Ga naar de inhoud

Gaston Leval: Voor Een Libertair Socialisme

Gaston Leval (1895-1978): Anarchistisch Manifest. Voor Een Libertair Socialisme Michel Onfray verwijst in zijn biografie over Camus naar een manifest over libertair socialisme van de hand van de Franse anarchist Gaston Leval (1895-1978). Onfray heeft die tekst gevonden in de archieven van Camus in Aix-en-Provence. Het stuk draagt blijkens zijn opgave als titel Manifeste-programme du mouvement socialiste libertaire. Er is ook een brochure uitgegeven door de Groupe socialiste libertaire onder de titel Manifeste socialiste libertaire (Genève, ca. 1955). Bij vergelijk concludeer ik dat het om de zelfde tekst gaat. Waarom acht Onfray deze tekst van belang?

8 min leestijd
leval04

(Oorspronkelijk verschenen op weblog libertaire orde)

Onfray heeft zich voorgenomen om Camus uit de sfeer los te weken van verwijten indertijd gemaakt, dat het slechts gaat om een filosoof met een sociaaldemocratische gezindheid. Volgens Onfray hoort hij echter thuis in de sfeer van het libertaire socialisme. Een van de argumenten die hij aanvoert is het feit, dat Camus de hierboven genoemde tekst van Leval bijviel. Waar stemde Camus dan mee in? Dat geeft Onfray aan door breeduit de inhoud van de tekst te bespreken.

Door aldus te doen zet Onfray niet alleen het denken en handelen van Camus in een bepaald perspectief. Hij ontrukt tegelijk een anarchistische tekst en de Franse anarchist Gaston Leval aan de vergetelheid. En terecht. Hieronder een samenvatting van de tekst van Leval op enkele hoofdpunten.

Socialisme

Leval heeft ondermeer deelgenomen aan de strijd tijdens de Spaanse sociale revolutie (1936-1939). Als historicus publiceert hij ook enkele gezaghebbende teksten over die periode. Over de wijze waarop een aantal communes en collectieven hun zaken (statutair) hebben geregeld, is bestudering van zijn Collectives in the Spanish Revolution (London, 1975) instructief. Er is meer. In tegenstelling tot wat men vaak over Bakoenin verneemt, belicht Leval niet de ‘destructieve’ kant van de voorstellen van deze grote negentiende eeuwse Russische revolutionair, maar zijn constructieve ideeën in La pensée constructive de Bakounine (Paris, 1976).

Deze twee kanten (destructie / constructie) bepalen ook de structuur van het anarchistische manifest, waarnaar hierboven werd gewezen. In het voorwoord bij het manifest lezen we dan ook dat de tekst is opgebouwd uit twee delen: een kritisch en een constructief deel. In het kritische deel komt de oppositie tegen kapitalisme, staat, religie en kerken tot uitdrukking.

Leval weet het: vele anarchistische auteurs hebben daar reeds over geschreven. Het zijn evenwel hedendaagse verschijnselen, dus moeten wij aangeven hoe we er tegenover staan. Vanuit die kritiek kunnen we dan doorstoten naar de beschrijving van concepten die ons aan het hart liggen. In dat geval komt Leval te spreken over het socialisme, waarbij hij opmerkt dat het collectieve recht (droit collectif) het individuele privilege moet vervangen. Ik ben geneigd in het ‘droit collectif’ waarover hij spreekt, het ‘droit social’ te herkennen waar Gurvitch het over heeft (zie elders op deze site; klik HIER).

Het vervelende is, vindt Leval, dat iedereen gebruik maakt van de term ‘socialisme’, zoals menig politieke partij. Daarbij maakt het niet uit of die nu van sociaaldemocratische huize is of  dat de nieuwe theoretici van de stalinistische school er mee werken. Zij allen aarzelen immers niet het socialisme te vergiftigen met de hiërarchie van de staat. Maar ook andere begrippen moeten er bij hem aan geloven: met het begrip vrijheid maskeren zij de slavernij, democratie is de naam voor dictatuur, vrede is het voorwendsel voor oorlog, civilisatie rechtvaardigt barbarij, communisme is de bron voor de meest verschrikkelijke sociale ongelijkheden… Het is nodig om een geheel nieuw vocabulaire te ontwikkelen, zegt Leval. Hij erkent echter: daartoe zijn we niet in staat.

Libertair socialisme

Bij gebrek aan de mogelijkheid om een ander woord voor socialisme te vinden zullen we dus moeten aangeven wat wij er onder verstaan, zegt Leval. Dat socialisme dient inhoudelijk gebaseerd te zijn op het libertaire beginsel. Leval zal dan ook gaan spreken over ‘libertair socialisme’. Het libertaire beginsel moet niet worden begrepen als een gesloten beginsel. Het is een beginsel dat zich in de praktijk laat omschrijven. Het behoort tot een van de elementen van een onoplosbare politieke tegenstelling: de libertaire praktijk versus het étatisme. Een zelfde soort tegenstelling is te vinden in: vrijheid versus opgelegd gezag. Leval spreekt hier in feite over het type tegenstellingen zoals die bij Proudhon te vinden zijn.

Het libertaire beginsel krijgt dus zijn invulling in de praktijk. Dit is de reden waarom die invulling zich per tijdvak verschillend kan voordoen. Een constante daarbij is dat het wel steeds van praktijken afhankelijk is, die zich buiten het bestaande politieke, bestuursapparaat voordoen, want dat wordt genegeerd, bestreden. De praktijken worden opgezet door de mensen zelf. Dat wordt bij Leval zichtbaar waar hij wijst op de coöperatieve beweging met haar uitgebreide economische activiteiten, met de syndicale arbeidersbeweging om mensen te doordringen van de mogelijkheid zelf het heft in handen te nemen. Hier krijgt ‘socialisatie’ gestalte.

Waar er sprake is van ‘echte’ socialisatie, gaat het Leval om het directe bestuur van degenen die zich met de productie bezighouden. En hij begrijpt werkelijk niet waarom de ingenieurs die bijvoorbeeld de spoorwegen, de kolen- en ijzermijnen draaiend houden, hetzelfde werk niet zouden kunnen verrichten in een gesocialiseerde maatschappij. De technisch-organisatorische prestatie blijft toch dezelfde, hoe men bedrijven ook organiseert? Dus, vraagt Leval zich af, waarom zou je dit niet kunnen continueren ten bate van collectiviteiten, de arbeidersorganisaties en het geheel van de bevolking? Niets zal veranderen in hun bijdragen…

Coöperatisme

Leval ziet dus de sociale transformatiemogelijkheid als een constructieve activiteit die zich ontwikkelt binnen de maatschappij die hij vervangen wil zien. Het open karakter van het libertaire beginsel en deze open transformatie, is organisatorisch te verwezenlijken via het coöperatisme en syndicalisme. Dit maakt duidelijk dat het manifest een signatuur draagt, die ik samenvat als een ‘pragmatische interventie’ gericht op sociale metamorfose.

Wanneer Leval over coöperatisme spreekt, wijst hij er op dat dit niet moet worden verward met de coöperatieve beweging. Het coöperatisme is een verwijzing naar de sociale transformatiedoctrine waarvan het idee teruggaat op mensen als de Engelsman Robert Owen en de Fransman Fourrier, op bepaalde praktijken van kaasmakers in de Jura, op de Engelse Pioniers van Rochdale. De Franse juristen en economen Charles Gide (1847-1932) en Ernest Poisson (1882-1942) zijn, in Frankrijk, de belangrijkste theoretici ervan (voor meer informatie hierover op deze site, klik HIER). Leval merkt erover op dat de libertair socialistische beginselen ten diepste overeenkomen met het coöperatisme omdat dit tegelijk socialistisch is en niet-statelijk.

Dubbele intercommunale verbinding

Het libertaire socialisme kent sociologische, juridische en ethische beginselen die een geheel vormen en ieder afzonderlijk hun eigen bestaansreden kennen. Het geheel is ook hier meer dan de optelsom van de afzonderlijke elementen. De mens afzonderlijk beschouwd, heeft zijn individuele waarde, tegelijk ontwerpt die mee aan de structuur van de commune (een geheel). Er is niet alleen het gemeenschappelijke van het dagelijks leven, maar ook is er  de werksituatie. Dit levert zowel een territoriale als een industriële maatschappelijke structuur op. Al de verschillende autonome eenheden binnen die structuren organiseren zich va kleinste eenheden naar de grotere en leggen tevens dwarsverbanden.

Er zijn meerdere auteurs die een dergelijke (srtucturele) uitwerking aan het libertaire socialisme geven. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de Spaanse econoom en anarchistische militant D.A. de Santillan (1897-1983), met ondermeer zijn De economische organisatie van de revolutie (Amsterdam, 1937).  Dergelijke uitwerkingen heb ik ondergebracht in wat ik een ‘dubbele intercommunale verbinding’ noem. Ze is dubbel in tweeledige zin.

Er is de verbinding van klein naar groot door federale verbanden (gemeente, regionaal, nationaal, internationaal) uitgedrukt met het inter in intercommunaal. En er zijn de dwarsverbanden tussen twee organisatorische lijnen op het zelfde niveau. De ene lijn betreft de territoriale eenheden en de andere lijn omvat de industriële organisatie. De laatste heet de functionele lijn.

Per territoriale laag bestaat er contact tussen de verschillende syndicale, industriële organisaties en de productiecoöperaties. Aldus vormt zich de functionele lijn. Die neemt zijn aanvang op communaal niveau. Ook die functionele lijn kent een federale opbouw (zie Figuur 3; bron: zie ‘aantekening’ hieronder).

Zo’n organisatorisch geheel is geen vrijblijvend construct. Want we spreken over het uitvoeren van taken die een serieuze aanpak vereisen. Denk maar aan zaken als openbaar vervoer, energievoorziening, volksgezondheid, volkshuisvesting. Dit betreft dan nog maar alleen ‘publieke diensten’. Leval erkent dan ook: op een bepaalde wijze betreft de nationale publieke administratie die dit vereist, de voortzetting van de nuttige taken van de staat. Hij gaat er daarbij vanuit dat vele problemen slechts van technische en economische aard zijn. Maar dan toch!

Als voorbeeld geeft hij een nationale federatie van volksgezondheid, die besluit tot het instellen van een netwerk van sanatoria en verzorgingstehuizen voor ouderen in verschillende regio’s. Die federatie komt dan voor de vraag wat de beste plaatsen daarvoor zijn. In zo’n geval is het onvermijdelijk dat reeds in een vroeg staduim de federatie van communes gehoord is over de gemeentelijke problemen, zodat in kaart gebracht kan worden waaraan behoefte is en wat de ligging van de instellingen zal zijn. Wel, dit zijn praktische problemen, maar ze moeten wel worden opgelost, leest men bij Leval…

Geen blauwdruk

Het is duidelijk, Leval wil oog hebben voor zulke problemen en tegelijk wil hij een wervend manifest op stellen over het libertaire socialisme. Het etaleren van de genoemde praktische problemen maakt duidelijk, dat Leval de wervende kracht van het manifest niet alleen in bevlogen woorden wil onderbrengen. Hij wil het ook voelbaar maken door middel van het tot uitdrukking brengen van een pragmatische intentie. Leval levert hij dan ook geen blauwdruk af: de praktijk zal leren.

Thom Holterman

AANTEKENING

, vindt u opgenomen als ‘pdf’’; zie : http://www.cira.ch/media/tmp/Manifeste_socialiste_libertaire.pdf

Het boek van Onfray, de biografie over Camus getiteld Ordre libertaire, besprak ik uitvoerig; zie elders op deze site: klik HIER.

Het concept van de dubbele intercommunale verbinding werkte ik eens uit voor de Nederlandse situatie. Daarbij gebruikte ik de mogelijkheden, die de Nederlandse wetgeving op het vlak van het recht betreffende decentrale rechtsgemeenschappen gaf. (zie Th. Holterman, Recht betreffende lagere rechtsgemeenschappen, Zwolle, 1987, tweede druk, p. 16-21, 103-104). Een van de uitwerkingen betrof een zelfsturingmodel (zie Figuur 9; deze en Figuur 3 zijn opgenomen in het boek Recht betreffende lagere rechtsgemeenschappen).