Europees Parlement mee in het militariseringsbad
“De Europese Unie bevindt zich in oorlogsmodus”, zei Josep Borrell, de ‘hoge vertegenwoordiger voor het buitenland- en veiligheidsbeleid van de EU’ op de veiligheidsconferentie van München in februari 2023. De man sprak de waarheid, want de Europese Unie ondernam tot nog toe geen enkele diplomatieke poging om tussen te komen in de oorlog van Rusland tegen Oekraïne. Integendeel, de EU zet helemaal in op het leveren van steeds meer en steeds zwaardere wapens aan Oekraïne, waarvan de militaire overwinning op Rusland als de enige garantie op een duurzame vrede wordt bestempeld.
(Illustratie van vrede.be)
Dat werd ook beaamd in een resolutie van het Europees Parlement, die op 16 februari door een grote meerderheid werd goedgekeurd. Daarin leest men bv. dat “het winnen van de oorlog tegen Rusland het belangrijkste doel van Oekraïne is, in die zin dat Oekraïne in staat is alle troepen, gelieerde groeperingen en bondgenoten van Rusland uit het internationaal erkende grondgebied van Oekraïne te verdrijven” en dat het Europees Parlement van mening is “dat dit doel alleen kan worden bereikt als de leveringen van alle soorten wapens, zonder uitzondering, blijvend worden gecontinueerd en gestaag worden uitgebreid”. Want, nog volgens de resolutie strijdt Oekraïne niet alleen voor zijn soevereiniteit, maar ook voor “de vrijheid, de democratische beginselen, de rechtsstaat en de Europese waarden”.
Onze Europese waarden verdedigd zonder dat daarbij één EU-burger – tenzij hij of zij journalist is – zijn leven riskeert, voor zoiets mag de Europese portemonnee toch een gulle bijdrage leveren?
Drietrapsraket met meer munitie
En zo is aan het geschieden. Wie oorlog wil voeren moet munitie hebben, kogels, obussen, raketten. Oekraïne zou dagelijks zo’n 7000 stuks afschieten, terwijl het voor Rusland over wel 50.000 zou gaan [1].
Europese ‘solidariteit’ betekent dus munitie voor Oekraïne. Begin maart werd daartoe een actieplan in drie stappen voorgesteld, het werk van de Europese Commissie, het Europees Defensie Agentschap en Borrell’s diplomatieke dienst (EEAS).
De eerste stap was het vergroten van de financiële pot waaruit lidstaten vergoed worden voor de schenking van munitie uit hun eigen stocks aan Oekraïne. Die pot, met de surrealistische naam ‘Europese Vredes Faciliteit’ kreeg er 1 miljard bij, en zal daarmee voor 4,6 miljard € wapens aan Oekraïne geleverd hebben.
Om niet gehinderd te worden door legale of democratische bezwaren (het is de EU verdragsrechterlijk verboden om het EU-budget aan te wenden voor militaire doeleinden) werd de European Peace Facility opgericht buiten de officiële EU-instellingen. Het is een internationaal akkoord tussen lidstaten, waarin het Europees Parlement niet tussenkomt. Nationale parlementen zouden dat kunnen, maar gezien de grote consensus onder de mainstream partijen dat Kiev de Europese waarden verdedigt is daar weinig gevaar voor.
Het tweede luik is de gezamenlijke aanschaf door de lidstaten, via het Europees Defensie Agentschap, van munitie, o.a. 155 mm obussen en mogelijks raketten. Het plan zou vóór 30 september 2023 moeten rond zijn, en ook hiervoor werd 1 miljard € voorzien. Maar terwijl het principe van de bewapening van Oekraïne nauwelijks een Europees debat ontlokte, is de vraag welke wapenfabrikanten met de winst mogen gaan lopen wel de inzet van disputen. Door dat te beperken tot de Europese wapenindustrie (inclusief Noorwegen, geen lidstaat maar wel behorend tot de Europese Economische Ruimte) zou het een kleine tegenzet zijn tegen Biden’s industrieel protectionisme. Maar wat als in de leveringsketen van de munitiesector niet-Europese bedrijven zitten? Op 5 mei blijkt daarover een akkoord bereikt te zijn, waarbij buitenlandse schakels in de productieketen geen bezwaar vormen voor de Europese aanbestedingen.
Luik 1 en 2 gaan over de korte termijn, maar de ‘oorlogsmodus’ waarover Borrell het had eindigt in de ogen van de Europese leiders niet met het einde van de oorlog in Oekraïne (tenzij men die nog jaren ziet aanslepen). Het derde luik moet de Europese munitieindustrie paraat maken om vlot op de toekomstige vraag te kunnen inspelen. Op 3 mei stelde Thierry Breton, de Franse commissaris bevoegd voor de interne markt, het ASAP-plan voor, wat staat voor ‘Act in Support of Ammunition Production’. Met een Europese subsidiepot van 500 miljoen € wil de EU de Europese munitieproducenten ondersteunen om binnen een jaar de jaarproductie tot 1 miljoen stuks te kunnen opdrijven. Commissaris Breton had de voorbije weken zelfs verschillende munitiefabrieken in Europa bezocht. Over de samenstelling van de 500 miljoen zei Breton nog dat, naast het directe EU budget, lidstaten ook gelden kunnen vrijmaken uit het cohesiefonds (bestemd voor de ondersteuning van de armere regio’s in Europa) en van het Recovery and Resilience Facility, bestemd om de economische gevolgen van de coronacrisis te counteren. “Munitiefabrieken liggen toch vaak in geïsoleerde regio’s”, aldus Breton, cohesiegeld is er dus helemaal op zijn plaats…
ASAP
Wat bij dit ASAP-plan moet onderstreept worden, is dat het deel zal uitmaken van de gewone EU-wetgeving, eenmaal het goedgekeurd is door de Raad van ministers (de lidstaten) en het Europees Parlement. We vermeldden reeds dat luik 1 en 2 intergouvernementele akkoorden zijn, die strikt juridisch gezien buiten de EU om gesloten worden. Dat dit niet het geval is voor ASAP heeft er onder andere mee te maken dat een deel van het geld afkomstig zal zijn uit het Europees Defensiefonds, waarvan het budget door het Parlement moet goedgekeurd worden. Maar ondertussen zullen de Europese leiders voldoende gerustgesteld zijn dat er van het Parlement weinig tegenkanting te verwachten is tegen de Europese militarisering.
Het Parlement had trouwens eerder al carte blanche gegeven aan het Europees Defensiefonds voor de manier waarop het goedgekeurd budget in de zevenjarige budgetperiode besteed zou worden. Als het nog nodig was gaf de grote meerderheid van het Parlement nog een bijkomend teken van goodwill door in te gaan op de wens van de Commissie om de wetgevingsprocedure in versneld tempo – het zogenoemd fast track – af te haspelen. (Heb je’m? Asap, haha…)
Op 9 mei gaf het Parlement daarvoor groen licht. Spreektijd e.d. zullen tot het minimum herleid worden, en waarschijnlijk is het zaakje rond met een speciale zitting van het Parlement eind deze maand.
Toch niet alle Europarlementsleden lusten kruitdampen
Destijds zei de toenmalige commissievoorzitter Barroso over het neoliberaal economisch keurslijf, de economic governance, die de EU naar zich toegetrokken had : “Wat er plaatsgrijpt, is een stille revolutie, een stille revolutie op het vlak van sterker economisch bestuur, stap voor stap. De lidstaten hebben aanvaard – en ik hoop dat ze het correct begrepen hebben – ze hebben aanvaard dat een heel belangrijke macht bij de Europese instellingen komt te liggen op het vlak van toezicht, en een veel sterkere controle op de overheidsfinanciën.” Dat was in juni 2010. Moet men zich niet eveneens afvragen of de europarlementsleden wel correct begrepen hebben waarin ze toestemmen?
Is het geen ‘stille revolutie’ als de EU-machinerie nu beetje bij beetje kan ingeschakeld worden voor de ambities van een verwaande politieke elite die droomt van een Europees Pentagon en een Europees militair-industrieel complex? De weinigen die zich tegen deze perfide Europese koers hebben uitgesproken verdienen onze erkentelijkheid en aanmoediging. Er is bijvoorbeeld Clare Daly, Iers europarlementslid voor Independents4change en haar collega Mike Wallace, en de Duitse antimilitariste Özlem Demirel (Die Linke).
Ook Marc Botenga (België, PVDA/PTB) neemt dit niet: “Commissaris Breton wil enorme hoeveelheden belastinggeld geven aan uiterst winstgevende multinationals, maar weigert elk democratisch debat. Het voorstel gaat verder dan steun aan Oekraïne en draagt bij tot de oprichting van een Europees netwerk van wapenproducenten, een echt militair-industrieel complex van de EU.” Hij wijst er ook op dat ASAP de rechten van werknemers ondermijnt. “In artikel 18 van de wet wordt voorgesteld de arbeidstijdenrichtlijn te omzeilen, die minimale dagelijkse en wekelijkse rusttijden, jaarlijkse vakantie, pauzes, maximale wekelijkse arbeidstijd en nachtarbeid voorschrijft.”
[1] Een andere bron spreekt van 60.000-210.000 stuks per maand aan Oekraïense kant, 600.000 à 1,8 miljoen aan Russische.