Ga naar de inhoud

Feestmaal en hongersnood

Een gesprek met historicus Iain Boal over Schaarste en Rampen. Boal is het niet eens met het – ook in sommige linkse kringen aangehangen – apocalyptische toekomstbeeld van de ‘Oilpeak’ en waarschuwt voor ideologisch misbruik. De ware rampen spelen zich hier en nu af. En schaarste is in de meeste gevallen geen natuurverschijnsel dat de armen aan zichzelf te danken hebben, maar wordt planmatig veroorzaakt door degenen die aan de macht zijn.

30 min leestijd
Placeholder image

Iain Boal is een Ierse sociaalhistoricus op het gebied van wetenschap en techniek, die verbonden is met Retort, een groep van ‘antinomische’ (1) schrijvers, kunstenaars en artiesten uit de regio rond de baai van San Francisco. Hij is een van de auteurs van een recente publicatie van Retort: “Afflicted Powers: Capital Spectacle in a New Age of War”. Harold Pinter beschreef het boek als “een veelomvattende analyse van de verhouding van Amerika met de wereld. Geen tegel blijft op z’n plek. Het daaronder onthulde ongedierte is potsierlijk.”

Deze tekst is gebaseerd op een interview, eind 2005, met David Martinez, een journalist en cineast uit San Francisco en op materiaal uit een nog te publiceren boek van Iain Boal, met als titel“The Long Theft: Episodes in the history of Enclosure”. Het originele interview vind je hier. Vertaling: Tijn van Beurden.

David Martinez: Iain in de afgelopen maanden hebben we de uitdrukking “oliepiek” (“peakoil”, vertaler) veel gehoord, zeker in de media. In de talkshows wordt zelfs gesproken van een dreigende ineenstorting van de maatschappij door de verminderde olievoorraad. De begrippen schaarste en ineenstorting zijn nauwelijks nieuw, en de invasie van Irak bracht de oliekwestie duidelijk op de voorgrond. Ik zou graag met je willen praten over “schaarste en “rampen”. Kunnen we beginnen met de heilige koe schaarste?

Iain Boal:Nou, wat die olie betreft, wil ik toch beginnen met de opmerking dat een te groot olieaanbod op de markt altijd al een probleem voor de oliebaronnen is geweest, of om het anders te stellen, hoe houden ze het olieaanbod zo laag mogelijk. Op dat punt hebben ze veel bereikt, al blijven ze in de schaduw van de Beers, die met hun positie in de diamantmarkt alle monopolies ver overtreffen. Ze zijn wereldkampioen in het creëren van schaarste, in dit geval van kristallijn koolstof(2), dat eigenlijk tamelijk veel voorkomt in de aardkorst. De oorlog in Irak gaat duidelijk niet om absolute schaarste. De geschiedenis van olie is complex, en de schommelingen in de aanvoer hebben een zeer complexe relatie met prijs, vraag en reserves. Maar om schaarste te begrijpen- of het nu gaat om olie in het bijzonder of om grondstoffen in het kapitalistische systeem in het algemeen – men moet kijken naar de opvattingen over schaarste, men moet kijken naar de institutionalisering van economie – die in de handboeken wordt gedefinieerd als “studie van keuze onder schaarste”- als de dominante manier van praten over de wereld en de relatie met de kapitalistische moderniteit.. Dus dat verhaal is inderdaad interessant.

Om “schaarste” als heilige koe te begrijpen, moeten we teruggaan naar de weleerwaarde heer Thomas Malthus. Want we leven zonder twijfel nog in een Malthusiaanse wereld. De opvattingen van Malthus over menselijk welzijn hebben gewonnen. En ik denk dat het voor links heel belangrijk is om dat te begrijpen. Zeker voor personen die zich met politiek zijn gaan bemoeien door bezorgdheid over het milieu, die zichzelf tot de “groenen” rekenen. Veel personen in de milieubeweging zijn feitelijk Malthusianist. Wat bedoel ik daarmee? Wat betekent het om Malthusianist te zijn? Dat is het onderschrijven van de opvatting dat de fundamentele problemen waarmee de mensheid wordt geconfronteerd hun wortels hebben in de schaarste van de middelen die het leven in stand houden, omdat de wereld eindig is en we de hulpbronnen uitputten en verontreinigen. Het is opmerkelijk hoe dit de basisveronderstellingen van de burgerlijke economie weerspiegelt: keuze onder schaarste. Zijn bekend essay, “bliss was it in that dawn to be alive” werd in 1798 gepubliceerd als een expliciet antwoord op het anarchistisch utopisch optimisme van William Godwin, een gevierde auteur in de euforische dagen na de bestorming van de Bastille. Malthus redeneerde, of beter gezegd beweerde, dat de bevolkingsgroei, speciaal van de arme drommels, het voedselaanbod onvermijdelijk zou overtreffen, tenzij de bezitslozen hun voortplanting zouden beperken. Deze “ijzeren wet” was bedoeld om Godwin en de “perfectibilians”(3) tegen te werken, en in praktisch politieke zin “luiheid” en onwettigheid te ontmoedigen en het vangnet voor de armen af te breken. Doet dit niet ergens aan denken?

DM: We zullen een voedseltekort krijgen omdat er teveel mensen zijn en die mensen eten alle voedsel op. Dat is toch een zinnige bewering?

Iain Boal: Ja, je voelt er onmiddellijk de retorische kracht van. Het eerste wat we op kunnen merken, is dat uit de manier waarop je het hebt geformuleerd – het is een nogal veelgebruikte standaardformulering – blijkt dat de verklaring een tautologie is, geen empirische bewering. “Teveel mensen” in deze context brengt schaarste met zich mee, per definitie; het gevolg is impliciet dat er een tekort aan voedsel komt. Vergelijk het met “teveel zout is slecht voor u”- let op hoe “slecht voor u” al opgesloten is in “teveel”. Maar belangrijker is dat ook al formuleer je het bevolking/voedsel onderwerp niet tautologisch, Malthusianen altijd een abstractie, een generalisatie gebruiken, los van geschiedenis en plaats.

DM: Kun je ons dan de noodzakelijke historische context geven?

Iain Boal: Mathus werd geboren in een welgestelde familie in het Engeland van eind 18e eeuw, en hij werd de eerste betaalde econoom ter wereld, in dienst van de East India Company. Laat je niet in de war brengen door de aanspreekvorm “weleerwaarde Malthus”, hij was niet alleen maar een plattelandsdominee. Hij onderwees aan het opleidingsinstituut voor officieren van de East India Company, Haileybury College. De onderneming begon in 1600 met een handelsmonopolie op Azi ë dat Elisabeth de Eerste verleende, en in Malthus’ dagen bestuurden agenten van de onderneming India, Birma en Hong Kong voor de Britse kroon, zodat een vijfde van de wereldbevolking onder haar gezag viel, gesteund door de eigen legers van de onderneming, die vochten onder de vlag van St. George. Het is geen toeval dat iemand in de positie van Malthus in die tijd en op die plaats, betrokken raakt in het bedenken van de wetenschap der “economie” en de bijbehorende verhandelingen over “schaarste”, “laissez faire”, en “armoede”. Het Engelse milieu waarin Malthus werd geboren, onderging een radicale verandering van een wereld van gewoontes en gemeenschappelijkheid naar een die gebaseerd was op de verabsolutering van prive-eigendom, waarin de feitelijke producenten van voedsel van het land werden verdreven dat ze nodig hadden als middel voor hun levensonderhoud. Dat was een zeer specifieke actie van de kapitalisten en landeigenaren in het parlement.

Essentieel is dus: het gewone Engelse volk, de ‘commoners’, leeft in 1800 in een nieuwe schaarste die rond hen wordt gecreëerd. Ze worden letterlijk uitgesloten door omheiningen (‘enclosures’) die het gemeenschappelijke land afsluiten en het verdwijnen van de gebruikelijke rechten op gemeenschapsgrond, waar ik later op terug kom. Dit is hetzelfde proces dat oorspronkelijk zo krachtig beschreven werd door Thomas Moore in zijn Utopia in 1515 en later door E.P. Thompson en zijn studenten en dat nu onbeschaamd heerst op de hele aarde onder de noemer ‘structurele aanpassing’ en ‘conditionalities’ ontwikkeld door IMF en Wereldbank. George Caffentzis, de filosoof van het geld en zijn collega’s in het Midnight Notes Collective waren de eersten die begin jaren ’80 het idee ontwikkelden dat het neoliberale project in wezen een soort ‘nieuwe enclosures’ is, dat deze keer een geheel geglobaliseerd proletariaat creëert. Het onteigenen van de commons was met andere woorden geen eenmalige gebeurtenis aan de vooravond van het kapitalisme. En Malthus was een econoom die het schaars worden van de bestaansmiddelen voor de werkende armen in Engeland rationaliseert en rechtvaardigt, uit naam van spaarzaamheid, zelfbeheersing en prive-eigendom. De Dichter John Clare overbrugt al die jaren met zijn onuitwisbare getuigenis over de omheiningen die in het landschap rond zijn dorp Helpston werden neergezet. De “trieste” wetenschap economie valt samen met het proces van proletarisatie. Het zou moeilijk zijn de rol van Malthus te overdrijven, zijn veronderstellingen zijn niet alleen ingebouwd in de economie, maar in een hele reeks van moderne wetenschappen, bijvoorbeeld, biologie, genetica en demografie. Die disciplines dragen het stempel van Malthus.

Darwin zelf zei dat evolutie werd gedreven door de motor van “supervruchtbaarheid” en schaarste van middelen. Toen hij op een avond het “Essay on Population” van Malthus aan het lezen was, zo gaat het verhaal, realiseerde hij zich: “Het is Malthus! Zo kan ik evolutie verklaren!” Nu was evolutie geen uitvinding van Darwin, in feite was zijn grootvader Erasmus en soort evolutionist. Zijn concept van het mechanisme was nieuw, de motor die leidt tot de vorming van nieuwe soorten en de schrikbarende verscheidenheid van levensvormen, in al hun schoonheid en bizarheid. Het basis-argument, in de stijl van Malthus is eenvoudig: overbevolking creëert concurrentie om de middelen die beschikbaar zijn, en bevoordeelt die nakomelingen die beter zijn toegerust om de lokale condities en middelen te exploiteren. Dit is dus het scenario waarop de economie en Darwins verklaring van de natuurlijke ontwikkeling zijn gebaseerd- een soort anti-Eden-met teveel organismes die in een Hobbesiaanse strijd om het bestaan zijn verwikkeld in een wereld van schaarste. Dus Darwin en zijn medeontdekker, Alfred Wallace ( een naturalistverzamelaar die in Indonesië reisde en die ook geïnspireerd was door het “Essay on Population”) projecteerden Malthus in het rijk der natuur, in dezelfde tijd dat de wetenschap der economie ontstond met de vooronderstelling van schaarste.

Mijn beschrijving moet wat aangevuld worden. In een briljant essay heeft James Moore, de biograaf van Darwin en Wallace, de vormende ervaringen van de jonge Wallace gereconstrueerd, die zelf de strijd om land aan de grens van Wales zag, omdat hij een baan had aangenomen om als landmeter de gemeenschappelijke weiden op te meten ter voorbereiding van wetten betreffende het omheinen van die gronden. Hij is net als Darwin helemaal doordrongen van de nieuwe politieke economie. Marx maakt een komische opmerking in een van zijn brieven aan Engels: “Het is opmerkelijk hoe Darwin onder beesten en planten zijn Engelse samenleving herkent met de arbeidsverdeling, concurrentie, opening van nieuwe markten, “uitvindingen”en de Malthusiaanse “strijd om het bestaan”.”

Op dezelfde manier is het geen toeval dat de tegencultuur van de jaren zestig, die eigenlijk een soort gift-economie was en een zekere hang naar primitivisme had, een boek kon inspireren zoals “Stone Age Economics” geschreven door de antropoloog Marshal Sahlins, om de projectie door kapitalisten van schaarste op de hele menselijke geschiedenis te bestrijden. Het is een interessante tegenmythe, die een neolithische wereld van overvloed in plaats van schaarste schetst.

DM: Het lijkt op een ander boek dat helpt dit begrijpen, dat van Mike Davis “Late Victorian Holocausts” (zie hiervan recensie op globalinfo. Voorafgaande aan die Victoriaanse periode waren er hongersnoden, maar niet op de schaal zoals in de 19e eeuw, in samenlevingen die eerder gezond waren. De hongersnoden in India, en de hongersnoden in Afrika, werden veroorzaakt door het Britse kolonialisme.

Iain Boal: Dat is echt een belangrijk punt. En Amartya Sen de socioloog van hongersnoden, komt tot dezelfde conclusie vanuit een andere optiek. Sen’s treffende bewering komt erop neer, dat hongersnood niet echt voorkomt als er ergens sprake is van een “democratisch” recht op voedsel. Als men het voedselgebrek in de 19e eeuw in India en Ierland onderzoekt, dan zien we dat die veel te doen hebben met de geschiedenis van het kolonialisme. Daarom wil ik het werk van Mike Davis over de politieke aspecten van droogte en hongersnood aanbevelen, en wel speciaal als tegengif voor de reactionaire en zelfvoldane verdediging van het Britse imperialisme door Niall Ferguson. Het is ook behulpzaam bij het denken over huidige “natuurrampen”. Ik denk hierbij aan de grote aantallen mensen die hun leven verloren tijdens de aardbevingen in het zuiden, aan de tsunami waardoor zoveel bewoners van Noord Sumatra verdronken, of dichter bij huis, waar in tegenstelling tot de situatie na Katrina in New Orleans,de huizen van de directeuren uit Hollywood, na de vuurstorm in Malibu geroutineerd werden herbouwd met staatssubsidie.

Wat we hier eigenlijk zeggen is: het is belangrijk om op te merken hoe op een ideologische manier gebeurtenissen die het resultaat zijn van menselijke beslissingen aan de natuur worden toegeschreven. We kunnen over olie praten, maar men moet het raamwerk van de moderne politieke economie en de wetenschap der economie begrijpen, die in essentie schaarste veronderstelt.

Het verzinsel dat ten grondslag lag aan het essay van Malthus, dat zeven verschillende edities kende, was dat er op de een of andere manier een natuurwet was van de “supervruchtbaarheid”, in het bijzonder bij armen, die zichzelf niet konden beheersen, veel kinderen hadden, tenzij ze werden beperkt, waardoor onvermijdelijk voedselgebrek ontstond. Bevolking neemt via een meetkundige reeks toe, en de voedselvoorraad via een rekenkundige reeks, daarom zou een catastrofe altijd op de loer liggen. Onjuist, maar het heeft de moderne legende helpen vormen – deze legende ondersteunt de biotechnische industrie en de technologische ontwerpen in het algemeen, en in Malthus tijd was het cruciaal om het praatje over armoede te ondersteunen en zo het systeem van armenhulp af te schaffen. De door Malthus voorgestelde oplossing was werkelijk grotesk. Laat me Malthus citeren- hij schrijft in de zesde editie, dus in 1826:

“We moeten deze dood van arme mensen vergemakkelijken, en niet de werking der natuur, die deze sterfte veroorzaakt, verhinderen. En als het frequente bezoek van de afschuwelijke hongersnood angst veroorzaakt, moeten we andere vormen waarover de natuur beschikt toepassen. In plaats van zindelijkheid voor de armen aan te bevelen, moeten we tegengestelde gewoontes aanmoedigen. In onze steden moeten we de straten smaller maken, meer mensen in een huis op elkaar laten wonen, en hopen dat de pest terugkomt. Op het platteland moeten we onze dorpen bouwen bij stilstaande poelen en in het bijzonder vestiging in moerassige en ongezonde omgevingen aanmoedigen. We moeten ook specifieke geneesmiddelen voor verwoestende ziektes verwerpen.”

Dit is Jonathan Swift waardig. Maar Malthus is volstrekt serieus. Hij is de eerste econoom ter wereld die het concept over schaarste en armoede gestalte geeft. Ik geloof dat men een rechte lijn kan trekken naar de politiek van Thatcher en Reagan, naar Blair en Bush. En voor hetzelfde geld, naar de beruchte suggestie van de Wereldbank-econoom Lawrence Summers – nu CEO van Harvard- dat giftig afval van het noorden logisch gezien in de derde wereld landen moet worden gedumpt, omdat ze daar sterk “ondervervuild” zijn. Summers heeft groot gelijk – deze moorddadige gevolgtrekking volgt vrij natuurlijk uit de logica van de kostenbaten analyse en de moderne economische theorie.
Malthus en Summers – en dat geldt in het algemeen voor de hele stam van economen – nemen als uitgangspunt dezelfde condities die hun discipline mee heeft helpen vormen. Dus armoede hebben de armen zelf over zich afgeroepen, omdat ze verdorven, wellustig en supervruchtbaar zijn, en in de woorden van Malthus, een situatie creëren waarin de natuur niet kan voorzien. De volgende bewering van hem wil ik graag citeren: Hij schrijft het in een eerdere editie, de versie van 1803 – die opmerkelijk genoeg, omdat die nogal utopisch is, Godwin waardig is, en het logenstraft daardoor zijn verdere armzalig project. Hij spreekt van een “geweldig feestmaal van de natuur”, maar bedenk wel dat het Malthus’ doel is om de omheiningen te rechtvaardigen en de afschaffing van het recht op gemeenschappelijke gronden. Daarom gaat zijn argumentatie als volgt:

“Iemand die wordt geboren in een wereld waar de eigendommen al verdeeld zijn, heeft geen recht op zelfs de kleinste hoeveelheid voedsel, als hij geen ondersteuning van zijn ouders kan krijgen, die hij terecht kan aanspreken, of als de maatschappij zijn arbeid niet wil. En hij heeft in feite niks te zoeken op de plaats waar hij is. Er is geen plaats voor hem bij het geweldige feestmaal van de natuur. Ze zegt hem weg te gaan, en zal snel haar eigen wil opleggen als niet het medelijden van enkele van haar gasten wordt opgewekt.”

De gruwelen van de vroege industriële revolutie en de parlementaire politiek van het oprichten van omheiningen worden zo genaturaliseerd. Malthus spreekt specifiek over landbouw, maar ondanks de verblindende lawine van gastro-porno en overvloedige technomanie blijven de verhandelingen over armoede en schaarste centraal staan in de kapitalistische moderniteit.

DM: Hoe sta je tegenover het vraagstuk van de draagcapaciteit? Bedoel je dat de hulpbronnen van de aarde oneindig zijn? Dat we steeds maar door kunnen blijven gaan?

Iain Boal: Nee, nee. Jij hebt gelijk. Het draagvlak is een echt probleem. De “commoners” (4) gingen harmonieus om met dat probleem: het ging allemaal om het ontginnen, vergaren en inzetten van hulpmiddelen. Maar het was historisch gezien altijd een kwestie van lokale empirische ervaring: Hoeveel water is er? Hoeveel kan worden gegraasd op een weide? Wie breekt de regels? Op hoeveel varkensvoer of brandhout heeft X recht? Moeten we Y voor werk naar de stad sturen?

De grove fout die door de moderne Malthusianen wordt gemaakt- vooral door Garrett Hardin in het venijnige en moraliserende verhaal dat hij de “Tragedy of the Commons” noemde- bestaat uit de veronderstelling dat het menselijke verhaal feitelijk niet gaat over het omgaan met de problemen van de draagcapaciteit, of anders gesteld, omgaan met de grond. In feite wordt er zuinig omgegaan met de middelen. De commoners hebben “gebruiksrecht” om bijvoorbeeld de dieren te laten grazen, voer te nemen, brandhout te verzamelen, fruit, bessen en noten te plukken, maar alleen als men er woont, en in bepaalde hoeveelheden, afhankelijk van de ecologische, historische kennis van de lokale gemeenschap over wat toelaatbaar is. Door de lokale kennis wordt grootschalige eco-schade vermeden. Ik wil niet zeggen dat ecologische vernietiging niet is voorgekomen in de geschiedenis- de ontbossing van het kustgebied van het Middellandse-Zeegebied is een klassiek voorbeeld- maar de tendens is dat zulks gebeurd door mensen van buiten het gebied en door de elite. Laten we het de staat noemen. De andere schuldige is de kapitalistische landbouw in privé handen. Dus Hardin had het precies bij het verkeerde eind.

Maar het is erg moeilijk om draagcapaciteit te bespreken in de context van extensieve landbouw onder een kapitalistisch regiem, omdat die productiewijze zeer inefficiënt is als alle factoren worden meegewogen. Gedeeltelijk komt dat omdat er een grote externe input nodig is, die over grote afstanden moet worden vervoerd. Het is bijvoorbeeld niet zo bekend, dat door een unilaterale wet van het Congres, de marine in de late 19e eeuw, wereldwijd negentig eilanden inpalmde, om zo de aanvoer van guano veilig te stellen, die nodig was om de bodem in de Verenigde Staten vruchtbaar te maken omdat die meedogenloos was uitgeput door de westerse boeren. Tegenwoordig zijn we afhankelijk van fossiele brandstoffen, en dat gaat gepaard met grote subsidies, prijsafspraken, belastingkortingen, en verborgen kosten. Wat zou de prijs van een liter benzine zijn als de kosten van de Zesde Vloot en de militaire basissen rond de wereld zouden worden meegerekend? En dat is maar het begin, we moeten ons realiseren, dat wat er op de boerderij gebeurt, waarschijnlijk maar 10 procent van het totale voedsel-complex omvat. De belasting is merkbaar in vele ecosystemen, en het is dan verleidelijk om apocalyptisch te worden.

DM: Ik denk dat een fout die veel Malthusianen maken, modern of niet, is dat ze individuen en de staten op een hoop gooien. Het volk van Mesopotamië heeft alle bossen vernietigd, dus gaat het volk van dit land deze bossen vernietigen, en zijn we allemaal in gelijke mate verdoemd, en alle mensen zijn verantwoordelijk. Maar hoe beantwoord je het vraagstuk van de draagcapaciteit van de hele planeet? Dat is een van de belangrijkste argumenten die we horen. We bereiken het punt, volgens de empirische feiten x, y en z waar we niet langer iedereen op de planeet kunnen ondersteunen, er zal dan dus een ineenstorting komen.

Iain Boal: Tja, als je het zo stelt is het gevaarlijke onzin. De Verenigde Staten, bijvoorbeeld, zouden we als onderbevolkt kunnen aanmerken, als de productiewijze en het systeem van landeigendom minder onrechtvaardig en irrationeel zouden zijn. Ondanks wat ik heb gezegd, denk ik niet dat er een overtuigend argument is voor de bewering dat we de limiet naderen van de draagcapaciteit van de aarde. Maar zoals ik eerder benadrukte, ik wil geen discussie voeren op die basis. Ecoloog Peter Taylor waarschuwde ons dat die snel voert naar globale abstracties, terwijl de echte plaatsen van macht en beslissingen verhuld blijven.

Natuurlijk ontken ik niet dat kapitalisme de basis van het leven op aarde bedreigt. Dat is zeker waar. Dat heb ik net ook min of meer gezegd. Maar ik weiger weer om met de Malthusiaanse veronderstellingen in zee te gaan. Waarom is het niet mogelijk om een reorganisatie van de landbouw voor te stellen, en dan bedoel ik niet een of andere techniek van Monsanto. Ik bedoel echte agrarische revoluties, ofschoon over de inhoud van die revoluties wel debatten zullen ontstaan. Marxisten zijn altijd enthousiast geweest bij de aanblik van echt grote tractoren. Ze horen niet graag van “stroomgebieden”(5) en “food miles”(6) en kleine Kropotkiaanse communes. Een herwaardering voor de bodem is een van de fundamentele eisen lijkt me, waarover niet kan worden onderhandeld (overigens, ontdaan van fascistische metafysica). De biologie zal op een revolutionaire manier nieuwe wortels moet vinden in de micro-ecologie, terwijl we op gebied van kunst weer achting moeten krijgen voor het lange tijd gekleineerde naturalisme. Neem het werk van de landbouwhistoricus Colin Duncan, of van de naturalist en bioloog Ignacio Chapela, dat zal belangrijk worden.

Koppelen we dit nu terug naar ons uitgangspunt: veel van het geklets over olie heeft dezelfde vorm als de theorieën van Malthus over voedsel als grondstof. De aanstaande “olie-catastrofe” heeft eenzelfde geloofwaardigheid, en is consistent met de lawine aan boeken en media-geleerdheid over het einde van… noem maar op. Natuurlijk moet het petro-kapitalisme zo snel mogelijk ontmanteld worden. Maar wat ik niet wil beweren, is dat het op instorten staat omdat we op het punt staan zonder olie te komen. Uit het hoofdstuk over “Afflicted Powers” waarin Retort de “Blood for Oil” stelling betwist, citeren we een komische, maar treffende uitspraak van Sjeik Yamani, toen hij de baas was van OPEC: “het stenen tijdperk is niet geëindigd door het gebrek aan stenen”. Er zal geen einde komen aan het olietijdperk door een gebrek aan olie. Er is nog een hele hoop olie en ze zullen meer blijven vinden en ook betere manieren ontdekken om de olie te winnen. Dus ik denk niet dat het om die reden zal gebeuren. Er zijn natuurlijk wel genoeg redenen waarom het zou moeten stoppen, omdat de olie-economie door zal gaan met het veroorzaken van menselijke en ecologische rampen.

DM: Wat je hebt gezegd herinnert mij aan een doemscenario waar de neoliberalen ook om moesten lachen, hoe het koper in het midden van de zeventiger jaren op zou raken en hoe dat de communicatie over de hele wereld zou aantasten. Maar in dit geval hadden de techneuten gelijk. Ze kwamen met een oplossing. Het kapitalisme bewees dat het flexibel was in de omgang met dit specifieke probleem.

Iain Boal: Inderdaad. Het kan waarschijnlijk zelfs leven met het einde van de olie. Het is een interessant probleem, of en in welke mate een groen kapitalisme mogelijk is. Het kan in ieder geval veel groener dan het nu is. Hoe dan ook, het kapitalisme zal niet ten onder gaan door olieschaarste. Dat wil niet zeggen dat het kapitalisme zal overleven door over te gaan op zonne-energie. BP zo wordt ons in hun nieuwe advertenties voorgehouden, betekent: “Beyond Petroleum”, en ze geloven er zelf ook een beetje in. Zoals je weet gaat het neoliberalisme niet over het bezit van zaken, zelfs niet over vitale middelen als oliebronnen, of over het fysiek produceren van goederen. Naomi Klein begint No Logo met de juiste opmerking, dat de nieuwe onderneming niets maakt; het koopt spul en voorziet het van een merk. En laat-kapitalistische ondernemingen leasen zo ongeveer alles. De kern is accumulatie van het circulerende kapitaal.

DM: En al doende schaarste creëren. We herinneren ons nog al dat gepraat over de “digitale kloof”? Er is een gebrek aan computers in de Derde Wereld! Waar komt dat vandaan? Ze hebben die zaken uitgevonden, en zeggen dan dat de Derde Wereld ze nodig heeft! Om te lachen, want in East Austin, het armere deel van Austin, hebben ze geen overdekte bushaltes. En het is er gloeiend heet, 112 graden (Fahrenheit) tijdens een hittegolf. Men ziet families die op een grinthoop zitten wachten, in een deel van de stad waar ze het bussysteem het hardste nodig hebben, en er is niet eens een eenvoudig dak boven het hoofd. Dat is het voorbeeld dat ik vaak gebruikte om duidelijk te maken dat technologie de macht niet overtroeft. Praten over de digitale kloof? We kunnen beter praten over de “daken-kloof”. Twee palen en een dak is een technologie die we al 80.000 jaar hebben, en de samenleving is niet in staat om ervoor te zorgen dat de vrouw die naar haar werk gaat, in de schaduw kan wachten, en men gaat zich zorgen zitten maken over of er wel genoeg iMacs naar Guatemala gaan.

Iain Boal: Zeg het maar, David. Eén grote catastrofe.

DM: Ik zou er in de eerste plaats over willen praten waarom zoveel Amerikanen, ondergedompeld in de westerse (Joods-christelijke) ideologie, zich zo aangetrokken voelen tot het dreigbeeld van catastrofes. Het lijkt me dat de onderliggende ideologie uiteindelijk passief is, ze maakt wijs dat we geen invloed meer op de wereld hebben, omdat het allemaal ten onder zal gaan, en er is niets wat we daar aan kunnen doen. Maar de wereld draait gewoon elke dag door, en dat is een veel groter probleem om mee om te gaan.

Iain Boal: Juist. Maar om even de historicus te spelen; wat in de tweede helft van de 18e eeuw gebeurde en in de 19e eeuw een wetenschappelijke gewoonte wordt, is dat de Christelijke catastrofe-houding vervangen wordt door- of misschien moeten we zeggen bedekt wordt door, samenlevend en deels samenwerkend- een Verlichtings-ideologie van de vooruitgang. En daarmee samenhangend, de idee van een lineaire, seculiere, universele tijd die onbegrensd naar de toekomst beweegt. Ze is deelbaar, equivalent, en kan door de nieuwe instrumenten worden gemeten. Dit is in sommige opzichten de antithese van de Christelijke opvattingen, waar het menselijke drama zich op een eindig aards terrein afspeelt. Er is een abrupt begin en een abrupt einde, het hele gebeuren duurt in een versie net zes duizend jaar. Darwin baseert zich op de grote geoloog Lyell die het zeer onbijbelse idee van een oneindige tijd introduceerde. De historicus Robert Proctor zegt terecht dat de ontdekking van die oneindige tijd belangrijker is dan het idee van oneindige ruimte. Hoe dan ook, het sluit goed aan bij de opkomende ideologie van vooruitgang.

Dit nieuwe idee van een wereld die feitelijk geen einde had – tenzij dan in termen van miljarden jaren – is vrij modern in het westen. Het is een Verlichtings-idee, en het kreeg meer aanhang na het midden van de 19e eeuw, toen het Christelijke catastrofe-denken werd verworpen door moderne opvattingen.

Darwin en Lyell hebben een nieuwe evolutionaire anti-eschatologie (leer over wat de mens te wachten staat na de dood, vert.) gevormd, die in plaats van de toekomst dramatisch te laten eindigen, de toekomst open en onbeslist laat. Niet langer leven we in het puin van een geruïneerde wereld, met een menselijk drama dat op aarde moet worden gespeeld, tot de verlossing en het einde komt, dit alles in overeenstemming met een goddelijk plan.

De Lyell-Darwin synthese verklaart de wereld door te kijken zoals hij is door de zeer langzame geologische veranderingen enerzijds – de invloeden van wind, gletsjers, druppelend water, erosie, en dergelijke – en anderzijds met betrekking tot de levende wereld, de processen van Malthusiaanse aard, die heel, heel langzaam soorten voortbrengt. Het is eigenlijk een anticatastrofe theorie, wat de geschiedkundigen uniformitariaans noemen.

We kunnen ons voorstellen waarom geseculariseerde Victoriaanse gentlemen -feitelijk imperialisten- zouden geloven dat concurrentie vooruitgang en het overleven van het superieure dierenras en natuurlijk de mens veroorzaakt. Mensen zoals Darwin en zijn familie de Wedgwoods.

De politiek van geleidelijkheid is hier zeer belangrijk. Niet-revolutionair. Evolutionair gradualisme is consistent met een bepaald meritocratisch ideaal. Darwin trouwde een van zijn Wedgwood nichten, een van de grootste industriële en non-conformistische families van Brittannië. Het was een burgerlijke ideologie van de graduele verbetering- door middel van een prestatiegerichte meritocratie – die hij op de natuur projecteerde. En nogmaals, dat wil niet zeggen dat de theorie van de natuurlijke selectie daardoor onjuist is, alleen omdat men kan aantonen dat het een theorie is over de wereld, die ook door zijn sociale oorsprong wordt beïnvloed. Dat worden ze allemaal. We moeten ons alleen bewust zijn van het feit dat theorieën partijdig zijn en proberen flexibel om te gaan met die partijdigheid. Maar dat is waarschijnlijk teveel gevraagd. In het algemeen krijgt een samenleving de wetenschap die ze verdient. Daarom trachten enkelen van ons om een nieuwe wetenschap te ontwikkelen, de “agnotologie”, die zich bezig moet houden met de culturele productie van de systematische onwetendheid.

Hier is een voorbeeld. Meer dan honderd jaar lang hebben de aardwetenschappen de neiging gehad om catastrofes te negeren, maar tegen het einde van de 20e eeuw begint catastrofisme terug te komen. Laten we het neo-catastrofisme noemen. Een deel van de verklaring is ongetwijfeld de toenemende politieke macht van Apocalyptische Christenen en evangelisten in de Verenigde Staten. Maar minstens zo belangrijk, is in mijn ogen de catastrofe van Hiroshima en Nagasaki, en de bouw van een wapen waarvan wetenschappers begonnen te geloven dat daarmee het einde van alles kon worden veroorzaakt. Omnicide.

Eigenlijk waren er al wetenschappers, lang voor Carl Sagan het idee van de nucleaire winter populair begon te maken, die in 1950 begonnen te werken aan omnicide en het probleem van de nucleaire uitroeiing van leven op aarde. Dus er is al een halve eeuw van voorbereiding voor wat nu een volgroeide ideologische transformatie is, van de hegemonie van het uniformitarisme tot het neo-catastrofisme.

DM: Maar zijn ze beiden niet zinnig in zekere zin?.

Iain Boal: Natuurlijk zijn ze beiden waar, maar ik heb het hier over ideologie. Als men de natuurlijke geschiedenis van de aarde wil begrijpen, moet men plotselinge gewelddadige gebeurtenissen en ook verschijnselen als winderosie in acht nemen.

DM: De planeet wordt immers zo nu en dan door een asteroïde geraakt?

Iain Boal: Juist. Neem de belangrijke uitsterving bij de K/T, de overgang tussen het Krijt en het Tertiair. Veel wetenschappers op het gebied van de aardwetenschappen geloven nu dat er 60 miljoen jaar geleden in Yucatan een inslag was die het einde betekende voor de dinosaurussen en een soort nucleair winter-effect tot gevolg had.

DM: En de Golf van Mexico maakte?

Iain Boal: En een tsunami die mogelijk anderhalve mijl hoog was. Een onvoorstelbaar grote gebeurtenis. Dit appelleert niet zo aan de verbeelding van Darwin en Lyell, die liever het druppelen van water bestudeerden, en het langzame onderzoek van de Malthusiaanse god die de gezondste organismes selecteert. Zoals ik al zei, ik denk dat we de wereld en onze omgeving en geschiedenis moeten bestuderen, door de mogelijkheden na te gaan hoe catastrofes en uitstervingen samen met de uniformitaristische principes in de werkelijkheid tegelijkertijd samen aan het werk zijn. Maar we moeten ons wel afvragen, waarom we nu zo geobsedeerd zijn door catastrofe en “einde”.

DM: Toen ik een kind was in de jaren ’70, ging ik naar Disneyland, en een van de tentoonstellingen was FutureWorld, dat ging helemaal over hoe de wereld er uit zou gaan zien in de toekomst. Een vriend van mij was daar onlangs en hij zei dat ze het hebben veranderd in “Jules Vernian”, een projectie van de toekomst van begin 1900, ze maakten dus een verleden toekomst, waarvan we allemaal weten dat die niet echt is, met gigantische gebouwen, observatieballonnen en luchtschepen…

Iain Boal: Wat Joe Corn, de geschiedkundige van technologie, zo mooi “de morgens van gisteren” noemde, en die natuurlijk altijd veel meer van het ogenblik van de voorstelling onthullen dan van welke toekomst dan ook.

DM: Dat is volgens mij echt tekenend, want niemand wil nu de toekomst projecteren. Niemand zou het nu geloven als men via een klein diorama laat zien hoe prachtig de toekomst zal zijn. Ik denk dat mensen zich realiseren dat er iets niet klopt, en dat ons huidige systeem geen stand zal houden.

Iain Boal: Ik kan het niet duidelijk genoeg zeggen. Met mijn kritiek op de heilige koe schaarste, wil ik niet zeggen dat er geen schaarste is. Die is er wel degelijk volgens mij. Maar we moeten begrijpen waarom en hoe die wordt gemaakt, en het is denk ik cruciaal, om de ideologie achter schaarste en neocatastrofisme te onthullen. Zo is het interessant om te vragen: “Waarom al dat gepraat over schaarste en ineenstorting nu?” Ten slotte zijn catastrofes een permanent en karakteristiek verschijnsel in de geschiedenis. Als we dus iemand horen zeggen, “De wereld voedselvoorraad zal in dat en dat jaar zijn uitgeput”, nou neem me dan niet kwalijk, maar nu sterven er ook iedere dag veertigduizend kinderen door de gevolgen van ondervoeding. Of misschien moet ik zeggen: door de oorzaken van ondervoeding. Voor die zielen is het al te laat. En er zijn er miljoenen – het precariaat- voor wie de catastrofe doemt. We hebben het niet over de toekomst. Het is gewoon vanavond.

Met andere woorden, als we kijken naar het landschap van de moderniteit, zouden we eigenlijk over catastrofes moeten praten. Natuurlijk moeten we dat. Het is één lange catastrofe geweest. Maar we moeten weigeren om dat op een Malthusiaanse manier te doen, door de schuld te geven aan overbevolking en armoede. En we moeten ons ervan bewust zijn dat het gepraat over catastrofisme en Apocalyps, typisch is voor de fundamentalisten.

Het schrijnende is dat het allemaal anders zou kunnen. Feitelijk leven we niet in een wereld van Malthusiaanse schaarste. Verre daarvan. Ik bedoel- en vergeef me voor deze abstractie, maar je weet wel waarom ik hem gebruik- denk aan “het geweldige feestmaal der natuur”. En toch is de geschiedenis van de moderniteit, de geschiedenis van de omheining, en kunnen de mensen niet meer beschikken over de toegang tot het land, de gemeenschappelijke schatkamer en de vruchten van de eigen arbeid. Door geweld uitgesloten en nu door “structural adjustment”.(7) Waar je ook kijkt, er is niks natuurlijks aan die schaarste. Het is een verhaal van list en geweld. Geen wonder dat de fabels die de intellectuelen van de moderniteit ons aanbieden “Prisoner’s Dilemma” en “Tragedy of the Commons” zijn. De vooronderstellingen van de economie zijn een schande, evenals de welig tierende nazaten van Malthus.

———-

Aanbevolen om te lezen:

– Allan Chase, The Legacy of Malthus, Knopf, 1977

– Adrian Desmond & James Moore, Darwin, Warner, 1991

– David McNally, Against the Market, Verso, 1993

– James Moore, “Wallace’s Malthusian Moment: The Common Context Revisited”, in Bernard Lightman, ed., Victorian Science in Context, Chicago, 1997

– Mike Davis, The Late Victorian Holocausts Verso, 2000

– Retort, Afflicted Powers, Verso, 2005 (Zie hier een recensie uit New Left Review)

Opmerkingen van de vertaler:

1) Antinomisme is een denkwijze of levensbeschouwing die zich niet aan wetten en wetsbepalingen wil onderwerpen.
2) Diamant.
3) Geloven in volmaakbaarheid.
4) De rechthebbenden op de gemeenschappelijke gronden.
5) Het stroomgebied geeft aan waar het effect van een milieuverstoring merkbaar zal zijn.
6) De afstand die voedsel aflegt op weg naar de consument. Het is een maatstaf voor de milieubelasting.
7) Door het IMF opgelegde maatregelen in ontwikkelingslanden: o.a. privatiseringen, dereguleringen en reductie van handelsbelemmeringen.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door David Martinez.)