Ga naar de inhoud

Een Punt achter de Eenheidsmunt? deel 2

Deel 2: Politiek Europa en de euro. Het eerste deel van dit artikel over de Europese eenheidsmunt (*1) eindigde met de weinig verheffende vaststelling: de bevolking van de landen van de eurozone zit gevangen in een monetaire fuik die voor hen niets goeds inhoudt, maar waaruit ontsnapping erg hachelijk lijkt. In dit tweede deel gaan we na welke mogelijke toekomstscenario’s dit biedt, en welke houding politieke partijen hierin aannemen.

19 min leestijd

(Oorspronkelijk verschenen bij Ander Europa)

Hervormen? Eruit stappen? Niets doen?

Heel in het algemeen kan men bij de vaststelling dat de euro slecht functioneert twee mogelijke uitwegen zien: 1. de euro behouden maar het monetair beleid, de ‘europolitiek’, veranderen; 2. uit de euro stappen en teruggaan naar een nationale munt en een eigen monetairbeleid voeren. De eerste benadering zou gelden voor alle lidstaten van de eurozone, de huidige 19 en alle toekomstige (*2). Het gaat dus over hervormingsvoorstellen waar de nodige politieke steun in Europa voor gevonden moet worden. De tweede optie daarentegen, een ‘exit’ uit de euro, is een aangelegenheid van één land dat haast geen enkele beleidsruimte meer ziet binnen het kader van de Europese eenheidsmunt; we denken dan natuurlijk aan Griekenland en aan een eventuele ‘grexit’.

Voor we deze twee pistes verder onderzoeken, kunnen we ons nog de vraag stellen: en wat als men de zaken op hun beloop laat: geen hervormingen en geen uitstap? Jean-Christophe Defraigne 3 ziet voor dit geval drie denkbare scenario’s:

  1. Alle landen van de eurozone nemen het Duits model over, een ‘oplossing’ die door sommige Duitse beleidsmakers wordt geopperd. Economisch zwakke landen verhogen hun productiviteit, ontwikkelen een innovatieve industriële sector, voeren een strenge loonpolitiek en een flexibel arbeidsmarktbeleid, enzovoort.
    Nog afgezien van de sociale wenselijkheid van deze ‘oplossing’ is ze economisch niet steekhoudend. Het Duits ‘succes’ steunt op zijn rol als winnaar in de economische concurrentiestrijd. Voor zover de verliezers zich zouden kunnen opwerken tot het niveau van de winnaar vervalt het voordeel en de succesformule. Het is ook volkomen duister waar landen uit de Europese periferie de middelen vandaan zouden moeten halen om een dergelijke grootschalige ombouw van hun economische infrastructuur te bekostigen.
  2. Het uiteenspatten van de eurozone. We hebben meegemaakt wat de crisis in een zeer kleine economie zoals de Griekse teweeg brengt in de eurozone; stel je voor dat het even erg wordt in Spanje of Italië… Interne devaluaties (loonsverlagingen dus) kunnen op den duur alleen met antidemocratische middelen opgelegd worden, en dan nog is hun economisch effect twijfelachtig. Op den duur verliest de monetaire unie elke samenhang en valt uiteen.
    Defraigne wijst er echter op dat de Duitse regering zich ook wel bewust is van de gevaren van een dergelijk De euro heeft Duitsland geen windeieren gelegd! Dank zij de zwakke broertjes in Zuid-Europa is de euro voor Duitsland ondergewaardeerd (en overgewaardeerd voor de broertjes), wat de Duitse concurrentiepositie in Europa alleen maar ten goede komt. Bij een overgang naar nationale munten zou de Duitse mark volgens sommigen wel tot 30% opgewaardeerd moeten worden, wat de Duitse export binnen Europa flink zou kunnen hinderen. Het is binnen dit denkkader dat men de Duitse ‘tegemoetkoming’ kan begrijpen: de creatie van de Europese hulpfondsen (EFSF, ESM) waarmee Griekenland, Portugal en Ierland ‘gered’ werden. Deze fondsen zijn in feite inbreuken op het Buba-denken 4 en het Verdrag van Lissabon dat financiële steun aan lidstaten verbiedt. De creatie van EFSF en ESM gaat tegen deze principes in, maar op basis van een kosten-batenanalyse leek dit voor Berlijn het minste kwaad.
    Dit uiteenspattingsscenario staat haaks op een zeker Duits realisme, en om die reden kan er veel tijd over heen gaan alvorens de kruik uiteindelijk barst.
  3. De ‘mexicanisatie’ van de periferie van de eurozone. Onder ‘mexicanisatie’ wordt een evolutie verstaan zoals die zich in de jaren ’80-’90 in Mexico en andere Latijns-Amerikaanse (en Oost-Europese) landen voordeed ten gevolge van structurele aanpassingsprogramma’s : loonsverminderingen met toenemende corruptie als gevolg, uitholling van onderwijssytemen, verarming door opdrogen van sociale uitkeringen, enzovoort. De periferie van de eurozone zou op die manier een soort Derde Wereld in Europa worden.

Dat bij gelijkblijvende europolitiek dergelijke scenario’s mogelijk geacht worden (en is scenario C al niet deels gerealiseerd in Griekenland?) zegt veel over de situatie waarin we beland zijn. Ze moeten ons er toe aanzetten de alternatieven die her en der geformuleerd worden, of over grondige hervormingen of over exit, ernstig in overweging te nemen. Een decennium geleden kon dit nog als Spielerei van theoretici of onheilsprofeten overkomen, vandaag ligt dat wel anders…

 

Hervormingsvoorstellen

We willen het hier dus hebben over voorstellen die tegemoet zouden moeten komen aan de bekende tekortkomingen van de Europese Muntunie. Zoals reeds vermeld zijn de belangrijkste euvels: het ontbreken van een economisch beleid dat de grote verschillen doet afnemen; een centrale bank (de ECB) die zich alleen bekommert om de inflatie (in die mate dat deflatie nu een steeds grotere zorg wordt) en geen enkele verantwoordingsplicht heeft; ondemocratische instanties; een no-bailout-clausule die de ECB verbiedt te lenen aan de lidstaten; de afwezigheid van een ‘ultieme geldschieter’ (lender of last resort); en het ontbreken van een noemenswaardig Europees budget.

We zijn er in de eerste plaats in geïnteresseerd wat de grote Europese politieke families hierover denken, want zij bepalen voorlopig wat er in Europa de volgende jaren op het programma staat. In een derde deel van deze reeks over de euro zullen we het hebben over hervormingsvoorstellen geformuleerd door andere economen en politici .

 

De Grote Coalitie

Zoals bekend wordt de dienst binnen de EU uitgemaakt door de christendemocraten (de EVP), de sociaaldemocraten (S&D) en de liberalen van ALDE, het trio dat soms als de ‘Grote Coalitie’ wordt aangeduid. Samen bezetten ze momenteel 479 van de 751 zetels in het Europees Parlement, en leveren op één na alle 28 commissarissen 5. Het is ook binnen de schoot van deze drie politieke families dat het plan voor een eenheidsmunt tot stand kwam. Ook waar het met de Europese Muntunie naartoe gaat wordt voorlopig door deze coalitie bepaald.

Letland naar de euro

Letland voerde de euro in op 1 januari 2004

De drie coalitiepartners zijn er zich tijdens de eurocrisis bewust van geworden dat er het een en ander mankeert aan hun EMU. Kort samengevat komt het er op neer dat voor het goed functioneren van de eurozone deze omgevormd moet worden tot een economische, bancaire, budgettaire 6 en politieke unie. De Europese politieke leiders beweren dat ze op dit gebied al veel gerealiseerd hebben. De economische unie, en grotendeels ook de budgettaire unie, komt tot stand door het zogenoemde Europees economisch bestuur (‘economic governance’). Dit zijn een reeks maatregelen die tijdens de eurocrisis werden uitgevaardigd en vervat zijn in het Europees Semester, sixpack, twopack, Begrotingsverdrag, etc. Deze moeten zorgen voor ‘gezonde staatsfinanciën’ en een ‘evenwichtige macro-economische ontwikkeling’.

De term ‘Begrotingsunie’ betekent niet dat de EU, of eventueel de eurozone, over een aanzienlijke begroting beschikt die de economie bij een economische strategie kan ondersteunen, maar dat de nationale begrotingen strikt gecontroleerd worden door de Europese Commissie (zelfs nog voor ze aan de nationale parlementen worden voorgelegd). Wat betreft de ‘bankenunie’ zijn een aantal initiatieven genomen, zoals het toezicht door de ECB op een aantal grote banken, en de creatie van een ‘afwikkelingsfonds’ (single resolution fund, SRF). Dit SRF is een fonds dat de banken bijeen moeten brengen en dat ingezet zal worden voor de afwikkeling van failliete banken. Men maakt zich sterk dat daardoor de rampzalige band tussen een crisis in de bankwereld en een crisis van de financiën van overheden die de banken willens nillens te hulp moeten schieten, tot het verleden zou behoren. Dat is zeer betwijfelbaar. Het fonds moet nog opgebouwd worden, en om de banken niet te bruuskeren wordt daarvoor een periode van 8 jaar voorzien en op het eind van die periode zit er dan slechts 55 miljard euro in de pot, een peulschil in vergelijking met wat de bankencrisis aan de overheden gekost heeft. Het is ook kenschetsend dat de commissarisportefeuille voor financiële stabiliteit in Europa toevertrouwd wordt aan een man als Lord Hill die actief was in diverse consultancy bureaus in de City, en die nu al vrolijk pleit tegen de ‘demonisering’ van securitisatie 7, een financiële techniek die heel wat ‘toxische’ bankproducten heeft voorgebracht die een aanzienlijke rol speelden in de financiële crisis.

Welke stappen willen de leidende politieke groepen in Europa nog verder ondernemen om nieuwe catastrofes in de EMU te vermijden? Laat ons uitgaan van het gunstigste scenario, waarbij S&D, de linkervleugel van de Grote Coalitie, haar zin krijgt. Welke toekomst houdt dit in voor ons, bewoners van de eurozone?

 

Sociaal-democratische plannen met de monetaire unie

De S&D fractie publiceerde in april 2015 een uitgebreid standpunt over de nodige veranderingen in de eurozone (*8). Het begint met een paar terechte vaststellingen:

“De Eurozone is mislukt wat betreft de hoofddoeleinden van de Europese Unie: duurzame groei, tewerkstelling, sociale vooruitgang, cohesie en stabiliteit.
Fouten in het oorspronkelijk ontwerp van de eenheidsmunt hebben de gevolgen van de wereldwijde economische crisis scherper en langduriger gemaakt, met een hoge economische prijs, sociaal leed en politieke spanningen binnen en tussen de lidstaten als gevolg.”

Daar wordt dan de conclusie uit getrokken dat zonder grote hervorming van de monetaire unie de crisis niet echt overwonnen zal worden, en dat de EU er niet zal in zal slagen “haar democratische en sociale waarden veilig te stellen en te versterken”. Men lijkt zich dus wel degelijk bewust te zijn van de ernstige dreiging die van de huidige constructie uitgaat.

 

Wat moet er dan volgens S&D gebeuren?

In de eerste plaats moet vastgesteld worden dat de sociaal-democratische hervormingsvoorstellen niet bedoeld zijn ter vervanging van, maar als aanvulling op het economisch en budgettair kader dat vanaf 2010 in het leven werd geroepen ter bestrijding van de eurocrisis. Toch heeft men in de afgelopen jaren kunnen ervaren dat deze economic governance systematisch neerkomt op een neoliberalisering van het sociaal-economisch bestel van de lidstaten, binnen en buiten de eurozone. De Europese Commissie doet ‘aanbevelingen’ over de flexibilisering van de arbeidsmarkt, de verhoging van de pensioenleeftijd, de vermindering van de overheidsuitgaven, het drukken van de loonkost, enzovoort.

vreugde in Berlijn bij invoering euro

31 december 2001: Vreugde in Berlijn bij het invoeren van de euro

S&D stelt dit niet in vraag, het is voor hen de realisatie van de economische integratie die nodig is in een muntunie. Zeker, men wil het systeem verbeteren, er moet meer ruimte zijn voor investeringen en het creeren van werkgelegenheid. Daarbij wordt verwezen naar Junckers European Fund for Strategic Investment, een wonderlijke gedachtenconstructie die met een Europese inbreng van 21 miljard de private sector er toe moet verleiden om voor 315 miljard te investeren 9. Ook grote exportoverschotten moeten volgens S&D als een bron van onevenwicht gekenmerkt worden en aangepakt door een politiek van loonsverhogingen in overschotlanden als Duitsland. De Europese ‘sociale dialoog’ moet verbeterd worden, de belastingspolitiek beter gecoördineerd, in uitzonderlijke gevallen moet er steun verleend kunnen worden aan landen die een ‘asymmetrische schok’ doormaken (d.w.z. een economische crisis die slechts door één of enkele landen wordt ervaren).

Ook wil men een betere ‘democratische legitimering’ geven aan de economic governance. Dat een onverkozen Europese Commissie het sociaal bestel in een lidstaat bepaalt gaat een beetje te ver, het is volgens de sociaal democraten beter dat dit via de ‘medebeslissingsprocedure’ gebeurt, waarbij de Raad van ministers en het Europees Parlement beslissen. Maar dit zijn zaken waar de EU geen bevoegdheid over heeft, en waar deze medebeslissingsprocedure bijgevolg (nog) niet bij toegepast kan worden. In afwachting van een nieuwe ‘stap vooruit’ in het integratieproces zou er dan het best een ‘interinstitutioneel akkoord’ komen zodat de Europarlementsleden ook hun zegje kunnen doen over de hervormingen. Bijkomende (!) democratische legitimering van de hervormingen kan verder nog geboden worden door ze te laten bespreken door de sociale partners en te laten goedkeuren in de nationale parlementen. Zelfs amendering wordt daarbij niet uitgesloten, maar er wordt niet vermeld wat dient te gebeuren als er een parlementaire meerderheid in een lidstaat ontstaat die zich tegen het Europees neoliberaal beleid verzet. Het hele pleidooi voor ‘meer democratische legitimering’ lijkt eigenlijk meer te maken te hebben met een intern gevechtje tussen de Europese instellingen over de afbakening van hun territoria, dan met een werkelijke zorg om democratische waarden 10.

 

Geruststellend?

In het hele document zoekt men tevergeefs naar het antwoord op de vraag: wat zal verhinderen dat de volgende financiële crisis opnieuw tot een debacle zal leiden zoals bij de vorige? Wat gaat men doen aan de Eurozone die mislukt is wat betreft de hoofddoeleinden van de Europese Unie ?

Bekijken we enkele aspecten van naderbij.
Er is vooreerst de vraag naar een ‘ultieme geldschieter’, zowel voor lidstaten van de eurozone als voor hun banken wanneer die in financieel woelige wateren terecht zijn gekomen. Het heet dat de ECB die rol heeft opgenomen voor de lidstaten van de eurozone sinds voorzitter Draghi in augustus 2012 verklaarde “alles te zullen doen om de euro te redden” en in september 2012 het OMT-programmma aankondigde, waarbij schuldpapier van landen in crisis op de obligatiemarkt kan aangekocht worden. Aangezien de ECB in principe zoveel geld kan creëren als gewenst, lijken lidstaten daardoor ‘geïmmuniseerd’ te zijn voor de speculatie van de financiële markten. Maar om in aanmerking te komen voor OMT moet de lidstaat beroep hebben gedaan op het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), dat in Trojka-stijl zware besparings- en hervormingsplannen oplegt, met een recessie als gevolg. Bovendien kunnen landen als Duitsland binnen het ESM zich verzetten tegen de start van een OMT programma. Het is dus niet zeker dat de lidstaat aan de klauwen van de financiële markten ontsnapt, en indien dit wel het geval is, is het in de klauwen van de Trojka (*11).
Wat betreft een ultieme geldschieter voor banken hebben we in Griekenland kunnen vaststellen dat de ECB die rol op een zeer politieke wijze invulde. Het kanaal waarlangs dit kan gebeuren is bekend als ELA (Emergency Liquidity Assistance); zodra een linkse regering in Athene aan de macht kwam begon de ECB de ELA- kraan als een zwaard van Damocles te hanteren 12. Maar ook rechtse regeringen in Italië, Spanje en Ierland werden met ‘geheime’ brieven vanuit de ECB onder druk gezet om zonder verwijl de door de EU gewenste neoliberale hervormingen door te voeren op straffe van het dicht draaien van de liquiditeitskraan naar de banken op hun grondgebied. Deze werkwijze is indirect, maar zeer efficiënt: welke regering wil lange rijen kwade burgers voor de banken zien staan?

Een ander probleem is dat van banken die men niet meer wil of kan redden. Ze moeten opgedoekt worden, of ‘afgewikkeld’ in het jargon. Daartoe voorziet de Bankenunie een afwikkelingsfonds (SRF), maar zelfs wanneer het op termijn op kruissnelheid komt zullen de schamele 55 miljard euro geen muur opwerpen tussen crashende banken en de staatsfinanciën. Er is dan nog een verschil met de vorige crisis, want heel wat lidstaten moeten nog jaren bekomen van de vorige reddingsoperaties.

Men moet ook buitengewoon naïef zijn om te denken dat een land als Duitsland zijn economische politiek zou veranderen omdat grote exportoverschotten als een negatieve macro-economische indicator worden opgenomen in het scorebord van de Europese Commissie. En vragen aan landen in de periferie dat ze hun economie moderniseren door grote inspanningen voor research en technologische innovatie, terwijl overheidsuitgaven door de politiek van de ‘begrotingsunie’ strikt beperkt worden, komt erop neer dat men een geketende in een kerker aanraadt meer te bewegen om wat gezonder te worden.

 Kortom: men kan samen met S&D best hopen dat er wat meer nuttige sociale investeringen komen in Europa, dat er in de nationale parlementen wat meer gedebatteerd wordt over wat de EU verlangt, maar aan de fundamentele constructiefouten verandert er als het aan S&D ligt niets.

 

Groenen

In het Europees Manifest van de Europese Groene Partij 13 14 wordt het probleem van de eenheidsmunt slechts eventjes aangeraakt. Steun voor de Bankenunie, de ECB moet ook macro-economische stabiliteit en werkgelegenheid als doelstelling krijgen, de financiële sector moet sterk gecontroleerd worden, consumenten moeten goed geïnformeerd worden over financiële diensten. Ofschoon een aantal groene Europese politici zoals Sven Giegold of Philippe Lamberts zich vaak verdienstelijk hebben getoond bij het publiek maken van dossiers waarover de Grote Coalitie liever zwijgt (Luxleaks, TTIP, …), van groen verzet tegen de EMU is er geen sprake.

 

Europees Links

Bij de eigenlijke linkse fractie in het Europees Parlement, de GUE en de Partij van Europees Links (EL) 15 komen een aantal hervormingsideeën wel eventjes ter sprake. In het ‘programmatorisch platform’ voor de Europese verkiezingen van 2014 16 heeft men het over de ECB als ultieme geldschieter, die zou ook leningen moeten verstrekken aan lidstaten met te veel schulden. Er wordt ook gepleit 17voor een ruimer mandaat voor de ECB, waaronder werkgelegenheid en een hogere inflatiedoelstelling (die loonsverhogingen bevordert); er zou ook parlementair toezicht moeten komen op de ECB.

De interessantste discussies over de euro binnen Europees politiek links spelen zich waarschijnlijk af in het ‘hol van de leeuw’ zelf, bij Die Linke in Duitsland. Sahra Wagenknecht, sinds oktober 2015 fractievoorzitster van Die Linke in de Bundestag (samen met Bernd Riexinger) , spreekt onomwonden over de euro als ‘het einde van de democratie’18. Vaak hoort men dit soort vloeken niet in de Europese kerk! “Het is gewoon duidelijk dat de euro niet functioneert“, zegt ze verder, “maar steeds grotere economische onevenwichten veroorzaakt, wat op de meest dramatische wijze in Griekenland tot uiting komt” 19. Wagenknechts staat met haar uitspraken niet alleen in Die Linke. Haar collega-fractievoorzitter Bernd Riexinger stelde enkele jaren geleden ook al ernstige vragen over de eenheidsmunt 20 en voormalig Die Linke leider Oskar Lafontaine neemt actief deel aan diverse eurokritische initiatieven.

 

(Voorlopig) besluit

De Europese Muntunie wordt door de grote Europese politieke families, de christendemocratische, sociaal-democratische en liberale partners in de ‘Grote Coalitie’, niet ter discussie gesteld. Dat is ook het geval voor de iets minder volgzame groene fractie. In het beste geval worden correcties voorgesteld, die echter geen enkele garantie bieden dat een volgende crisis minder catastrofaal zal verlopen dan de vorige.

Grondige hervormingen van de euro worden dus door geen enkele Europese politieke partij voorgesteld, eventueel op die van Europees Links en dan vooral Die Linke na. Wel hebben een aantal individuele onderzoekers of politici hervormingsvoorstellen uitgewerkt, soms tot in detail. We stellen er enkele voor in een volgend deel. In een vierde en laatste deel zullen argumentaties om de euro te verlaten bekeken worden.

 

Noten:

 
(*1) De euro, geboren uit een niet zo onbevlekte ontvangenis, Ander Europa, 30 oktober 2015.
(*2) Noteer dat lidstaten van de EU in principe verplicht zijn tot de euro toe te treden zodra ze aan een aantal voorwaarden i.v.m. inflatie, wisselkoers, rente en overheidsfinanciën voldoen, behalve wanneer er een ‘opt-out’ bedongen werd ten tijde van het Verdrag van Maastricht. Dit laatste is het geval voor het Verenigd Koninkrijk en Denemarken. Zweden, dat nog steeds de Zweedse kroon als munt heeft, heeft geen opt-out, en lijkt niet van plan de kroon voor de euro in te wisselen. Of de nieuwe Oost-Europese lidstaten die de euro nog niet invoerden (Polen, Bulgarije, Hongarije, Kroatië, Polen, Roemenië en Tsjechië) van een dergelijk ‘gedoogbeleid’ zullen kunnen genieten is twijfelachtig.
(*3) Jean-Christophe Defraigne, Introduction à l’économie européenne, uitg. De Boeck, Louvain-la-Neuve, 2013, pag. 577 e.v.
(*4) Buba staat voor ‘Bundesbank’, de Duitse Nationale Bank. Haar monetair paradigma stond model voor de Europese Centrale Bank: inflatiebeheersing als hoogste en enig streefdoel, onafhankelijkheid t.o.v. de politiek, geen leningen aan overheden.
(*5) De EVP heeft veertien commissarissen waaronder voorzitter Juncker, S&D acht en ALDE vijf. Alleen de commissaris verantwoordelijk voor financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarkten, de Brit Jonathan Hill, hoort bij de Europese Conservatieven en Hervormers (de ECR waar ook de Nieuw-Vlaamse Alliantie en de Nederlandse ChristenUnie en SGP bij aangesloten zijn).
(*6) In het Engels spreekt men van fiscal union, wat de indruk kan geven dat het over belastingen gaat. Het gaat echter wel degelijk over de overheidsbegrotingen.
(*7) EU endorses controversial finance tool, Euractiv, 30 september 2015.
(*9) Zie Ander Europa, 27 november 2014, Juncker en de Bruiloft van Cana.
(*10) Zie bijvoorbeeld Euractiv, 6 november 2015, Schulz in row with Commission over parliament’s economic oversight.
(*11) Zie hierover bv. Paul De Grauwe, Design Failures in the Eurozone: Can they be fixed? LSE, februari 2013. (*12) Matthias Kroll, The ECB must fulfil its role as a ‘lender of last resort’ in Greece, 7 juli 2015.
(*13) European Green Party, Common Manifesto, 22 februari 2014
(*14) Zie ook Green European Foundation, EU 2013 Policy Priorities – Banking Regulation .
(*15) Niets is eenvoudig in de Europese Unie. In het Europees Parlement behoren de parlementariërs tot een fractie (of ‘groep’), behalve degenen die daar niet toe behoren, de zogenoemde niet ingeschrevenen (NI, meestal extreem-rechts). De grote fracties zijn de christendemocratische , EVP genoemd, de sociaal-democratische S&D, de liberale ALDE, de Groenen, de linkse GUE enzovoort. Deze fracties zijn wel niet noodzakelijk langs strikt ideologische lijnen gevormd, want wie niet tot een fractie behoort krijgt minder financiële en politieke middelen. Zo zat de N-VA bij de vorige legislatuur in de groene fractie, maar stemde meestal tegen het fractiestandpunt. Naast de Europese fracties bestaan er ook Europese politieke partijen. Die van de christendemocraten heet net als hun fractie EVP, maar die van sociaaldemocraten is bekend als de PES, Party of European Socialists, die van de linksen is eenvoudigweg European Left, EL. Die Linke behoort tot de GUE én tot EL, de Nederlandse SP of de Portugese Communistische Partij PCP alleen tot de GUE.
(*19) Die Welt, 21 augustus 2015.