Ga naar de inhoud

EU, van Sevilla naar Denemarken

Voordat Denemarken het voorzitterschap van de EU overnam, werd in Sevilla een Eurotop gehouden. Wat daar besproken werd, en wat in de nabije toekomst op de agenda van de EU staat, beschrijft dit artikel.

11 min leestijd
Placeholder image

Dit stuk verscheen eerder in Dusnieuws 36, juli/aug 2002

De Eurotop in Sevilla trok naast de gebruikelijke hoeveelheid ministers en ambtenarendelegaties ook weer grote massa’s demonstranten, variërend van vakbondsleden, anarchisten tot illegale migranten. De protestacties kregen echter nauwelijks aandacht van de reguliere media, hoewel ze wat omvang betreft niet onderdeden voor eerdere toppen. Het uitblijven van omvangrijke rellen was hier waarschijnlijk debet aan. Maar ook voor veel Europese ministers leverde de Spaanse top niet op wat ze ervan verwacht hadden. Met name Blair en Aznar hadden ingezet op ongekend harde maatregelen om de migratie naar de Europese Unie en het ‘illegalenprobleem’ tegen te gaan. De uiteindelijke afspraken gingen minder ver dan ze gehoopt hadden, maar betekenen desondanks een verdere verharding van het beleid ten aanzien van migranten. Naast migratie was de uitbreiding van de Europese Unie het belangrijkste onderwerp in Sevilla. Beide onderwerpen komen aan de orde in deze eurocorner.

migratie

Vaak lees je in kranten dat er per jaar naar schatting 500.000 vluchtelingen over de Middellandse Zee naar Europa komen, en doorgaans wordt door politici gesuggereerd dat dit aantal alleen maar toeneemt. Op dezelfde wijze wordt gesproken over reeds aanwezige ‘illegalen’. In werkelijkheid weet niemand hoeveel illegale migranten er zijn in Europa, en of dit aantal daalt of stijgt. Wel is het zo dat er de laatste tien jaar een scherpe daling in heel Europa is geweest van het aantal asielverzoeken.

Desondanks – en ondanks het feit dat Europa slechts 2 procent van de vluchtelingen in de hele wereld opvangt – hadden veel staatsleiders hoog ingezet om hardere maatregelen tegen de ‘instroom’ van migranten af te dwingen. Amnesty International waarschuwde voorafgaand aan de top voor een ‘oorlog tegen illegale migratie’. Zo waren met name de Spaanse premier Aznar en zijn Italiaanse collega Berlusconi voorstanders van een Europese grenspolitie. De meeste andere lidstaten zagen hier weinig in, maar maakten wel afspraken voor een beter ‘management’ van de buitengrenzen: er zullen meer gezamenlijke bewakingsoperaties komen, er zal efficiënter samengewerkt worden tussen de douanekorpsen van verschillende lidstaten en er komt meer aandacht voor opleidingen voor grenswachten.

Een zeer vergaand plan van Tony Blair om herkomstlanden van migranten die niet willen meewerken aan repatriëring, te korten op hun ontwikkelingshulp, ging ook niet door. In plaats daarvan werd afgesproken dat bij het afsluiten van economische verdragen tussen Europese lidstaten en derde landen, er standaard clausules worden opgenomen over verplichte repatriëring – iets wat nu meestal reeds gebeurt. Landen die onvoldoende bereid zijn illegalen terug te nemen, zullen dus economisch gestraft worden.
Een concrete maatregel die werd genomen, was de introductie van een gezamenlijk visa-systeem. Via een database zullen autoriteiten in elke lidstaat kunnen zien wie er in welke lidstaat een visum heeft aangevraagd, en op welke gronden dat eventueel is afgewezen. Verder streeft men nog steeds naar een geïntegreerd asiel- en opvangbeleid, zoals afgesproken op de top in Tampere in 1999. Volgens de planning moet dit nu eind 2003 geheel rond zijn.

Zowel op nationaal als Europees vlak is er sprake van een verharding van het migratiebeleid, en met name de laatste paar jaar met de opmars van rechtspopulistische partijen, is dit in een stroomversnelling geraakt. Het gaat om maatregelen als het inperken of afschaffen van gezinshereniging, sneller terugsturen van niet gewenste vluchtelingen, en het beperken van de instroom. Opvallend is de wisselwerking die plaatsvindt tussen lidstaten en de Unie: een veel gehanteerde redenering op nationaal vlak is “wij moeten ons beleid aanpassen (verharden) om niet uit de pas te vallen met omringende landen” – dit levert automatisch een reeks landen op die hier weer op achterloopt, ook weer het beleid moet aanpassen, etcetera. Vervolgens moeten op Europees niveau weer scherpere maatregelen genomen worden, in het kader van de harmonisatie van beleid. Verrechtsing wordt op deze manier een self fulfilling prophecy.

Een redenering die de laatste maanden sterk aan populariteit wint bij Europese politici is “een harder immigratiebeleid is nodig, om het thema niet aan uiterst rechts over te laten”. Als dit uiteindelijk ertoe leidt dat vrijwel identieke maatregelen door zogenaamd ‘linkse’ politici worden genomen, maakt dit natuurlijk voor het beleid weinig uit. Het gaat er dan alleen nog om wie de meeste stemmen krijgt als beloning voor het beloven van ferme maatregelen tegen migratie. Vooral de illegale migratie wordt dan voorgesteld als een bijbelse plaag die het continent naar de rand van de afgrond dreigt te brengen. Volgens premier Barroso van Portugal brengt illegale migratie zelfs “de stabiliteit van het politieke systeem in Europa in gevaar”. Dit terwijl het rijke Europa slechts een fractie opvangt van het totaal aantal vluchtelingen in de wereld – de meesten komen terecht in andere arme landen.

Een categorie vluchtelingen die wel gastvrij wordt ontvangen in Europa, zijn mensen die de economie ten goede komen. Landen als Oostenrijk en Duitsland profiteren al volop van technici, medici en IT specialisten uit Oosteuropese landen, en in Nederland worden de grenzen opengezet voor Oosteuropeanen die hier de asperges uit de grond komen steken (en dan weer mogen vertrekken). In Groot Brittannië bestaat inmiddels een ‘fast track’ beleid voor het binnenhalen van economisch nuttige migranten. Minister voor immigratie Beverly Hughes verklaarde: “Migranten leveren een belangrijk aandeel aan de samenleving. De regering wil migranten aantrekken die een stimulans zijn voor onze economie”(1). Commissievoorzitter Prodi praat over migranten als “een bron van vitaliteit en energie, waar het verouderende Europa behoefte aan heeft”(2). Dit gold kennelijk niet voor de 400 illegale migranten uit Marokko, Ivoorkust en Senegal, die in de buurt van de conferentie in Sevilla in een sporthal in hongerstaking gingen, om een legale status af te dwingen. De Spaanse politie had al snel een cordon rond de hal gelegd; mensen die zich bij de actie trachten aan te sluiten werden aangehouden

chinese illegalen ontdekt

Het ziet er naar uit dat de verharding van het vluchtelingenbeleid zowel op het niveau van de lidstaten als op europees niveau wordt doorgezet. Vanaf 1 juli is Denemarken voorzitter in Europa, en precies op die dag wordt in Denemarken een extra streng immigratiebeleid van kracht, waarbij de ‘instroom’ beperkt wordt, nieuwe asielzoekers minder geld krijgen en gezinshereniging vrijwel wordt afgeschaft. In de meeste andere Europese landen worden dergelijke maatregelen voorbereid of ingevoerd.

De uitbreiding van de Europese Unie

De plannen voor de uitbreiding van de Europese landen met een reeks landen uit Midden- en Oost Europa stammen uit 1993.(3) Het belang van dit kolossale project wordt door politici doorgaans met de volgende argumenten uitgelegd:
* “historische plicht”: het opnemen van de voormalig communistische landen in de ‘democratische moederschoot’;
* politiek: het bevorderen en consolideren van vrede en veiligheid op het continent;
*geopolitiek: een groter Europa staat sterker in de wereld. “Europa gaat over het bundelen van krachten opdat wij extern onze positie in de globaliserende wereld weten te beveiligen. Slagen wij daarin, zowel politiek als economisch, dan staat Europa weer sterk”(4);
*economisch: grotere afzetmarkt, sterkere positie op de wereldmarkt. Opvallend is altijd de zeer geringe politieke betrokkenheid geweest van de Europese burger bij dit proces: zo bleek onlangs uit een onderzoek van de ‘eurobarometer’ dat 83 procent van de Europeanen weinig tot niets weet van de uitbreiding. In veel lidstaten bestaan er meerderheden van de bevolking tegen de uitbreiding. Extreem en populistisch rechts, zowel in de huidige lidstaten als in de kandidaat lidstaten, is inmiddels in dit electorale gat gesprongen. Veel rechtse populistische partijen moeten niets hebben van ‘Brussel’ en zijn tegen uitbreiding. Le Pen heeft, behalve door zijn verzet tegen globalisering en immigratie, flink wat stemmen gewonnen door zich af te zetten tegen de uitbreiding. In Ierland zien nationalistische groepen de uitbreiding als een bedreiging voor de Ierse onafhankelijkheid. De Duitse CSU’er Stoiber, hoewel geen tegenstander, zet het onderwerp in bij zijn verkiezingsstrijd met Schröder. In Oost- en Midden Europa is er volgens NRC correspondent Renee Postma een ‘haiderisering’ aan de gang: een opvallende opmars van nationalistische rechts-populistische partijen die tegen de uitbreiding zijn. De twee belangrijkste argumenten die populistisch en extreem rechts tegen de uitbreiding inbrengt, zijn de vermeende toestroom van Oosteuropeanen, en de grote kosten van de uitbreiding. Meer in het algemeen wordt wel gewezen op het mogelijke gevaar voor een verzwakking van de euro en het feit dat Europa bestuurlijk gezien slecht is voorbereid op de uitbreiding. In Nederland probeerde Dijkstal met het anti-uitbreidings-sentiment mee te liften (“uitbreiding is een bedreiging voor de euro en de schatkist”) maar zelf werd hij hier niet populairder door. De opstelling van de LPF is nog onduidelijk; men pleit voor bestuurlijke verdieping van de EU voordat uitbreiding kan plaatsvinden, verder wil men een referendum over het onderwerp en is LPF voorstander van het opzeggen van het Schengenverdrag (“Pim heeft het zo gewild”).

Steeds meer politici krijgen door dat de uitbreiding nog bepaald geen geregelde zaak is. Schröder heeft gewaarschuwd dat het steeds sterker wordende rechtsradicalisme een bedreiging is voor de uitbreiding. In Sevilla besloten de Europese leiders een speciale clausule in de eindtekst op te nemen, waarin de Ierse onafhankelijkheid gewaarborgd wordt – in het najaar gaan de Ieren immers weer stemmen over het verdrag van Nice, en dus ook over de uitbreiding. De uitbreiding wordt door Europese politici zelfs al ingezet als manier om de migratie tegen te gaan – uitbreidingscommissaris noemde de uitbreiding “goed voor het migranten- probleem”, en Jean Luc de Haene merkte op dat “de EU uitbreiding ons behoedt voor stromen migranten”. Het is tekenend voor de verrechtsing in Europa dat de uitbreiding met anti-migratiesentimenten verkocht moet worden.

Een groot probleem bij de uitbreiding is het bestaande systeem van landbouwsubsidies, het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB), bestaande uit omvangrijke inkomenssubsidies aan Europese boeren. In de huidige Unie profiteren 7,5 miljoen boeren van de inkomenssubsidies – wat jaarlijks ruim 40 miljard euro kost van de begroting van de EU – terwijl er in Polen alleen al 4 miljoen boeren wonen. Een aantal landen, de zgn. bende van vier (Duitsland, Nederland, Engeland en Zweden) eist dat het GLB eerst drastisch wordt hervormd voordat de uitbreiding plaatsvindt. Als compromis heeft de Commissie voorgesteld een overgangsregeling voor de “nieuwe” boeren te hanteren, waarbij deze vanaf het toetredingsjaar 2004 slechts 25 procent krijgen van de reguliere inkomenssubsidies. Dit percentage wordt dan in de loop van tien jaar opgekrikt tot 100 procent. De kandidaat-lidstaten hebben fel tegen dit voorstel geprotesteerd omdat ze vinden daarmee achtergesteld te worden bij de boeren van de huidige lidstaten. Ze hebben daarin natuurlijk gelijk; aan de andere kant zijn ingrijpende hervormingen in de landbouwsecor van Midden en Oosteuropa onvermijdelijk als deze landen toetreden tot de interne markt. Ook met subsidies maakt deze sector wat betreft concurrentiekracht geen enkele kans tegenover de landbouwsector in de bestaande lidstaten. De huidige lidstaten zullen diep in de buidel moeten tasten om een sociale explosie op het platteland in Midden en Oosteuropa op te vangen. Een forse bedrijfsbelasting in de huidige lidstaten voor steun aan de arme economieën in de nieuwe lidstaten zou een optie zijn – maar of dit in het huidige rechtse klimaat ook tot de mogelijkheden hoort is nog maar de vraag. Dit laatste geldt ook voor de hervorming van het bestaande GLB. Het grootschalig subsidiëren van een complete beroepsgroep is totaal onzinnig, het houdt prijzen kunstmatig hoog, leidt stelselmatig tot overproductie en milieuonvriendelijke productie en heeft bovendien zeer negatieve gevolgen voor veel boeren in de ‘derde wereld’. Met name Frankrijk, maar ook Spanje en Italië houden echter vast aan de inkomenssubsidiëring – daar zitten veel boeren, en die zijn belangrijk bij de verkiezingen. Aan de andere kant is het ook onterecht het verouderde landbouwbeleid als excuus te gebruiken om de uitbreiding tegen te houden.(6)

De uitbreiding van de Unie staat nog voor meer problemen die we hier enkel noemen – zoals de toekomst van het systeem van regiosteun, en het feit dat veel kandidaatlidstaten nog bijlange niet aan de toelatingseisen voldoen. Ondanks deze problemen, en de rechtse backlash tegen de uitbreiding, ziet het er niet naar uit dat het hele project zal stranden. In de meeste huidige en kandidaatlidstaten is de meerderheid van het politieke establishment vóór uitbreiding. Bovendien is er nog een machtige pro-uitbreidingslobby: het Europese bedrijfsleven, dat van de uitbreiding alleen maar te winnen heeft. Dit najaar zal, onder Deens voorzitterschap, definitief besloten worden welke kandidaat-lidstaten in aanmerking komen voor toetreding, en welke niet. Links in Europa heeft met het hele vraagstuk van de uitbreiding weinig te winnen – een stem tegen is kiezen voor populisme, nationalisme en nationaal-kapitalisme; een stem vóór betekent een zege voor de Europese markteconomie en neoliberalisme. Voor de landen in Midden- en Oosteuropa, waar nog vaak sprake is van bittere armoede, lijkt het perspectief van toetreden gunstiger te zijn dan dat van niet-toetreden. Als volwaardige lidstaten zullen de nieuwe landen beter in staat zijn Europese geldstromen naar zich toe te trekken, en zal de opmars van rechts-populistische stromingen waarschijnlijk afgeremd worden. Uitbreiding heeft uiteindelijk ook positieve gevolgen voor minderheden als homo’s en de roma, die in sommige kandidaat-lidstaten stevig gediscrimineerd worden, zelfs in de wet. Hierin is, onder druk van de toetredingscriteria, nu al verbetering gekomen.
(1) ceefax 24 juni 2002;
(2) Guardian 20 juni 2002
(3) een meer analyserend artikel over dit onderwerp: Uitbreiding EU, wie wordt er beter van? Dusnieuws 29;
(4) Jean Luc De Haene in “Europa van Morgen”, 12 juni 2002;
(5) idem;
(6) zie: Joost Lagendijk, “uitbreiding mag geen coïtus interruptus worden”, website Groenlinks, 12 juni 2002.

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door David.)