Ga naar de inhoud

Een einde maken aan de pandemische crisis – een terugkeer naar Keynes?

Het laatste Rapport over Handel en Ontwikkeling van de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling (UNCTAD), het economisch onderzoeksagentschap dat de “ontwikkelingslanden” moet helpen, is zeer de moeite waard. Het zit niet alleen boordevol gegevens en statistieken over trends en ontwikkelingen in de wereldwijde productie, handel en investeringen, maar deze uitgave over 2020 neemt een zeer radicaal standpunt in over hoe de wereldeconomie gehaald zou kunnen worden uit wat het IMF de ‘lockdown’-crisis noemt.

13 min leestijd

(Door Michael Roberts, van zijn website vertaling globalinfo.nl die best donateurs lust foto CC2.0 Flickr UNCTAD)

(Opmerking van de vertaler: De auteur gebruikt veelvuldig het woord ‘Slump’ (van de economie), soms hier vertaald als ‘ineenstorting’. Dat klinkt echter absoluter dan het woord in het Engels bedoelt. Het betekent de recessie, inzinking van de economie.)

Zoals de UNCTAD welsprekend zegt: “De wereldeconomie maakt een diepe recessie mee temidden van een nog steeds niet opgeloste pandemie. Het is nu tijd om een plan voor mondiaal herstel uit te werken, een plan dat zelfs de meest kwetsbare landen op geloofwaardige wijze weer in een sterkere positie kan brengen dan voorheen het geval was. De status quo ante, is een doel dat de naam niet waard is. En de taak is dringend, want op dit moment herhaalt de geschiedenis zich, deze keer met een verontrustende mix van zowel tragedie als klucht.”

In de eerste plaats geven de economen van de UNCTAD de diepte en de omvang van de pandemische recessie aan. UNCTAD denkt dat het reële BBP van de wereldeconomie dit jaar met ongeveer 4,3 procent zal krimpen, waardoor de wereldwijde productie tegen het einde van het jaar meer dan 6 biljoen dollar lager uitvalt (in huidige Amerikaanse dollars) dan wat economen hadden verwacht dat het zou zijn voordat de ziekteverwekker van Covid-19 zich begon te verspreiden. “Kortom, de wereld worstelt met het equivalent van een volledige vernietiging van de Braziliaanse, Indiase en Mexicaanse economie. En zoals de binnenlandse activiteiten krimpen, zo gaat ook de internationale economie; de handel zal dit jaar met ongeveer een vijfde krimpen, de buitenlandse directe investeringsstromen zullen tot 40 procent dalen en de overmakingen zullen met meer dan 100 miljard dollar dalen”.

unctad a

De Grote Lockdown heeft de wereldeconomie in 2020 in een recessie doen belanden op een schaal die sinds de jaren dertig van de vorige eeuw niet meer is voorgekomen. Als gevolg daarvan worden wereldwijd meer dan 500 miljoen banen bedreigd en zullen tegen het einde van het jaar ten minste 100 miljoen banen volledig zijn verdwenen. Bovendien zullen tussen de 90 en 120 miljoen mensen in de ontwikkelingslanden in extreme armoede terechtkomen, waarbij honger en ondervoeding zeker zullen volgen, terwijl de inkomensverschillen overal groter zullen worden. Deze ontwikkelingen wijzen op een massale toename van ziekte en dood.

De dringende noodzaak om de uitgaven voor gezondheidszorg te verhogen, samen met de dalende belastinginkomsten, in combinatie met een ineenstorting van de exportinkomsten en hangende schuldbetalingen, heeft een financieringsgat van 2 tot 3 biljoen dollar in de ontwikkelingslanden blootgelegd dat de ‘internationale gemeenschap’ tot nu toe niet heeft willen aanpakken. “Het gevaar is zeer groot dat het tekort de ontwikkelingslanden weer een verloren decennium in sleept en dat er een einde komt aan de hoop om de ambitie van de Agenda voor Duurzame Ontwikkeling van 2030 te verwezenlijken.”

UNCTAD-economen merken iets op wat ik afgelopen maart al heb betoogd, namelijk dat de wereldeconomie al op weg was naar een inzinking voordat de pandemie toesloeg. In de geavanceerde kapitalistische economieën schommelde de gemiddelde groei tussen 2010-2019 rond een jaargemiddelde van 2 procent, vergeleken met 2,4 procent in de periode 2001-2007. Ook voor de ontwikkelingslanden daalde de groei van 7,9 procent in 2010 naar 3,5 procent in 2019, met een jaargemiddelde van slechts 5,0 procent, vergeleken met 6,9 procent in 2001-2007 (of respectievelijk 3,4 en 4,9 procent, met uitzondering van China). De wereldeconomie was eind 2019 in gevaarlijk stadium terechtgekomen. De groei vertraagde in alle regio’s en een aantal economieën kromp in het laatste kwartaal.

Bovendien denkt UNCTAD dat een V-vormig herstel van de ineenstorting van 2020 niet waarschijnlijk is. Zelfs een volledig V-vormig herstel met een jaarlijkse groei van meer dan 5 procent volgend jaar en een terugkeer van de wereldeconomie naar het niveau van 2019 tegen eind 2021 zou nog steeds een inkomenstekort van 12 biljoen dollar betekenen en een toegenomen schuldenlast, met name in de publieke sector. Maar zelfs dat gaat niet gebeuren, zegt UNCTAD: “Onze eigen beoordeling ziet ook dat de weerslag volgend jaar doorgaat, zij het met sterkere tegenwind die het tempo van het wereldwijde herstel verzwakt en die, in het beste scenario, moeite zal hebben om boven de 4 procent te klimmen”.

unctad b

Welk economisch beleid moet worden gevoerd om een einde te maken aan deze “lockdown slump” en om te voorkomen dat miljarden mensen in hun levensonderhoud worden benadeeld, of om dit te beperken? Dat hangt af van de analyse van de oorzaken van de ineenstorting zelf.

En hier heb ik een probleem met de economen van de UNCTAD. Zij denken dat de oorzaak van de wereldwijde vertraging vóór de pandemie en het verloren decennium sinds het einde van de Grote Recessie in 2009 vooral te wijten is aan een ‘gebrek aan mondiale vraag’. Dit gebrek aan vraag wordt veroorzaakt door te lage lonen als gevolg van het neoliberale beleid; en door kapitalistische investeringen die te laag zijn als gevolg van een omschakeling naar financiële speculatie in plaats van naar productieve investeringen; en door fiscale bezuinigingen die de overheidsuitgaven verminderen.

unctad c

UNCTAD-economen volgen openlijk de Keynesiaanse ‘verklaring’ voor het verloren decennium (of wat ik de Lange Depressie heb genoemd) sinds 2009. En hun oplossing is een heroverweging van het keynesiaanse beleid om het kapitalisme beter te beheersen. Voor de UNCTAD begint een ineenstorting, dus van de investeringsuitgaven en vooral van de consumptie van de huishoudens, met een ineenstorting van de vraag. Dat leidt tot een daling van de verkoop, de handel en vervolgens van de productie en de investeringen. “Sinds het ontstaan in de nasleep van de Grote Depressie is het belangrijkste principe van de macro-economie dat de effectieve vraag – de verwachte verkoop van eindproducten en diensten – bepalend is voor het inkomen en de werkgelegenheid.” Dat mag dan het sleutelprincipe van de macro-economie zijn, maar zoals ik al eerder heb betoogd in veel eerdere berichten, is deze volgorde niet correct en is het eigenlijk omgekeerd. In een kapitalistische, winstgevende economie zijn het de winsten en de rentabiliteit die de investeringen stimuleren en wanneer de rentabiliteit daalt, zullen de investeringen in de productiemiddelen en in arbeid afnemen, wat leidt tot werkloosheid en verlies van het inkomen en de vraag van de consument.

Soms erkende zelfs Keynes dat winstgevendheid (die hij de “marginale efficiëntie van het kapitaal” noemde) een belangrijke factor was bij het veroorzaken van recessies. Zoals hij zei: “Werkloosheid, nogmaals, bestaat omdat werkgevers verstoken zijn gebleven van winst. Het verlies aan winst kan aan allerlei oorzaken te wijten zijn. Maar, tenzij je over wilt gaan tot communisme, er is geen enkel middel om de werkloosheid op te lossen, behalve door de werkgevers weer een behoorlijke winstmarge te geven”. Als de marginale efficiëntie van het kapitaal onder de rentekosten van het lenen van kapitaal zou dalen, dan zouden kapitalisten een verlies aan ‘animal spirits’ (‘dierlijke geest’) hebben en stoppen met investeren en in plaats daarvan geld oppotten. Maar dit aspect van de Keynesiaanse theorie wordt door de moderne Keynesianen genegeerd (net als door Keynes zelf). In het lange UNCTAD-rapport wordt geen melding gemaakt van winst of winstgevendheid. In plaats daarvan wordt ons gevraagd te accepteren dat ‘slumps’ worden veroorzaakt door lage lonen en consumptie en door lage investeringen die worden veroorzaakt door een overstap naar financiële speculatie die leidt tot ‘instabiliteit’.

u kunt zien dat in de afgelopen veertig jaar het aandeel van de winst in het nationaal inkomen van de grote economieën is gestegen ten koste van de lonen en dat de crisis van de kapitalistische productie dus ‘loongerelateerd’ is in plaats van ‘winstgericht’. “In de afgelopen tien jaar is het winstaandeel in alle landen van de G20, op drie na, gestegen. Als deze pre-Covid-19 krachten van loonrepressie blijven bestaan, zal het aandeel van de arbeid in veel economieën de komende jaren waarschijnlijk verder dalen, waardoor de ongelijkheden nog groter zullen worden. In de Verenigde Staten is het arbeidsaandeel na een daling van 50 jaar nu weer op het niveau van de jaren vijftig; als de huidige trends zich doorzetten, zal het over tien jaar weer op het niveau van 1930 zijn”.

unctad d

UNCTAD zegt dat het probleem is dat “de wereld de noodzaak van vraagbeheersing grotendeels heeft laten varen met een neoliberaal beleid in de jaren tachtig en een exclusieve focus heeft gekregen op maatregelen om de groei aan de aanbodzijde te stimuleren”. Maar de UNCTAD biedt geen echte verklaring voor het feit dat het regeringsbeleid in de jaren zeventig veranderde in wat nu neoliberale maatregelen worden genoemd, zoals loonsuppressie. Als alles jofel ging in de ‘gouden eeuw’ van de jaren ’60 voor het kapitalisme en met de lonen van de arbeiders, waarom dat dan veranderen? De door de UNCTAD geboden verklaring is dat “een actievere rol van de regering in de economische wederopbouw de afgelopen decennia uit de mode is geraakt onder invloed van de neoliberale economische mentaliteit”. Dus het keynesiaanse beleid om het kapitalisme te beheren “raakte uit de mode” door een verandering van ideologie naar een “neoliberale mindset”. Dit is de verklaring die Thomas Piketty recentelijk ook heeft gegeven, namelijk in zijn nieuwe pil, Capital and Ideology, waarin hij stelt dat het een verandering van ideologie was die het economisch beleid veranderde.

Deze idealistische verklaring gaat voorbij aan de belangrijkste objectieve economische voorwaarde voor het kapitalisme in de jaren zeventig: de goed gedocumenteerde rentabiliteitscrisis. In de jaren zeventig is de winst op het kapitaal in alle grote economieën ingestort, met als gevolg een ernstige terugval in 1980-2002. Dit dwong de regeringen om het keynesiaanse ‘beheer van de vraag’ op te geven. Het had het kapitalisme niet kunnen redden en de regeringen wendden zich tot een ‘neoliberaal’ beleid dat gebaseerd was op het verpletteren van de vakbondsmacht, het decimeren van de productie-industrie in de geavanceerde kapitalistische economieën en het sluizen van kapitaal en productiecapaciteit naar de goedkope arbeidsgebieden in het zuiden van de wereld (en Oost-Europa na de val van de Sovjet-Unie).

Ja, de ‘spelregels’ zijn veranderd van ‘beheer van de vraag’ in ‘vrije markten, verlaging van de vennootschapsbelasting en mondialisering’. Maar dit was gebaseerd op de objectieve situatie, niet op een of andere ideologische rotstreek. De UNCTAD denkt misschien dat de terugkeer naar keynesiaans vraagbeheer een oplossing zal bieden voor de toenemende ongelijkheid, de opwarming van de aarde en de lage lonen en investeringen. Maar als de winstgevendheid van het kapitaal laag blijft, zal een dergelijk beleid (zelfs in het onwaarschijnlijke geval dat het wordt uitgevoerd) niet werken.

De economen van de UNCTAD merken op dat de productiviteitsgroei de afgelopen 20 of meer jaar aanzienlijk is vertraagd. In de VS is de productiviteit in het decennium 1999-2009 met 17 procent gestegen, maar in het laatste decennium met slechts 12,5 procent; China’s indrukwekkende productiviteitsgroei van 162 procent in het eerste decennium is gedaald tot 99 procent in het laatste decennium. Maar ze lijken te denken dat dit te wijten is aan een lagere geaggregeerde vraag (*). Maar het bewijs is duidelijk: de landen met een lage groei van de productieve investeringen hadden een lage productiviteitsgroei, en de lage investeringsgroei was het gevolg van een lage winstgevendheid, niet van de ‘vraag’.

unctad e

Het is waar dat de groei van de productieve investeringen is vertraagd, terwijl de investeringen in financiële activa zijn gestegen, gedreven door goedkoop krediet (wat leidt tot een stijgende schuld). Maar opnieuw is de vraag waarom kapitalisten in de jaren zestig en begin jaren zeventig van de vorige eeuw productief investeerden met krediet, maar nu de voorkeur geven aan de aankoop van financiële activa? Waarom is “het beleid afgegleden naar een ander paradigma van door financiën geleide globalisering”? Zouden we niet moeten overwegen dat de motor hiervoor de lage rentabiliteit van productieve investeringen is?

unctad f

De UNCTAD zegt “zolang de groei afhankelijk is van krediet en de staat niet langer maatregelen neemt om de financiën onder controle te houden en volledige werkgelegenheid te garanderen, worden financiële instabiliteit en crises kenmerken van kapitalistische economieën”. De implicatie hiervan is dat als de staat de financiën controleert, hij volledige werkgelegenheid kan bereiken en een einde kan maken aan de crises. Maar, zoals de UNCTAD verder gaat met te zeggen “met behoud van de winst als spil van het model, dragen de loontrekkenden of de publieke sector de kosten van de crises, en de neerwaartse druk op de lonen onderdrukt de geaggregeerdevraag in de daaropvolgende cyclus”.

Inderdaad, ‘winstbehoud’ is het probleem omdat het de drijvende kracht is achter de kapitalistische productie. Dus als de UNCTAD zegt zich te willen richten “op een functionele inkomensverdeling”, dus de verdeling van het loon-winstaandeel, en het winstaandeel te willen verminderen, gaat het voorbij aan de realiteit dat het de kapitalistische productiewijze voor de winst is die die ongelijke verdeling genereert. De UNCTAD wil dat we een einde maken aan “profiteergedrag en marktconcentratie (dat wil zeggen monopolies), en ongelijke handelsvoorwaarden (imperialisme) en de internationale arbeidsverdeling (imperialisme)”, maar hoe kan dat gebeuren zonder de controle en het eigendom over te nemen van de multinationale ondernemingen en financiële instellingen die deze ongelijkheden en imperialistische waardestromen voortbrengen?

UNCTAD zegt dat “markten, op zich, de samenleving niet efficiënt kunnen voorzien van de noodzakelijke collectieve goederen en van de voorwaarden voor duurzame, rechtvaardige groei en ontwikkeling, ongeacht het uitgangspunt. Er is dan een mix van actief fiscaal beleid en meer structureel beleid nodig om de kloof te dichten, beleid dat verder kijkt dan tijdelijke stabilisatie en dat bijdraagt aan de economische wederopbouw”. Dit houdt in dat de zaken efficiënt zouden werken als er in de markten tussenbijde gekomen werd en ‘gemanaged’.

Het ‘structurele beleid’ van de UNCTAD komt neer op meer regulering van monopolies en banken, niet op het overnemen ervan. “Om de monopolisering van de markt en zakelijk profiteergedrag te beperken, moet een groot deel van de reguleringsstructuur die de afgelopen vier decennia is ontmanteld, worden hersteld. Bovendien moeten de antitrust- en antimonopoliewetten worden geactualiseerd.” En “we hebben een herregulering van de financiën nodig. Dit houdt in dat de gigantische particuliere banken moeten worden aangepakt door middel van internationaal toezicht en internationale regelgeving, dat de zeer geconcentreerde en kritische markt voor kredietratings moet worden aangepakt en dat de knusse relatie tussen ratingbureaus en schaduwbankinstellingen moet worden aangepakt”. Iedereen die mijn analyse van de effectiviteit van de regulering van monopolies en banken heeft gelezen, zal concluderen dat dit reguleringsbeleid niet zal werken.

Neem de klimaatverandering. UNCTAD presenteert een hele reeks ‘groene’ maatregelen om de opwarming van de aarde te beteugelen en te beheersen. Maar er is geen oproep tot het publieke eigendom van de fossiele-brandstofindustrieën en hun uitfasering.

Misschien is dat te veel gevraagd van een internationaal agentschap als de UNCTAD, dat gefinancierd wordt door de grote mogendheden in de VN. UNCTAD wil een radicaal alternatief voor het neoliberalisme promoten dat volgens haar het kapitalisme op de knieën heeft gekregen in de pandemie, maar als ze alleen maar pleit voor een terugkeer naar het keynesiaanse beheer van de vraag in het kapitalisme, biedt ze geen “plan voor mondiaal herstel, een plan dat zelfs de meest kwetsbare landen op geloofwaardige wijze kan terugbrengen naar een sterkere positie dan ze voorheen hadden”.

———

*) Noot van de vertaler: Geaggregeerde Vraag: De totale vraag naar goederen en diensten in een economie, bestaande uit consumptie door gezinnen, investeringen door bedrijven, overheidsbestedingen, export en import, oftewel C + I + O + E – M. (cumulus)