekomen, zijn elementen ervan, zoals het mutualisme en het coöperatisme, in sommige landen nooit weggeweest. Al eerder is de poging gewaagd om de andere economie te herintroduceren. Zo heeft de Fransman Michel Rocard beginjaren tachtig als minister diverse maatregelen genomen om de sociale economie tot uitvoering te brengen. Rocard zelf was ook pleitbezorger van het arbeiderszelfbestuur zoals dat in het voormalige Joegoslavië in de prakrijk werd gebracht.

Het is dus niet toevallig dat Rocard over het onderwerp ‘sociale en solidaire economie’ uitgebreid in het ledenblad van de Franse mutualistische motorfietsverzekeraar Passion mutuelle (oktober 2011) wordt geïnterviewd. Hij legt uit dat wat nu sociale economie heet, in de theoretische werken van de negentiende eeuw is terug te vinden. Het is Charles Gide  die deze theoretische werken heeft verdiept. Daarna verdwijnt de term. De stromingen die zich ervan bedienden verbleken in het licht van het succes van het klassieke kapitalisme, dat op de industrialisatie berust, verwoordt Rocard.

Het denken in termen van concurrentie en winstmaximalisatie zal uiteindelijk zeer destructief blijken te werken in de maatschappij. Niet meer de mens maar het gewin staat op de eerste plaats. Om de mens weer op de eerste plaats terug te krijgen, ontwikkelen zich economisch-organisatorische opinies die zijn onder te brengen in de sociale en solidaire economie. Die opinie is zeker niet tegen de markt. Dat is een instituut van 4000 jaar oud en altijd een zaak van mensen geweest. Pas onder het industriële kapitalisme zijn die er uit weggedrukt en is de markt daarna een zaak van financiële instellingen en multinationals geworden.

Ook nu weer, na de overwinning van de Franse socialisten tijdens de presidentsverkiezingen van 2012, is er aandacht voor die andere economie. Om daar uitwerking aan te geven is een van de mensen van de linkervleugel van de Parti Socialiste (Benoît Hamon) als minister van sociale en solidaire economie aangesteld.

Plan van werken

De eerste institutionele vormen van waaruit verzet tot stand komt tegen de destructie van het menselijke, dat wil zeggen van de anti-humanistische instelling van het kapitalisme, zijn: het syndicaat, de mutuelle en de coöperatie. Die vormen raken vooral in de tweede helft van de negentiende eeuw in opkomst. Het zijn vormen waaraan Proudhon en Kropotkin (wederkerig dienstbetoon) theoretisch zowel als praktisch vorm hebben gegeven. En dit alles is terug te vinden in de Geschiedenis van de economische leerstellingen van Gide en Rist.

Hoe konden Gide en Rist zo volledig zijn? Dit is te herleiden uit hun verantwoording van het plan van werken. Zij begrepen dat niet elke economische opinie is te beschrijven: van het bos zie je dan al gauw de bomen niet meer. Maar alleen het bos beschrijven, dat is weer te mager. Daarom hebben zij bij hun plan voor een geschiedenis van de economische leerstellingen de nadelen van de twee methoden trachten te vermijden om vervolgens de voordelen te verenigen.

Dit heeft er toe geleid dat leerstellingen met familieverwantschap zijn gegroepeerd. Daarbij is niet steeds precies de ontstaansgeschiedenis in tijd gevolgd maar de ‘rijpheid’ van de leerstelling gesignaleerd. Het hoogtepunt van de doctrine is dan meer dan eens door hen in een afzonderlijk hoofdstuk ondergebracht. Om niet al te ver in de tijd terug te gaan, is voor het plan van werken als uitgangspunt gekozen de periode van eind achttiende begin negentiende eeuw. Het einde van hun werk laten zij dan vallen eind negentiende begin twintigste eeuw.

Wat we nu kunnen constateren, is dat alles wat er over de economie in termen van leerstellingen, of ook ‘opinies’, is te bedenken, binnen die twee eeuwen valt. Aan het ene uiterste komt men het economentype van de ‘onzichtbare hand’ tegen en aan uiterste het economentype van de ‘helpende hand’. Daartussen ontwaren we het type van de ‘feilbare hand’ (Teulings en anderen).

Zo kunnen Gide en Rist er op wijzen dat het neoliberalisme (een term die zij gebruiken) van de Oostenrijkse school zich gelijktijdig ontwikkelt met het staatsinterventionisme en het collectivisme. In het ontwikkelen van doctrines onderkennen zij een bepaald ritme. Als men in die ontwikkelingen schommelingen opmerkt, dan ligt dit naar hun mening minder in de leerstelling zelf dan in het dingen naar de gunst van de publieke mening, die draait naar gelang de windrichting, zo merken zij op.

In hun slotwoord spreken zij ook over ‘stromingen van meningen’ (opinies) zoals daar zijn liberalisme, socialisme, solidarisme, syndicalisme en anarchisme. Wellicht dragen zij in de toekomst andere namen, zeggen zij. Onder de een of andere vorm zullen zij naast elkaar blijven voorkomen, omdat ze diep in het menselijke bestaan wortelen en telkens weer groepsbelangen weten aan te spreken, die afwisselend de overhand zullen hebben, aldus Gide en Rist.

Zij hebben die ‘beweging’ in hun beschrijving weten te vangen. Daarom is hun boek niet verouderd.

 

Aantekeningen

Op deze site is meer informatie te vinden over Franz Oppenheimer, klik HIER. Het onderwerp ‘coöperatie’ vindt u er ook op behandeld, klik HIER.

in 2000 (in paperback in 2009). Ook worden er te downloaden versies voorbereid (voor informatie zie de Franse Wikipedia, zie: http://fr.wikipedia.org/wiki/Charles_Gide ).