Ga naar de inhoud

Fairfood: Tegen de honger

Terwijl ik dit schrijf zijn er vandaag al weer 13.852 doden gevallen door de wereldwijde honger. Het is met dit statistische gegeven dat ik wordt geconfronteerd als ik de website www.valdoodactie.nl van Fairfood bezoek.
Fairfood is een relatief nieuwe NGO in Nederland die zich in korte tijd behoorlijk heeft weten te profileren. Op 23 februari wil Fairfood met zo veel mogelijk mensen tegelijk “dood gaan vallen” op het Binnenhof in Den Haag als protest tegen “de honger”.

10 min leestijd
Placeholder image

Dit stuk verscheen in de reeks artikelen op de Geen Paniek website van Eurodusnie.

Het is natuurlijk sympathiek als iemand iets tegen honger wil doen. Maar het wereldvoedselprobleem wordt inmiddels door zo veel partijen misbruikt voor hun eigen agenda, dat enige scepsis wel gepast is als er weer eens een massale actie wordt opgezet tegen “de honger”. De WTO, het IMF en de WereldBank zijn officieel ook allemaal hard bezig tegen “de honger, maar in de praktijk komt het er op neer dat deze instellingen zo veel mogelijk geld naar westerse bedrijven proberen te pompen, vaak ten koste van de lokale bevolking. Het lijkt me dan ook gepast om de ideeën van Fairfood eens tegen de lamp te houden om te kijken of zij iets bij gaan dragen aan de oplossing van het voedselprobleem.
Fairfood hoopt de honger te bestrijden met behulp van “eerlijke handel”, want “het probleem is niet de handel, maar de ongelijkheid ervan”. Fairfood vindt dat ongelijkheid in handel bestreden moet worden door het implementeren van “eerlijke handelsregels”, die ze op haar site heeft samengevat in vijf punten. We lopen ze even af…

“Ten eerste moet de overheid erop toezien dat alle spelers gelijke toegang hebben tot middelen zoals productiefactoren, investeringskapitaal, kennis en onderwijs, en verzekeringen. Als een bedrijf uit Nederland meer subsidie krijgt dan een bedrijf uit Malawi zal het niet lang duren voordat de concurrent uit Malawi failliet gaat.”

In Malawi moet dus iedereen toegang hebben tot onderwijs en “produktiefactoren”. Iedere boer in Malawi dus een tractor, een melkwagen van Campina die dagelijks de melk komt ophalen, een ligboxenstal, een pensioenregeling, een ziektekostenverzekering en kinderen op de universiteit à raison 1500 euri per jaar per kind. Dat zou natuurlijk zoden aan de dijk zetten, maar zelfs als je met alle Nederlanders besluit jezelf collectief in brand te steken op het Binnenhof ga je dat nog niet bereiken. Op dit moment wonen er zo’n 3 miljard boeren in ontwikkelingslanden, daar kun je onmogelijk allemaal een moderne boerderij voor kopen.

Daarnaast gaat deze spelregel er aan voorbij dat door zaken als klimaatsomstandigheden, bodemgesteldheid en ongelijkheid in grondbezit de potentiële productie van verschillende spelers per definitie ongelijk is. In Saoudi-Arabië gelden andere productiefactoren dan in Malawi, Zwitserland of Australië. In Nederland krijgt een boer subsidie, maar in Malawi werk een boer voor 20 eurocent per dag. Als een boer in Malawi voor 20 eurocent per dag werkt en de Nederlandse boer daar niets voor voelt zal het niet lang duren voordat de concurrent uit Nederland failliet gaat. En failliet gaan ze, die Nederlandse boeren. “Dumping” van voedsel vind namelijk niet alleen plaats op economisch, maar ook op sociaal niveau.

“Ten tweede moeten alle spelers gelijke toegang hebben tot markten. Helaas wordt het bedrijven uit Malawi (om maar even bij het voorbeeld te blijven) bijna onmogelijk gemaakt aan de grens van fort Europa om bewerkte landbouwproducten in te voeren. Deze leveren veel meer op dan onbewerkte producten. Zo wordt hongerlanden de kans ontnomen om echt iets te verdienen en bovendien een eigen economie op te bouwen.”

De EU werpt barrieres op voor buitenlandse producten, maar in Malawi zelf wonen natuurlijk ook mensen die eten moeten kopen. Als de boeren in Malawi nou eerst eens voor hun eigen bevolking gingen produceren zou dat al een hele stap vooruit zijn, tenslotte hebben in Malawi meer mensen honger dan in Nederland. Helaas komen ze daar zelfs niet aan toe. Dat komt namelijk omdat de WTO en de Wereldbank Malawi in een een-tweetje verboden heeft prijsfluctuaties in haar eigen markt te ondervangen met subsidies, zoals dat in Europa wel gebeurt in tijden van crisis. Als de oogst in Malawi mislukt breekt er honger uit, zoals dat afgelopen winter is gebeurd. Dat is erg vervelend, maar volgens de Wereldbank noodzakelijk voor de ontwikkeling. Immers: Alle spelers moeten namelijk gelijke toegang hebben tot markten en overheidssteun aan bedrijven die over de kop gaan is oneerlijk. Dat vind Fairfood ook.
Als de prioriteit echt bij hongerbestrijding zou liggen zou Fairfood hier opteren voor het tegengestelde wat zij hier voorstelt. Alle spelers moeten recht hebben om hun productie op hun eigen manier te regelen. Dat concept heet “voedselsoevereiniteit”, en wordt door de internationale boerenorganisatie “La Via Campesina” op een goed uitgewerkte manier wereldwijd als eerste stap gepresenteerd in de oplossing van het hongerprobleem. Het recht op zelfbeschikking in de voedselmarkt zou voor het geval van Malawi betekenen dat boeren bestaanszekerheid zouden krijgen en voorrang op hun eigen markt, waarmee ze in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien.
Tegelijkertijd betekent een systeem van voedselsoevereiniteit dat boeren in Europa ook niet hoeven te concurreren met Afrikaanse boeren die voor 20 cent per dag werken. Op deze manier kunnen Europese boeren gewoon ook hun werk blijven doen en gezond voedsel produceren op een milieuvriendelijke wijze. Zonder sociale dumping kan de Europese produktie kan omlaag en de economische dumping kan stoppen. Helaas voelen overheden er vandaag de dag meer voor om boeren door verschillende vormen van dumping tegen elkaar uit te spelen, en zo de voedselprijzen laag te houden ten kosten van mens en milieu.

“Ten derde moet globalisering van de vrije markt gepaard gaan met globalisering van herverdeling via belasting waarmee bijvoorbeeld spelregel 1 kan worden gefinancierd. Maar helaas, er bestaat geen mondiale belasting die dit realiseert. Weer een spelregel die niet wordt toegepast waardoor het gat tussen rijk en arm groeit.”.

Er moet dus een orgaan komen dat belasting gaat heffen en daarmee een wereldwijde verzorgingsstaat gaat bouwen. Op zich ben ik ook niet vies van utopisch geouwehoer, maar je kunt het ook overdrijven. Het zou ook heel mooi zijn als we een machine zouden bouwen die slagroomtaarten in een baan om de aarde schiet en zorgt dat deze vervolgens met behulp van parachutes neerkomen op plekken waar mensen honger hebben, maar dat zit er voorlopig even niet in.

“Ten vierde dient de overheid ervoor te zorgen dat alle kosten ook daadwerkelijk in het produkt zitten. Als in Malawi geen milieukosten hoeven worden berekend, kan de vervuiler ook niet betalen, wordt het milieu niet hersteld en heeft de bevolking in z’n geheel minder vruchtbare grond ter beschikking. Het gevolg is dus nationale verarming.”

Omdat in producenten niet altijd op hoeven te draaien voor de schade die zij toebrengen aan het milieu kampen landen als Brazilië, Thailand en Argentinië met een enorm probleem van woestijnvorming. Brazilië en Argentinië mogen dus alvast geen voedsel meer exporteren van Fairfood, want dat is oneerlijke concurrentie. Laat dat nu net de voornaamste peilers van deze economieën zijn. Dumping vind niet alleen op sociaal en economisch vlak plaats, maar ook op het vlak van het milieu en de natuur.
In Malawi zijn boeren niet verplicht om te betalen voor hun sociale zekerheid en gezondheidszorg, want die krijgen ze toch niet, dus wat dat betreft zou van Fairfood de Europese grenzen ook dicht mogen voor landbouwproducten uit Malawi. Dat is dan weer in strijd met hun tweede punt dat juist zegt dat Malawi wel moet mogen exporteren naar Europa. Fairfood moet prioriteiten stellen aan wat ze wil, de regels die ze voorstelt spreken elkaar tegen.
Fairfood neemt ook niet echt de moeite om de kosten te definiëren die het produkt moeten worden geïntegreerd om dumping te voorkomen. Over de legitimiteit van kosten voert al weer een paar decennia een stevig debat in de WTO en daar komen ze er ook niet uit, dus het valt ergens ook wel te begrijpen dat Fairfood zich er ook niet aan waagt.
Misschien is het een beter idee om niet te streven naar een universele standaard van te integreren kosten, maar om die producenten die wel willen opdraaien voor schade aan zichzelf en/of het milieu in ieder geval te beschermen tegen producenten die dat niet doen. Op deze manier zouden we sociale lasten en zorg voor het milieu niet als overbodige kostenposten hoeven te worden beschouwd, net als het recht van een overheid op interventie in tijden van voedselcrisis, bijvoorbeeld in Malawi.

“Ten vijfde is het van belang dat er voldoende concurrentie is, zodat spelers kunnen kiezen met wie ze zaken doen. Helaas zien we een geweldige concentratie in de voedselhandel. Een boer in Malawi heeft praktisch geen keus meer aan wie hij zijn export produkten moet slijten. Een dergelijke concentratie binnen de EU is verboden, maar buiten de EU mag het kennelijk wel. Het resultaat is dat een boer in Malawi geen onderhandelingsmacht meer heeft en aan het uitbuitlijntje van de grote handelaar loopt. We zien het wereldwijd gebeuren: de prijzen voor landbouwproducten dalen en dalen en het is te duur voor een boer om te switchen naar een ander product.”

De wereldwijde voedselmarkt is in handen van een handjevol multinationals (Nestle, Kraft, Cargill, Danone, Ahold, etc.). De Europese voedselmarkt wordt bepaald door precies dezelfde bedrijven die in Afrika de scepter zwaaien, alleen wordt in Europa voor een groot aantal “sleutelproducten” een minimumprijs bepaald door de EU. Malawi is geen lid van de EU, en zit zoals gezegd in de tang bij de WereldBank, dus het bepalen van een minimumprijs zit er daar voorlopig niet in. Dat heeft niets met concurrentie te maken. Er is geen gezonde concurrentie op de wereldwijde voedselmarkt, ook niet in Europa. Daarom zijn die boeren in Nederland ook zo kwaad op die prijsstuntende supermarkten.

Doodvallen

De eisen van Fairfood vormen een allegaartje van leuke, naïeve en bij vlagen idiote idealen. Dit is geen programma waar je de wereldhonger mee oplost, dit is een waanidee. Het programma van Fairfood gelooft gaat er van uit dat handel onder bepaalde voorwaarden welvaart gaat brengen. Dat is een standpunt dat te verdedigen is. Fairfood gelooft ook dat de juiste voorwaarden ervoor kunnen zorgen dat onder de juiste voorwaarden handel iedereen welvaart kan bieden. Dat is al stukken moeilijker uit te leggen, vooral omdat Fairfood deze voorwaarden niet op een coherente manier naar buiten toe te communiceert. De vraag rijst waarom Fairfood met zo veel geld en energie een enorme campagne opzet, maar eigenlijk totaal geen moeite doet om haar standpunten uit te werken. Het lijkt me dat het antwoord te vinden is op de door Fairfood georganiseerde doodvaldag op het Binnenhof.
Er zal zich een enthousiaste menigte verzamelen op die dag en mensen zullen met zijn allen op het Binnenhof gaan liggen, er zullen journalisten zijn die foto’s schieten van kamerleden die quasi geëngageerd meedoen. Deze kamerleden zullen dan voor de camera uitleggen dat hun agenda overeenkomt met die van Fairfood, en dat zij ook een sociaal gezicht hebben. Vervolgens zullen deze kamerleden weer overgaan tot de orde van de dag en Fairfood herinneren als een NGO die hen begrijpt, met hen mee wil denken, constructief in het debat staat en de complexiteit van het wereldvoedselprobleem op een tastbare manier naar het gepeupel communiceert. De overheidssubsidie aan Fairfood zal daarmee wel weer een tijdje zijn veilig gesteld. De handel in oplossingen is big business. De Fairfood dodenteller staat inmiddels op 16.045.

Dit stuk verscheen in de reeks artikelen op de Geen Paniek-website van Eurodusnie. Als je wilt reageren op het stuk, doe dat dan best daar. Of op beide websites.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Dirk/Geen Paniek!.)