Ga naar de inhoud

Functioneel Wantrouwen En Liegende Ministers

In een zaak waar het spant om wat er nu precies is gezegd tussen de staatssecretaris (Teeven;VVD) en de van corruptie verdachte Roermondse ex-wethouder (Van Rey;VVD), blijkt de telefoontap door een stroomstoring verloren te zijn gegaan. Uiteraard ontstaat daarover commotie. Want is dat niet uiterst toevallig? Uiteindelijk verdedigt de minister van Justitie (Opstelten; ook VVD) zich in het parlement met: ‘Ik heb de feiten weergegeven in mijn brief dus dat is het. Men moet uitgaan van mijn woord’. Kortom, de minister vindt bewijs niet nodig en oppert: vertrouw mij nu maar!

6 min leestijd

(Oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)

Dat is juist het punt: het zou onverstandig zijn dit zonder meer te doen. Want hoe vaak is het al niet voorgekomen, dat na verloop van tijd precies het tegendeel blijkt van het toen door een politicus gegeven antwoord? Daarvoor hoeft men slechts na te gaan wat politici regelmatig voorschotelen en waarbij ronduit de waarheid in de wegzit. Men heeft waarlijk Domela Nieuwenhuis niet nodig om te bedenken, dat al heel lang bekend is waaruit het woord ‘parlement’ is samengesteld: parler = lullen, mentir = liegen (Domela hierover in zijn Het parlementarisme in zijn wezen en toepassing, 1907).

Functioneel gezag

Ik weet het, dit staat in schril contrast met wat velen van ons voelen in de samenleving: die is op vertrouwen gebaseerd. Zou vertrouwen wegvallen dan is samenleven praktisch onbestaanbaar geworden. Maar let op, dit vertrouwen rust op een horizontale positie van individuen. De theoretische machtsbasis is die van gelijke individuen. In het politieke systeem waarmee we te maken hebben, is de machtsbasis die van ongelijkenen dat ik in ‘Anarchisme & Recht’ (de AS nr. 179) het ‘Sire-systeem’ noem. Individuen zijn geplaatst in een verticale positie ten aanzien van degenen die over hen beslissen.

De overheid (afgeleid van het werkwoord ‘overhangen’) vormt de constructie van die verticale positie. Zij hangt letterlijk over ons heen. Ministers maken deel uit van die constructie en nemen een toppositie in. Zij zijn boven ons gepositioneerd, zij dirigeren ons. Hier repeteren zich de theocratische elementen van eeuwen her en van ‘vader weet het beter’, ‘we doen dit voor je bestwil’, ‘geloof mij nou maar’, ‘onderwerp je’. En de bovenbedoelde minister (Opstelten) spreekt vanuit deze repeterende breuk, die in de horizontale positie is aangebracht..

In een wereld van gelijkgepositioneerden (de horizontale situatie) bestaan er overigens ook allerlei ongelijkheden. De een is beter in scheikunde en de ander kan beter schoenen maken, bijvoorbeeld. Op grond van ervaring kan aldus een bepaald type gezag ontstaan, waardoor iemand vanwege zijn bepaalde kwaliteit op zijn woord geloofd kan worden in zaken die zijn of haar kwaliteit aangaan. Maar er is altijd en tegelijk contra-expertise mogelijk. Daar doet zich ook het principiële verschil tussen horizontale en verticale structurering voor: je kan wel naar een andere schoenmaker gaan maar niet naar een andere minister van Justitie.

Boem

Het gezag dat een betreffende persoon wordt toegekend op grond van zijn of haar bepaalde kwaliteit heet functioneel gezag. Deze vorm van gezag is te typeren als op erkende deskundigheid berustende invloed. Het verwerft zijn erkenning van degene die zich ernaar richt, doordat de ander hem of haar van zijn deskundigheid kan overtuigen. Dit gezag is niet voor altijd gevestigd. Elk vraagstuk dat zich aandient, vormt een nieuwe uitdaging voor het functionele gezag. Telkens weer zal moeten worden aangetoond dat de ‘gezagsdrager’ de kwalificaties heeft, die hem of haar worden toegeschreven. Functioneel gezag is verhoudingsgewijs gemakkelijk te ontwikkelen, te vestigen, te controleren en te vernietigen, zo ontleende ik lang geleden aan H. Hartmann’s Funktionale Autorität, systematische Abhandlung zu einem soziologischen Begriff  (1964).

Politicus zijn is op zichzelf geen kwaliteit, als we zien wie er voor worden voorgedragen. Het is vermoedelijk handig een kruiwagen te hebben, ook al wordt iedereen geacht het te kunnen, zo weten we uit ervaring. Niet iedereen wil het en niet iedereen wordt gevraagd. Dat is een andere zaak. En gebeurt het eens dat een bekwaam en erudiet iemand aanvaardt om bewindspersoon te zijn, iemand die op grond van zijn bepaalde kwaliteit functioneel gezag heeft weten te verwerven, dan wordt hij gedwongen voortijdig het politieke veld te ruimen. Ik denk hier aan de alom geachte rechtsgeleerde en humanist Jan Glastra van Loon (1920-2001). Als staatssecretaris van Justitie (1973-1975) kwam hij met de ambtelijke top van het ministerie in conflict. ‘Zijn’ minister van justitie liet hem vervolgens vallen.

Functioneel wantrouwen

De mens die geconfronteerd wordt met het opgelegde geloven, zal rebelleren. Hij of zij rebelleert tegen autoritarisme. Hij zal de sociale vrijheid willen benadrukken. Daarin speelt het aanvaarden van functioneel gezag een rol. Maar het is aan hem of haar die aan de ander toe te kennen. Vervolgens is functioneel wantrouwen aan functioneel gezag gekoppeld.

Functioneel wantrouwen betreft: het doorvragen en zoeken naar de beweegredenen van andermans handelen om daarop eigen handelen af te stemmen. Het wantrouwen is mede functioneel omdat het zich door overtuiging laat opheffen. Ik formuleerde dit al in mijn Andere staatsopvatting, Een anarchistisch syndroom (1975). En ik ontleende de gedachte aan Social anarchism (1972; herdrukt 2009) van de theoretische anarchist Giovanni Baldelli (1914-1986).

Kruiwagen.1

Liegende ministers

Een minister die zich beroept op ‘vertrouw mij nou maar’ (zoals Opstelten) verdient niet geloofd te worden. Want hij wil met zijn praatjes weg komen, zonder enige vorm van bewijsvoering. Met zo’n uitgangsstelling verdient hij onze grootst mogelijke wantrouwen. En wat bleek onlangs: de minister over wie het gaat, loog ronduit in een andere zaak, als we onder liegen verstaan ‘iets valselijk beweren’. Wat is het geval?

In 1977 vond er in het Drentse gehucht De Punt een treinkaping plaats. De ouderen onder ons zullen zich dat nog herinneren. De kaping werd uitgevoerd door een aantal Molukse kapers, die daarmee aandacht voor de Molukse zaak vroegen. Deze kaping eindigde met het doden van zes van de kapers, door middel van het doorzeven met kogels van een treinstelsel (het autopsierapport leert dat de zes gedode kapers door 144 kogels zijn getroffen).

Achtereenvolgende ministers hebben altijd ontkend dat er van een kogelregen sprake was of dat de kapers opzettelijke waren gedood. Evenwel, het ministerie van Justitie wist al in 1978 dat het tegendeel waar was, zo blijkt nu (de ministers hielden de rapporten namelijk steeds in de kluis).

Hier hebben we een voorbeeld van liegen door ministers, ook al wordt dit verpakt in ‘ontkennen’. In deze zaak is dat volgehouden tot en met de… huidige minister van Justitie, Ivo Opstelten (VVD), die in een antwoord doodleuk verwees naar wat de toenmalige minister van Justitie, Dries van Agt, op 23 juni 1977 erover had gezegd (Van Agt sprak toen de ontkenning uit van het doorzeven en het opzettelijk doden van de kapers, terwijl hij op de hoogte was van het tegendeel). Wat leert ons dit?

Het leert ons, dat als een minister (of een andere gezagdrager) iets ontkent het tegendeel waar is. Het leert dus ook dat je een minister nooit op zijn woord moet geloven. Altijd zal om bewijsvoering moeten worden gevraagd. En wordt die niet verschaft? Dan is het tegendeel waar van wat hij zegt!

Thom Holterman

[Beeldmateriaal ontleend aan de cartoonist Avoine uit diens boek Eclats de sourire, Casterman, 1988.]

Aantekening

[ 1 ]   De affaire die aanleiding is voor de verdwenen telefoontap, vindt men terug op de site Joop.nl; klik HIER. Inmiddels verklaren ook enkele experts op dit vlak dat de uitleg van Opstelten over de Teeven-tapes ‘onwaarschijnlijk’ is (zie de Volkskrant van 3 december 2013; Internet versie).

[ 2 ]   Voor informatie over de Molukse zaak, zie eveneens de site Joop.nl; klik HIER. Meer gegevens zijn te vinden in de Volkskrant van 3 december 2013 (opinie Jaap Timmer).