Ga naar de inhoud

Franse arbeiders weigeren te betalen voor inflatie

De recente stakingen van oliearbeiders in Frankrijk staan aan de spits van een toenemende golf van industriële acties. CGT vakbondsleider Philippe Martinez vertelde Jacobin hoe georganiseerde arbeid de strijd tegen de stijgende kosten van levensonderhoud kan leiden.

14 min leestijd

(Door Philippe Martinez, Cole Stangeler Z Article/Jacobin, vertaling globalinfo.nl, dol op donateurs), het interview werd op 9 november gepubliceerd, foto demonstratie 2017 Jeanne Menjoulet, Flickr CC2.0)

De lonen blijven achter bij de stijgende prijzen en in heel Frankrijk wordt gestaakt voor hogere lonen. In de meest in het oog springende van deze stakingen hebben werknemers van raffinaderijen van Total en ExxonMobil een loonsverhoging van 10% nagestreefd, waarbij het verzet van de werkgever een landelijk brandstoftekort heeft veroorzaakt. Maar de afgelopen weken hebben buschauffeurs, metrobestuurders, magazijnmedewerkers, leraren op middelbare scholen, operators van kerncentrales, caissières in supermarkten en anderen zich bij hen aangesloten – en de druk van de straat neemt toe.

In oktober organiseerde de verenigde linkse coalitie in Frankrijk, de Nouvelle Union Populaire Écologique et Sociale (NUPES), haar eigen protestmars in Parijs “tegen de hoge kosten van levensonderhoud en het gebrek aan actie op klimaatgebied”. Onder leiding van de Confédération Générale du Travail (CGT), de meest militante van de twee grote Franse vakbonden, hebben de vakbonden verschillende dagen van landelijke protesten en stakingen geleid: 29 september, 18 oktober en 27 oktober. Ze bereiden zich voor op een volgende op 10 november.

Voor meer inzicht in de stakingen en de turbulente politieke conjunctuur in Frankrijk sprak Jacobin’s Cole Stangeler met de algemeen secretaris van de CGT, Phillipe Martinez. Zij bespraken de huidige stakingen, het belang van het verbreden van de traditionele krachtbronnen van de confederatie, de relatie met de partijen van de parlementaire coalitie NUPES, en waarom Martinez gelooft in internationale solidariteit, van Palestina tot Oekraïne.

Dit interview is vertaald en bewerkt voor de duidelijkheid.

Cole Stangeler: Waarom staken Franse arbeiders op dit moment?

Philippe Martinez: Er zijn protesten en er zijn werknemers in staking. Dat is niet hetzelfde. De demonstraties hebben zichtbaarheid, maar de demonstraties zijn het zichtbare deel van de ijsberg. Er zijn veel stakingen in bedrijven, maar niet iedereen die staakt komt naar protesten. Als er een picket line is, blijven ze soms liever op hun werkplek dan dat ze naar het protest gaan.

Het tweede punt is dat we veel hebben gesproken over de stakingen bij de raffinaderijen, omdat die het leven in het land direct beïnvloeden. Het is vergelijkbaar wanneer er stakingen in het vervoer zijn. Maar veel bedrijven hebben langere stakingen gehad dan die in de raffinaderijen, hoewel ze minder media-aandacht krijgen. Het is niet aan mij om te zeggen waarom. Wat ik wel wil zeggen is dat er op dit moment veel stakingen zijn voor loonsverhogingen, en dat er een kloof is tussen het aantal demonstranten en het aantal stakende werknemers die niet deelnemen aan demonstraties – dat is op dit moment misschien nog wel belangrijker.

Cole Stangeler: Wat zijn enkele van de andere stakingen die u in gedachten hebt?

Philippe Martinez: Er zijn momenteel stakingen bij Safran, dat vliegtuigmotoren maakt. Er zijn stakingen bij onderaannemers van Safran – bij Lisi bijvoorbeeld. Er zijn stakingen in de energiesector: Électricité de France [EDF], Réseau de Transport d’Électricité [RTE, de Franse beheerder van het elektriciteitstransportnet], en Gaz Réseau Disrtibution France [GRDF], het gasnet in Frankrijk. Er zijn stakingen bij [supermarktketen] Carrefour. Ik zal ze niet allemaal opnoemen, want dat kost veel tijd! Maar er zijn stakingen in veel verschillende sectoren. Soms zijn ze voor onbepaalde tijd, soms zijn het meer beperkte acties, maar het zijn er veel.

Cole Stangeler: Deze stakingen tonen het vermogen van de CGT om haar basis te mobiliseren in bepaalde delen van de Franse economie – in de publieke sector, in het vervoer, in de energie – maar er zijn andere sectoren waar je meer moeite hebt om een aanwezigheid te vestigen. Dit gaat natuurlijk verder dan de CGT. Hoe breid je de basis uit van leden en supporters die je hebt?

Philippe Martinez: Er zitten een paar verschillende zaken in die vraag.

De eerste is, zoals ik al zei, dat de media zich richten op de stakingen die gevolgen hebben voor het dagelijks leven van mensen. Als er geen brandstof is, weet iedereen dat. Ik heb eerder gesproken over een staking in een klein bedrijf in de Hautes-Pyrénées, in de stad Bagnères-de-Bigorre – een staking van vijfenveertig dagen waar niemand over sprak, bij een onderaannemer van EDF.

Het tweede punt is dat stakingen in Frankrijk niet noodzakelijk verband houden met de organisatiegraad. Anders zouden er helemaal geen stakingen zijn. Veel collega’s in het buitenland begrijpen niet hoe er zoveel stakingen kunnen zijn met zo’n lage organisatiegraad. Het is een van de kenmerken van Frankrijk. De vakbonden roepen op tot staken, maar het zijn de werknemers die gaan staken; zelfs als ze geen lid zijn van de vakbond, gaan ze staken.

Het derde punt is dat er diversiteit is in de stakingsbewegingen. Het is niet alleen de CGT. Zo heeft de Confédération Française Démocratique du Travail [CFDT, de andere grote vakcentrale] onlangs een staking geleid voor een hoger loon in een thermencentrum in Cambo-les-Bains.

Cole Stangeler: Afgezien van de kwestie van stakingen, hoe kun je deze sectoren van de economie, waar het ledental laag blijft en er in bepaalde bedrijven geen vakbondscultuur heerst, verenigen? Ik denk aan logistiek, grote detailhandelaren, restaurants en de bouwsector.

Philippe Martinez: Er is nog werk aan de winkel als het gaat om de transformatie van het bedrijfsleven en de evolutie van ons vakbondswezen.

Veertig jaar geleden waren er meer grote bedrijven en binnen die bedrijven hadden de meeste mensen dezelfde arbeidsstatuut. Dankzij outsourcing hebben veel werknemers, zelfs op dezelfde werkplek, verschillende arbeidsstatussen.

Het CGT moet rekening houden met deze realiteit, wat het zeker niet genoeg doet. We moeten deze werknemers opzoeken en laten zien dat de vakbond in iedereen geïnteresseerd is – niet alleen in werknemers bij grote bedrijven, of werknemers in de publieke sector, of werknemers met arbeidscontracten van onbepaalde duur. De vakbeweging moet het beeld zijn van de werkplek van vandaag, niet de werkplek waar we van dromen. Dat is een echte uitdaging voor ons.

Er zijn verschuivingen, en de verschuivingen die we maken vinden niet zo snel plaats als de veranderingen op de werkplek. Dat is een echte uitdaging voor alle vakbonden, niet alleen voor de CGT.

Cole Stangeler: U noemde de media-aandacht voor de recente stakingen. Die kan erg hard zijn. De afgelopen weken werd de CGT “gijzelnemers” genoemd en beschuldigd van “het blokkeren van het land“. Wat vindt u van deze vijandigheid in de pers? Is het altijd zo geweest of heeft u het gevoel dat het erger wordt?

Philippe Martinez: Ik scheer niet alle pers over één kam. Er zijn nationale media, er is tv, er zijn regionale zenders die anders berichten omdat ze dichter bij de verhalen staan. Ik wil niet generaliseren over “de media”.

De CGT is nooit gewaardeerd door bepaalde media. Als ik u vertel dat [de conservatieve krant] Le Figaro niet van ons houdt, zal dat u niet verbazen. Maar de berichtgeving over de CGT is slechter geworden door de toegenomen concentratie van de pers in handen van een kleine groep mensen. Mediabaronnen met namen als Dassault en Bolloré zijn geen vrienden van de CGT.

Er zijn ook discussies binnen de redacties zelf. U heeft het verhaal gezien over mijn interview in Le Parisien dat werd afgekeurd [gepland om te verschijnen voordat het helemaal werd geschrapt]. Dit veroorzaakte een aanzienlijke reactie in de redactieruimte van journalisten die vonden dat het niet juist was.

Het is niet aanvaardbaar dat er zoveel haat is. Tegelijkertijd maakt het me wel aan het lachen omdat je in bepaalde bladen kunt lezen dat de CGT niet meer bestaat, dat die geen doel dient, dat die geen leden heeft, wat dan ook – en op het moment dat er een staking is, zijn wij ineens verantwoordelijk voor al het kwaad. Er moet waarschijnlijk ergens een middenweg zijn.

Cole Stangeler: Een ander onderwerp dat in het buitenland belangstelling wekt is de relatie tussen vakbonden en politieke partijen – en meer bepaald de relatie tussen de CGT en de NUPES, die enkele spanningen heeft gekend. Enkele weken geleden organiseerde NUPES hun demonstratie tegen de stijgende kosten van levensonderhoud in Parijs, zonder de steun van uw confederatie. Onlangs publiceerde NUPES-leider Jean-Luc Mélenchon een bericht op zijn blog waarin hij leek aan te kondigen dat hij afzag van zijn strategie om een zogenaamd “Volksfront” met vakbonden op te bouwen, en waarin hij kritiek op u uitte. Ik weet dat ik de zaken vereenvoudig, maar ik wil u een vraag stellen die mensen buiten Frankrijk zich vaak afvragen: Waarom kunnen jullie niet gewoon met elkaar opschieten? Gezien de inzet van het moment, de opkomst van extreem rechts, een regering die je wil verzwakken, waarom kunnen jullie niet gewoon met elkaar opschieten?

Philippe Martinez: Dit is een ander specifiek kenmerk van Frankrijk. Ik denk dat we het er de vorige keer dat we elkaar spraken ook al over hadden. Anders dan in veel landen blijft de arbeidersbeweging zeer onafhankelijk van politieke partijen. Het is niet zoals in de Verenigde Staten, waar de vakbonden regelmatig oproepen om op de Democratische Partij te stemmen of campagne te voeren voor de Democraten, of in Duitsland, waar de banden tussen de Deutscher Gewerkschaftsbund (DGB) confederatie en de sociaal-democraten zeer sterk zijn, of het Verenigd Koninkrijk, waar de Labour Party en de vakbeweging zeer hecht zijn. In Frankrijk heerst een cultuur van onafhankelijkheid, ook al geldt dat niet altijd voor de CGT. [De CGT was historisch gezien gelieerd aan de Communistische Partij, waarbij de algemene secretarissen van de confederatie tot 1996 functies bekleedden in het partijbestuur].

We zijn erg gehecht aan deze onafhankelijkheid. In naam van deze onafhankelijkheid geloven wij dat gemeenschappelijk werk mogelijk is, maar dat het niet aan politici is om bijvoorbeeld op te roepen tot “algemene stakingen”.

Cole Stangeler: U denkt aan Sandrine Rousseau [een prominent parlementslid van de Groenen]?

Philippe Martinez: Bijvoorbeeld.

Sociale eisen zijn het domein van vakbondsorganisaties. We hebben dit besproken met de leiders van NUPES. De slogan “Strijd tegen de stijgende kosten van levensonderhoud” bleek niet overeen te komen met onze eisen. We vechten voor loonsverhogingen. Ik zeg niet dat het zo bedoeld is, maar de “strijd tegen de stijgende kosten van levensonderhoud” zou kunnen worden geïnterpreteerd als vergelijkbaar met wat de regering deed met hun wet op de koopkracht deze zomer, waar NUPES terecht tegen stemde.

De eisen moeten duidelijk zijn en het verzamelen van eisen is het domein van arbeidsorganisaties. Wij zijn er niet tegen dat er banden zijn tussen sociale bewegingen en politieke bewegingen. In feite moeten er banden zijn, maar met respect voor de onafhankelijkheid van arbeidsorganisaties, voortbouwend op hun eisen en zonder te proberen het in hun plaats te doen.

Zoals u in Mélenchon’s post hebt gezien, heeft hij zijn eigen interpretatie van hoe de relaties tussen vakbonden en politieke partijen moeten zijn. Hij vindt, bijna openlijk, dat het aan hem is om dit alles te leiden. We zijn het hier niet over eens.

Cole Stangeler: Ziet u het bestaan van NUPES – een verenigde linkse coalitie – als iets positiefs?

Philippe Martinez: Natuurlijk. Politieke krachten stellen de sociale eisen die wij verdedigen. Of het nu gaat om pensioen, loon, verhoging van het minimumloon, enz. Natuurlijk zijn de linkse coalitiepartijen een grotere hefboom dan de partijen die Macron steunen en nog meer dan rechts, dat nog meer economisch liberale standpunten heeft.

Cole Stangeler: Ik wilde ook vragen hoe u denkt over de rol van de andere grote vakcentrale, de CFDT, die kritisch is geweest over de door de CGT gesteunde stakingen bij de raffinaderijen, die over het algemeen tegen straatprotesten is en die benadrukt dat ze zich inzet voor onderhandelingen met de werkgevers en de regering. Is het een bondgenoot? Een tegenstander? Beide?

Philippe Martinez: Het is noch een bondgenoot noch een tegenstander. Het is een arbeidsorganisatie die belangrijk is in Frankrijk omdat het onlangs de belangrijkste vakbond werd als het gaat om het aantal stemmen voor vertegenwoordigers op de werkvloer.

Er zijn punten van overeenstemming. Wat het pensioen betreft, zijn we het eens over het feit dat we gekant zijn tegen een verhoging van de pensioenleeftijd of van het minimum aantal premies om een volledig pensioen te verkrijgen.

We hebben belangrijke meningsverschillen, bijvoorbeeld over sectorale onderhandelingen. De CFDT vindt dat er in de eerste plaats op bedrijfsniveau moet worden onderhandeld, zonder een gemeenschappelijk kader voor iedereen. Wij hebben een tegenovergesteld standpunt, namelijk dat er een gemeenschappelijk kader moet zijn voor alle werknemers – en dat daarna, in verschillende beroepssectoren en bedrijven, onderhandelingen mogelijk zijn om daarop voort te bouwen. Deze meningsverschillen kwamen heel duidelijk tot uiting tijdens het debat rond de [hervorming van de arbeidswetgeving] in 2016, en vervolgens de uitvoeringsbesluiten van Macron. Dit is een barbaarse term en ik weet niet hoe u het gaat uitleggen, maar het is wat wij noemen de omkering van de “hiërarchie van normen”. Wij geloven in een gemeenschappelijk kader – er is de wet, collectieve arbeidsovereenkomsten van beroep verbeteren de wet, en dan in bedrijven, verbeteren we die overeenkomsten. De CFDT vindt dat alles op bedrijfsniveau moet beginnen. Wij zijn het daar niet mee eens, want als alles op bedrijfsniveau gebeurt, ontstaan er verschillen in beloning en normen. Dat is het belangrijkste verschil tussen het CGT en de CFDT.

Cole Stangeler: Wat vindt u van Macrons tweede termijn tot nu toe?

Philippe Martinez: [Voor de verkiezingen] schreeuwde hij van de daken dat hij veranderd was. Onze analyse is dat hij ongeveer hetzelfde is, maar dan slechter. Hij luistert niet.

Cole Stangeler: Tot slot wilde ik het hebben over internationale zaken. U was onlangs op de Westelijke Jordaanoever.

Philippe Martinez: We onderhouden al lange tijd betrekkingen met de Palestijnse vakbonden en de Palestijnse Algemene Federatie van Vakverenigingen [PGFTU]. Ik wil ook verduidelijken dat de missie ook in Israël was.

In een wereld die wordt opgeschud door een aantal conflicten en één conflict dat dicht bij Europa ligt – dat in Oekraïne – kan dit een probleem uitwissen dat heel oud is: de situatie in Palestina, op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza. In onze internationale betrekkingen praten we met iedereen en we willen ook de aandacht vestigen op de situatie op de Westelijke Jordaanoever. Na de laatste keer dat het CGT daar was in 2013, voelden we de behoefte om terug te keren om de evolutie van de situatie te zien, die sindsdien veel erger is geworden.

Ik denk dat het deel uitmaakt van de traditie van de CGT om solidair te zijn met volkeren, bevolkingsgroepen en arbeiders die het moeilijk hebben – in het bijzonder op de Westelijke Jordaanoever waar ze zeer, zeer kwetsbaar zijn door de ontwikkeling van Israëlische nederzettingen. Het is in de traditie van de CGT, net zoals we ons scharen achter de Oeigoeren die ook lijden onder onderdrukking. Wij willen dat iedereen die lijdt op de planeet gelijk wordt behandeld door het internationaal recht en de resoluties van de Verenigde Naties. Niemand kan ontkennen dat er een verschil is tussen de berichtgeving over de schandalige inval van Poetin in Oekraïne en de situatie in Palestina. Zoals wij de Oekraïense bevolking gingen steunen met een humanitair konvooi, met vakbondsorganisaties die hulp brachten aan de Oekraïense bevolking, zo ging er een missie naar Palestina om de situatie te bekijken van arbeiders ter plaatse.

Cole Stangeler: In de Verenigde Staten zijn er op dit moment organising-acties gaande bij Amazon en Starbucks. Staan die op uw radar?

Philippe Martinez: We volgen ze niet alleen, we steunen ze actief.

We hebben regelmatig contact met de Fight for $15-campagne. Dat interesseert ons en we steunen hen. We wisselen regelmatig van gedachten met onze collega’s in de Verenigde Staten over Amazon en McDonald’s. De banden zijn sterk, en ondanks pogingen om werknemers uit elk land tegen te werken, zien we dat ze eisen hebben die vergelijkbaar zijn als het gaat om arbeidsrechten – het recht om zich te organiseren.

Net zoals we Amerikaanse bedrijven organiseren in Frankrijk, voeren we campagnes met Amerikaanse vakbonden bij Franse bedrijven in de Verenigde Staten – bijvoorbeeld over het simpele recht om een vakbond op te richten op de werkplek. Een paar jaar geleden kon ik de Nissan-fabriek in Canton, Mississippi bezoeken, waar ik arbeiders en vakbondsactivisten ontmoette die vochten om een vakbond te vormen met de United Auto Workers. [Opmerking: De Franse staat bezit indirect een belang in Nissan, via zijn aandeel van 15 procent in Renault]. We hebben relaties met de arbeiders in deze fabriek en we zijn solidair met alle strijd die overal in de Verenigde Staten plaatsvindt.