Ga naar de inhoud

Francine Mestrum: De klassenstrijd her-denken

Op 13 maart werd in Gent de derde Jaap Kruithoflezing georganiseerd door Democratie 2000, Attac Vlaanderen en Vzw. Trefpunt, drie organisaties die de overleden moraalfilosoof nauw aan het hart lagen. Een van de lezingen was van Francine Mestrum, de tekst volgt hieronder. Francine Mestrum treedt ook op op de conferentie ‘Geld Draait de Wereld Door’ van Platform DSE in De Rode Hoed in Amsterdam op 23 maart.

11 min leestijd
mestrum

(Zie voor een uitgebreid verslag van de hele bijeenkomst en de andere lezingen de website van attac-vlaanderen)

Sta me toe meteen kleur te bekennen: één) ik ben geen marxist, ik ben wel socialist; twee) verwacht vanavond geen theoretische beschouwingen. We zijn hier gewone mensen, ik wil ook gewone taal spreken.
Met één) bedoel ik dat ik denk dat het marxisme ons een zeer waardevol analysekader heeft gegeven voor het kapitalisme, maar dat we vandaag, 160 jaar na het Communistisch Manifest, verschillende stappen verder moeten zetten als we ook een toekomst voor de linkerzijde willen voorbereiden. Dat is geen kritiek op Marx, maar wel een vaststelling dat de tijd is veranderd, de economie is veranderd, de maatschappij is veranderd en het kapitalisme is veranderd. ‘Hét’ kapitalisme bestaat niet.

Ik ben socialist omdat ik materialistisch ben – in filosofische betekenis – gehecht ben aan de moderniteit en de emancipatie die daaraan vastzit, streef naar sociale rechtvaardigheid en geloof dat mensen de wereld kunnen veranderen. Het zijn mensen en samenlevingen die de zin van de geschiedenis bepalen. De vraag is, met welk politiek, economisch, sociaal systeem we die doelstellingen kunnen halen? Met twee) bedoel ik dat alles wat ik hiervanavond wil zeggen, al uitstekend werd verwoord door theoretici. Helaas worden ze té vaak gemarginaliseerd.
Dit ter inleiding.

Ik zou kort drie vragen willen stellen. Ik heb er zelf geen volledige antwoorden op, maar het zijn vragen die volgens mij moeten besproken worden als we, als linkerzijde, méér mensen willen overtuigen en als we zelf een aantrekkelijk en geloofwaardig groot verhaal willen neerzetten. Als we, kortom, de macht of een stuk van de macht op een democratische manier in handen willen krijgen. Het zijn helaas ook drie vragen waarop ik tot nog toe geen afdoende antwoorden heb gekregen van marxisten.

Mijn eerste vraag is dit: wat bedoelen we precies als we zeggen dat we anti-kapitalistisch zijn? Waarom noemen meer en meer mensen – waaronder ikzelf – zichzelf post-kapitalistisch? Als we willen dat het kapitalisme verdwijnt, wat exact moet er dan verdwijnen? Privé-bezit? Een economie in privé-handen? De markt? Loonarbeid? De Staat? Multinationals? De hogere klasse? Een accumulatieproces misschien? Die voorbeelden geven al aan dat, behalve voor een paar dogmatici, het niet zo makkelijk is om een duidelijk antwoord te geven. Want het probleem is o.m. dat er begin 21ste eeuw en een aantal toch zeer goed bedoelde pogingen, geen goede voorbeelden zijn van een geslaagde economie in het communisme of het socialisme. En dat moet ons aan het denken zetten. Een tweede reden is dat je met die voorbeelden ook hoegenaamd geen mensen zal verleiden. Wie wil er socialisme als er geen privé-bezit meer mogelijk is, geen markt of geen loonarbeid? Met zo’n programma kan je nooit verkiezingen winnen. Hoeveel vragen we ook kunnen stellen bij het belang van individuele rechten in onze samenleving, die individuele rechten zijn essentieel en niemand wil ze zien verdwijnen.

Mijn tweede vraag hangt vast aan de eerste. Wie zijn die klassen die strijd voeren met elkaar? Als het kapitalisme verdwijnt, wat doen we dan met de kapitalisten? Dat is geen onschuldige vraag maar brengt ons tot bij het hart van de vraag naar de klassenstrijd.
Marx kent grosso modo twee grote sociale groepen: enerzijds de bezitters, de kapitalisten en de bourgeosie; anderzijds de proletariërs, die in verband worden gebracht met een relatieve overbevolking en met een industrieel reserveleger. Het proletariaat van industriële arbeiders is het revolutionair subject bij uitstek. Daaronder staat het lompenproletariaat, de gevaarlijke klasse van bedelaars, criminelen, prostituees, die niet langer functioneel zijn voor het kapitalisme.

Met die indeling komen we er niet.
Ten eerste, omdat er boven dat proletariaat een brede groep van kleine middenstanders is die vaak in een veel grotere kwetsbaarheid leven dan hun arbeiders en die bij tegenslag ook veel meer risico’s lopen. Zelfs bedienden en ambtenaren lopen vandaag een groter risico op verarming dan de armen zelf. Het soberheidsbeleid is immers niet gericht tegen de armen in onze samenleving, maar wel degelijk tegen iedereen die economische en sociale rechten heeft, tegen de vakbonden, tegen collectieve onderhandelingen. Het zijn die twee groepen die vandaag tegen elkaar worden opgezet, waardoor de klassenstrijd verhuist naar de onderkant van de samenleving en de rijken ongemoeid worden gelaten.
Ten tweede, omdat er geen enkele reden is om de armen en de uitgeslotenen van vandaag niet mee op te nemen in de klassenstrijd die we wensen te voeren. Dat was al de opvatting van Flora Tristan die nog vóór Marx, begin 19de eeuw, een oproep deed tot ‘arbeiders aller landen ter wereld, verenigt U’. Marx heeft die slogan schaamteloos overgenomen en hem bovendien een andere betekenis gegeven. Voor Flora Tristan ging het wel degelijk om een heel brede onderklasse.
Dit betekent wel volgens mij, dat we met die klassenstrijd een veel bredere groep van mensen moeten beogen. En dat de arbeiders niet het enige revolutionaire subject kunnen zijn. De armen, de kleine middenstand, arbeiders en bedienden en boeren moeten mee die strijd voeren.
Er is een derde element dat de klassenstrijd in een ander daglicht zet. Socialisten zijn internationalisten, maar een internationale, ja zelf een Europese klassenstrijd zit er niet meer in. Zoals Jaap Kruithof al aangaf, de solidariteit is zoek en wordt onmogelijk. Want de grootste inkomenskloof in de wereld van vandaag is die tussen de armsten in de arme landen en de armsten in de rijke landen. De armste 5 % van de Amerikanen verdienen 35 keer meer dan de armste Zambianen. De armste Amerikanen zijn rijker dan 60 % van de wereldbevolking. Werknemers in rijke landen voelen zich bedreigd door werknemers uit arme landen dien hun job afnemen. Zelfs in rijke landen is het moeilijk om werknemers hun gemeenschappelijk belang te laten inzien in zeg maar Duitsland, Frankrijk, België, Groot-Brittannië… Er is tenslotte nog een vierde element dat ons allemaal aanbelangt, met name de milieucrisis. Het is al vaak en voortdurend gezegd, het zijn de armen en vooral de armen in de derde wereld die de eerste slachtoffers van de milieucrisis zijn. Maar uiteindelijk zal niemand aan die crisis kunnen ontsnappen. Vluchten kan inderdaad niet meer. Rijken zullen goederen kunnen kopen die door hun schaarste erg duur worden, maar de armen zullen niet welwillend kreperen en een schaarste aan schone lucht om in te ademen treft iedereen. Of met andere woorden, ondanks het klassenconflict hebben we ook gemeenschappelijke belangen. Niemand die dat vandaag beter begrijpt dan de rijken zelf. Milieuproblemen zijn niet te vatten in het schema van de klassenstrijd. Wél moeten we zoeken naar een combinatie van sociale rechtvaardigheid en klimaatrechtvaardigheid.

Maar tegen wie wordt strijd gevoerd? En wat is de inzet? Moet die 1 % waartegen de 99 % van de occupy-beweging zich afzet, ook worden uitgeschakeld? Op welke manier? Ook die vraag is belangrijk omdat tot nog toe geen enkele revolutie er een goed antwoord op gevonden heeft. Ik hoop in elk geval dat niemand de ervaringen van Rusland, China of Cambodja, en zelfs die van Cuba wil herhalen. Daar staan we dan.
De klassenindeling van Marx is niet langer geldig. We moeten de klassen anders definiëren.
Ten tweede zullen we in een internationale strijd, de belangen van de onderkant anders moeten formuleren.
En drie, met de milieucrisis hebben we, hoe dan ook, een gemeenschappelijk belang als wereldbevolking.
Vier, wat met de hogere klasse? Wat doen we ermee?
Met mijn leeftijd ben ik een kind van mei 68. In die tijd zongen we mee met de musical Hair: ‘This is the age of Acquarius, the age of harmony and understanding’. Yoko Ono en John Lennon lagen in bed voor de vrede. Dat was leuk bedacht, maar het heeft de vrede niet bevorderd.
Ik geloof ook niet in harmonie. Er is nooit echt harmonie mogelijk, noch tussen mensen, noch tussen mensen en de natuur, wat men in Bolivië ook mag beweren.
We leven allemaal, permanent, in een spanningsveld, in conflict tussen tegenstrijdige belangen, onze belangen als consument en als werknemer, b.v., of als werknemer in een rijk land die solidair wil zijn met de derde wereld maar zijn job niet wil verliezen aan een Marokkaan of een Senegalees. We leven in conflict met een klasse die mee voor welvaart heeft gezorgd, maar ons tegelijkertijd uitbuit en onder druk zet.

En zo kom ik bij mijn derde vraag, waar ik wel een paar elementen van antwoord op heb.
Hoe kan de klassenstrijd er uit zien als we weten dat er altijd conflicten zullen zijn, vandaag en ook morgen. We moeten die conflicten zeker niet loochenen, er is een klassenstrijd en die strijd moeten we voeren.
Het betekent dat we soepel moeten zijn in onze bondgenootschappen. Een zeer breed bondgenootschap voor de milieucrisis, een smaller bondgenootschap om onze collectieve onderhandelingen en ons indexmechanisme te verdedigen, een bondgenootschap met de derdewereldbeweging om ook arme landen een ontwikkelingskans te geven.
Het betekent dat we moeten beseffen dat de eigenlijke klassenstrijd nooit definitief zal gewonnen zijn. Want we gaan niet naar een klassenloze maatschappij en het kapitalisme zal nooit definitief uitgeschakeld zijn. Het wordt dus een permanente strijd om de machtsverhoudingen om te draaien. En wij hebben één voordeel: wij zijn de meerderheid. Wij kunnen onze wil opleggen om de economie en de samenleving en de politiek en de geopolitiek te ver anderen. Wij moeten ervoor zorgen dat onze strijd kan gevoerd worden op zo’n manier dat die meerderheid ook echt aan de macht komt.

Wat is daarvoor nodig?
Ten eerste: de klassenstrijd begint met een ideeënstrijd. Wat hebben we de afgelopen drie jaar fout gedaan? Waarom is de grote crisis van 2008 niet uitgelopen op een succes voor de linkerzijde en waarom is het neoliberalisme vandaag alweer in het offensief? Waarom verliezen we?
Eén van de redenen is, dat goede marxisten voortdurend het kapitalisme analyseren en zich nu afvragen of het aan zijn doodstrijd is begonnen. Ze analyseren zich kapot en denken niet na over hoe op de crisis kan gereageerd worden. Er worden analyses gemaakt van de produktiesystemen, soms ook van het handelssysteem, en zelden of nooit van het geldsysteem.
Het volstaat echter niet om de crisis uit te leggen, om aan te tonen wat er allemaal fout gaat in onze wereld. We moeten de mensen ook een alternatief kunnen bieden, kunnen tonen dat we een project op zak hebben of aan het maken zijn dat ook voor hen, voor een hele brede groep mensen, een verbetering kan inhouden. Een verhaal dat bescherming, zekerheid en hoop biedt. En dat doen we niet. Nog steeds niet. We blijven sectair en fragmentair in ons hoekje zitten en maken essentialistische analyses. Het kapitalisme IS. De Europese Unie IS. De sociaal-democratie IS.
Wel nee, niets is. Alles kan. Als we het willen. Als we het maken. Dit is geen idealistisch discours, maar het enige realistische discours dat vandaag nodig en mogelijk is.

Want maakt U zich geen illusies.
Een. Het neoliberalisme is aan een groot offensief begonnen in Europa, dit laatste eiland van welvaart, van sociale en economische rechten, van collectieve onderhandelingen en indexmechanismen, van sterke vakbonden, van bijna gratis gezondheidszorg en gratis onderwijs. Dit moet weg. Zoals het overal elders ter wereld al is verdwenen. En denk nu vooral niet dat de schuld bij een verre ‘Europese Unie’, laat staan Europese Commissie ligt. Het zijn onze regeringen die beslissen, en die het voortouw nemen. Het zijn onze regeringen die het dominante discours maken en verspreiden, samen met de financiële sector en de machtigste bedrijven. In België is het sociaalpact afgelopen.
Twee. Geloof niet dat we met een verhaal over ‘socialisme’, zonder concrete, aangepaste en aantrekkelijke strijdpunten, ergens kunnen geraken. Mensen willen geen ‘socialisme’, zeker niet als niet eens wordt gepreciseerd wat dat betekent. Kijk wel naar wat in Noord-Afrika is gebeurd. Het klopt dat het niet is uitgesloten dat er ook in onze landen rellen en opstanden losbarsten, maar denk niet dat de linkerzijde hier garen zal bij spinnen. Dat zal wel een onverdraagzame en antysyndicale rechterzijde doen. De nabije toekomst ziet er niet goed uit.

Als ik daarom één oproep mag doen, een oproep aan de linkerzijde, klein links, sociaal democraten en groenen. Werk samen. Niet zo zeer als partijen, maar als studiegroepen en werkgroepen. Overstijg de meningsverschillen, zoek naar wat we gemeenschappelijk hebben, werk aan een nieuw, aantrekkelijk, groot verhaal dat komaf maakt met de uitbuiting van mens en natuur. Dat moet kunnen. Daar ben ik van overtuigd.

Francine Mestrum, Global Social Justice (www.globalsocialjustice.eu)