Ecofeminisme volgens Emilie Hache
In de jaren tachtig legden Angelsaksische feministen het verband tussen de vernietiging van de natuur en de onderdrukking van vrouwen. Zij vonden nieuwe vormen van mobilisatie uit en produceerden teksten en rituelen om hun lichaam, geest en omgeving terug te winnen. De Franse docente en onderzoekster aan een van de Parijse universiteiten, Émilie Hache, is specialiste op het vlak van de pragmatische filosofie en politieke ecologie. De Franse ecologische site Reporterre publiceerde in november 2019 een informatief vraaggesprek met haar over de ecofeministische beweging (Online). Hieronder treft u de vertaling ervan. [ThH]
(Oorspronkelijk verschenen bij Libertaire Orde)
Reporterre: Wat is ecofeminisme?
Emilie Hache: Het is in de eerste plaats een politieke beweging die in de jaren tachtig in de Verenigde Staten bekendheid verwierf. Gedurende een tiental jaren organiseerden honderden vrouwen, feministen, pacifisten, anarchisten en antikernenergie-activisten blokkades van centrales, sit-ins, kampen… Het grootste ecofeministische kamp tegen de plaatsing van kernraketten in Greenham Common, in Engeland, duurde van 1981 tot 2000, dat wil zeggen bijna twintig jaar!
De eerste ecofeministische teksten werden in deze periode geschreven. Het waren poëtische, therapeutische, politieke teksten waarin van alles door elkaar liep. Er werden daarin vraagtekens geplaatst bij de manier waarop in de moderniteit de verschillende dimensies van het bestaan en van de wereld van elkaar waren gescheiden.
In de jaren negentig, aan het einde van de Koude Oorlog, hielden de mobilisaties op, omdat het nucleaire risico een andere vorm aannam. Een deel van het ecofeminisme werd geïnstitutionaliseerd en werd een object van academisch onderzoek. De meeste publicaties in die jaren waren niet langer ecofeministische teksten als zodanig, maar academische teksten over ecofeminisme.
Een van de problemen is dat deze academici, vooral de filosofen, het ecofeminisme hebben gedepolitiseerd door er de zoveelste milieu-ethiek van te maken en nooit te verwijzen naar de geschiedenis van de mobilisaties. In die zin, opzettelijk of niet, werd de politieke geschiedenis van de beweging over het hoofd gezien en maakt zij geen deel uit van wat een generatie later is doorgegeven.
Hoe is deze beweging ontstaan?
E. H.: Het is gegroeid uit de ongelooflijke gisting van de jaren 1970 in de Verenigde Staten, met name de ontmoeting tussen de feministische beweging en de milieubeweging. De kernramp van Three Mile Island in Pennsylvania op 28 maart 1979 gaf het een grote bekendheid. Een groep feministische activisten organiseerde in maart 1980 in Amherst, Massachusetts, de conferentie ‘Vrouwen en het leven op aarde’, waaraan tot hun verrassing enkele honderden vrouwen deelnamen. Als gevolg daarvan lanceerden de ecofeministen hun meest spectaculaire actie, de Women’s Pentagon Action, op 17 november 1980 in Arlington, Virginia. Duizenden vrouwen verzamelden zich op de plaats van de militaire macht. Ze zongen, huilden van woede, werden begeleid door grote poppen; sommigen waren verkleed als heksen en spraken spreuken uit over het Pentagon, ze weefden de deuren met wollen draad… De ecofeministische stijl was geboren. Het jaar daarop organiseerden zij dezelfde actie met twee keer zoveel vrouwen.
Maar welk verband legden deze vrouwen tussen strijd die niet specifiek vrouwen betrof zoals antikernenergie-, pacifistische, milieumobilisaties en het feminisme?
E. H.: Ecofeministen legden wel een verband tussen de vernietiging van de natuur en de verschillende vormen van onderdrukking van vrouwen. Voor hen is dit verband te zien in de hele westerse geschiedenis. Spreken we over de moderniteit, dan kan gewezen worden op Silvia Federici, een Italiaanse onderzoekster en auteur van Caliban en de heks. Zij heeft de geschiedenis van het ontstaan van het kapitalisme herschreven vanuit het perspectief van de vrouw. Voor haar was de invoering van dit economische en politieke systeem hun grootste historische nederlaag: zij werden uit de wereld van de arbeid gehaald en thuis opgesloten om kinderen te krijgen.
In deze geschiedenis van Federici neemt de heksenjacht een belangrijke plaats in. Om het kort te houden: vrouwen die deze nieuwe economische en sociale organisatie niet accepteerden, werden verbrand; meer dan 100.000 werden in heel Europa vermoord. De vroedvrouwen waren een bijzonder doelwit, omdat zij de macht hadden over de bevalling en dus over de arbeidskrachten, de grondstof van het kapitalisme.
Tegelijkertijd verankert het kapitalisme de wijdverbreide vernietiging van de natuur. In The Death of Nature (1980) herinnert de Amerikaanse ideeënhistorica en filosofe Carolyn Merchant eraan dat vóór de moderniteit steenkool slechts in zeer kleine hoeveelheden werd gedolven, omdat de ondergrond als een kostbare en heilige baarmoeder werd beschouwd. Maar deze visie op de natuur werd in de 16e en 17e eeuw door filosofen, dichters en wetenschappers geleidelijk ongedaan gemaakt, samen met een verandering in het feitelijke gedrag ten opzichte van de natuur.
Merchant citeert Descartes en Bacon. De een nog meer bijziend dan de ander, gebruikt voortdurend seksistische metaforen met betrekking tot de natuur. Het gaat erom uit te leggen hoe men van de ene soort kennis van de heilige natuur, die als een levend geheel wordt beschouwd, kan overgaan op een andere soort. Op dat laatste wordt voortgebouwd. Het levert op, dat de natuur volledig vernietigd kan worden, aangezien de natuur vrouwelijk is. De verwoording van de vernietiging van de natuur en de onderdrukking van de vrouw lijkt op een Möbius-strip: vrouwen zijn inferieur omdat zij deel uitmaken van de natuur, en de natuur kan worden misbruikt omdat zij vrouwelijk is.
Ecofeministen denken dus kritisch na over het idee van de natuur zoals dat in de moderniteit is ontwikkeld en over de manier waarop vrouwelijkheid in de moderniteit is opgevat. Maar voor deze vrouwen, was dit slechts een stap. Vervolgens stelden zij voor om zich zowel het idee van de natuur als dat van de vrouwelijkheid opnieuw toe te eigenen. Dit gebaar van opnieuw toe-eigenen/herstel/heruitvinden kan worden vertaald als reclaim, wat het belangrijkste concept is van de ecofeministen.
Hoe?
E. H.: Bijvoorbeeld door weer in contact te komen met de levende natuur, die sommigen als heilig beschouwen. Als men zou moeten zoeken naar het soort denken dat het ecofeminisme het meest nakomt, dan is het permacultuur. Veel ecofeministen zijn voorstander van permacultuur, waarbij de mens opnieuw in verband wordt gebracht met zijn omgeving en het dualisme tussen natuur en cultuur wordt doorbroken door te vertrouwen op de intelligentie van het levende. Starhawk, bijvoorbeeld, een belangrijke figuur in het ecofeminisme van de jaren 1980, geeft nu workshops sociale permacultuur.
En hoe zit het met het opnieuw toe-eigenen van vrouwelijkheid?
E. H.: Voor ecofeministen was het één ding om te zeggen dat vrouwen geen strijk-gen hebben, dat het moederinstinct niet noodzakelijk bestaat; het was een ander ding om een tweede keer voor de gek gehouden te worden door het afwijzen, van de eigen kracht om kinderen te baren, van de waarde van het eigen lichaam, zo geminacht in een misogyne cultuur, van de eigen sociale vaardigheden om voor anderen te zorgen, enz. Dit is wat ze bedoelden met het opeisen (reclaim) van wat sociaal verspreid werd als vrouwelijk…
Zij wilden herwaarderen wat gedevalueerd was, zowel het lichaam als de intellectuele of emotionele vaardigheden van vrouwen, om het gevoel van eigenwaarde, zelfvertrouwen, enz. terug te winnen.
Er zijn ongelooflijke teksten die rituelen en gespreksgroepen beschrijven waarin collectief naar deze herovering wordt gezocht. Dit werd niet begrepen door een groot deel van de feministen van die tijd, met name door de Franse materialistische feministen, die de ecofeministen beschuldigden van essentialisme (essentialisme, d.w.z. het idee dat er een inherent vrouwelijke natuur is – en evenzo een inherent mannelijke natuur).
Waar komt die kritiek vandaan?
E. H.: Het moet worden begrepen in zijn context. In de jaren ’90 sprak de hele feministische gemeenschap in de Verenigde Staten over essentialisme. Men moet evenwel begrip opbrengen voor de volkomen legitieme redenen van deze kritiek. Die houdt verband met het geweld van de geslachtstoewijzing aan de vrouw. Daar laat zich aan koppelen dat misschien het kind met het badwater is weggegooid en dat het ecofeminisme, juist door dit idee van de natuur te omarmen, zich erdoor heeft laten meeslepen.
De kritiek van essentialisme op ecofeministische teksten heeft veel te maken met hun absoluut niet-academische, vaak poëtische stijl, die het dualisme van natuur/cultuur, lichaam/geest, enz. tracht te doorbreken. Dit is wat de Indiase literatuurtheoretica en –critica Gayatri Chakravorty Spivak een strategisch essentialisme heeft genoemd. Dit is echter niet begrepen, hoewel hierover veel is gediscussieerd en ook al hebben zij altijd ontkend essentialisten te zijn.
Hoe verhoudt het ecofeminisme zich tot de zogenaamde ecofeministische bewegingen in het Zuiden, die onder meer vertegenwoordigd worden door Vandana Shiva?
E. H.: In Staying alive vertelt Vandana Shiva het verhaal van de Chipko beweging, Indiase vrouwen die in de jaren zeventig van de vorige eeuw streden tegen de ontbossing in India door bomen met hun lichaam te beschermen – Chipko betekent ‘omarm beweging’. Dit was een vrouwenstrijd, want in India waren het de vrouwen die hun gezinnen onderhielden door in de heuvels en bossen te werken. Maar ze noemden zichzelf nooit ecofeministen of zelfs feministen of milieuactivisten.
De ecofeministen raakten gepassioneerd door de Chipko-beweging omdat zij gevoelig waren voor het feit dat hun zoektocht naar een band met de natuur door anderen werd gedeeld. Zij vonden daarin dezelfde heroverende benadering als in hun beweging. Bovendien stelde het bestaan van deze beweging hen in staat te reageren op het bezwaar dat het ecofeminisme alleen iets was voor blanke noorderlingen uit de middenklasse.
En wat is de relatie tussen het ecofeminisme en andere Amerikaanse vrouwenbewegingen voor rechtvaardigheid op milieugebied? Bijvoorbeeld de ‘Love Canal’-mobilisatie, waarbij in de jaren zeventig de bewoners van Niagara Falls protesteerden tegen de aanwezigheid van duizenden tonnen giftig afval in de ondergrond?
E. H.: De beweging voor vrouwenrechten op het gebied van het milieu was in de eerste plaats een beweging van zwarte vrouwen uit de arbeidersklasse die de burgerrechtenbeweging hadden geërfd, alsmede van Latina-vrouwen uit de arbeidersklasse en blanke vrouwen. Om verschillende redenen in elk van de gevallen, gebaseerd op de geschiedenis van hun gemeenschappen, identificeerden zij zichzelf niet als feministen of milieuactivisten, en pasten zij niet in de mainstream milieubeweging van mannen die zeggen dat het behoud van de wildernis het enige is dat telt.
We zouden het kunnen hebben over een milieuactivisme van vrouwen, dat verschillende vormen aanneemt: de Chipko-beweging, de Californische ecofeministen, de beweging voor milieurechtvaardigheid… Ariel Salleh, een Australische marxistische ecofeministische onderzoekster en activiste, bepleit ze allemaal. Dit is een politieke strategie om de beweging kritische massa te geven. Ik ben het niet met haar eens. Ik denk dat het belangrijk is de keuze van deze vrouwen te respecteren: als zij zeggen dat zij geen ecofeministen zijn, omdat zij uit een andere geschiedenis komen, moet daar rekening mee worden gehouden.
En in Frankrijk, waar staan we met het ecofeminisme?
E. H.: Om het kort te zeggen, Franse milieuactivisten in de jaren 1970 waren macho. Anderzijds waren de meeste Franse feministen materialisten en hadden ze weinig op met milieuvraagstukken. Françoise d’Eaubonne was een van de weinigen die dit verband legde. Zij leidde de groep ‘Ecologie en Feminisme’ binnen de Vrouwenbevrijdingsbeweging (MLF) en richtte in 1978 de vereniging Ecologie-feminisme op. Maar in feite was het ecofeminisme in Frankrijk doodgeboren.
Ik denk dat de situatie aan het veranderen is. Er zijn verschillende tekenen die daarop wijzen. Zo begint een uitgeverij, Cambourakis, teksten als van Starhawks Dreaming the Dark – Women, Magic and Politics opnieuw uit te geven. Zij gaat ook Greenham Women Everywhere, van Alice Cook en Gwyn Kirk, over het ecofeministische kamp Greenham Common, vertalen en voor het eerst in het Frans publiceren. Ook krijg ik steeds meer geïnteresseerde feedback van mijn studenten, die er werkstukken over willen maken, enz. En in de iets meer dan drie jaar dat ik nu aan ecofeminisme werk, word ik steeds meer geraadpleegd!
[Émilie Hache in een vraaggesprek met Reporterre; vertaling Thom Holterman; Franse tekst integraal te raadplegen op de site van Reporterre.]