Draconische Maatregelen Onontkoombaar: Proudhon Nu Aan Zet
De woordvoerder van rijk geworden uitbuiters, de heer Bernard Wientjes, voorzitter van het VNO-NCW, meent dat draconische maatregelen onontkoombaar zijn (de Volkskrant van 26 maart 2012). Ik ben het met hem eens. Want, zoals Wientjes erkent, het gaat inderdaad om radicale hervormingen ten behoeve bijvoorbeeld van het terugdringen van de staatsschuld, het ingrijpen in de woningmarkt en in de arbeidsmarkt.
(Het origineel op de website van tijdschrift De As)
Dat was ruim 150 jaar geleden niet anders. Toen sprak Pierre-Joseph Proudhon (1809 – 1865) over ‘sociale liquidatie’ in plaats van over ‘draconische maatregelen’, maar inhoudelijk ging het over de zelfde onderwerpen. Proudhon stelde maatregelen voor om stapsgewijs de staatsschuld en het hypotheekwezen weg te werken. Dit moest gebeuren in het kader van het opheffen van de privileges van het kapitaal. In zijn analyse vormen de privileges in het bank- en hypotheekwezen en in het creëren van staatsschuld namelijk de voornaamste bolwerken van die privileges. Dit maakt dat Proudhon nu aan zet is.
Hoe pak je in zijn optiek de staatsschuld aan? Wel, beschouw de rente die op staatsleningen rust als annuïteiten. Elke keer als er rente wordt afgelost, wordt dan de hoofdsom met dat bedrag wordt verkleind. Zo krijgt iedereen die aan de staat heeft geleend, netjes zijn geld terug. In een tijdsverloop van ongeveer twintig jaar zijn dan radicale hervormingen doorgevoerd en heeft zich aldus op vreedzame wijze een revolutie voltrokken.
Misschien is er nu wel iemand die over ‘stelen’ van rente begint. Maar wat zien we opvolgende Nederlandse regeringen tot nu toe doen? Wie gespaard heeft, wordt ‘gestraft’ met een bijtelling van 4 procent van de gespaarde geld. Dit is een rentepercentage dat een eerzame burger nooit haalt (want het percentage zweeft al jaren rond 2 procent). Dit betekent dat spaarzame burgers door de regering stelselmatig bestolen worden. Het bedrag dat de overheid aldus int, wordt geschat op 600 miljoen euro (de Volkskrant van 27 maart 2012).
Contractueel beginsel
Een ander punt betreft de organisatie van de economische krachten. Het maatschappelijke ‘gebouw’ dat daarvoor volgens Proudhon moet worden opgetrokken, berust op het begrip van het contract. Wientjes zal dat aanspreken.
De vrijheid van de mens laat niet toe, dat die geregeerd wordt door verkiezingen of stemmingen, in welk geval dan de meerderheid de wet maakt en regeerders gaan heersen. Daarvoor wordt de verhullende term ‘democratie’ gebruikt. ‘Eerst werd onze burgerlijke staat gekenmerkt door despotisme, daarna heette het monarchie, toen aristocratie en heden democratie, maar wel steeds tirannie’ (Proudhon in zijn Wat is eigendom?). Het gaat om wat in libertaire kringen als de uitwerking van het ‘beginsel van gezag’ wordt herkend. Daar moeten wij ons niet door laten paaien. We moeten uit gaan van het ‘contractuele beginsel’. Dat beginsel komt op het volgende neer.
Pierre Joseph Proudhon (1809 – 1865)
Heel gewoon is het dat ieder van ons met enkele anderen een contract sluit. Waarom zou dat niet met meerderen kunnen? Elke groep burgers, gemeente, provincie, genootschap, associatie wordt gevormd door een gelijksoortig contract. De aldus ontstane eenheden worden als ‘zedelijke lichamen’ beschouwd. In die hoedanigheid kan zo’n ‘zedelijk lichaam’ vervolgens met elk van de andere groepen en met individuen afzonderlijk handelen. Indien die nieuwe orde van zaken ‘regering’ wordt genoemd, zou het de mijne zijn, zegt Proudhon. Waarom?
Wel, het contractuele beginsel, veel beter dan het beginsel van het gezag, zou de ‘unie van de voortbrengers’ stichten, zou de krachten van de voortbrengers federeren en zou de eenheid en de solidariteit van hun belangen verzekeren. Het regime van de contracten, in de plaats gekomen voor het regime van de wetten, zou de ware republiek vestigen. Het blijkt dat ook de bestaande monarchie hiermee uit haar lijden is verlost.
Factor arbeid
De factor arbeid ontkomt evenmin aan draconische maatregelen. In de industrie komt namelijk de ‘collectieve kracht’ of wel de arbeidsdeling in het spel. Met het begrip ‘collectieve kracht’ verwijst Proudhon naar het samenwerken van de arbeiders binnen een productie-eenheid. Wat ‘meerwaarde’ heet wordt opgebracht door de ‘collectieve kracht’.
Tegen de werkgevers zegt Proudhon dan: ‘Terwijl u iedere loonarbeider individueel zijn loon hebt uitbetaald, hebt u hem niet een deel van zijn ‘collectieve kracht’ uitgekeerd. Dit heeft als consequentie dat er nog steeds een recht op de collectieve eigendom bestaat dat u inhoudt en waarvan u dus ongerechtvaardigd gebruik maakt. Elke productie is namelijk noodzakelijkerwijs collectief. Daarvan is de regel af te leiden: elke arbeider moet in de mate waarin hij heeft bijgedragen tot de productie, kunnen delen in die productie en de opbrengsten ervan’ (Proudhon in Wat is eigendom?).
Het zijn dus de arbeiders die het recht op de meerwaarde hebben, want hier geldt het beginsel: wat als totaalsom wordt opgeleverd, behoort terecht te komen bij degenen die deze hebben geproduceerd. Alle kapitaal, zij het materieel of intellectueel, kent als herkomst collectieve arbeid. Bij gevolg dient men dit als collectieve eigendom te beschouwen (Proudhon in Wat is eigendom?).
Binnen het productiewezen wordt dus het recht op meerwaarde niet langer aan het ‘Kapitaal’ toegewezen, maar aan de associaties, de productie-eenheden van de arbeiders. De industrieën zullen het dan ook zonder ‘kapitalisten’ of ‘ondernemers’ moeten gaan doen. Radicale hervorming of wel onontkoombare draconische maatregelen dus, precies waarvoor Wientjes pleit.
Voor de grote industrieën moeten arbeidersassociaties ontstaan die berusten op een tweevoudig contract. Het eerste is een contract tegenover de maatschappij. In het tweede contract worden de interne zaken van de associatie geregeld, waaronder de relatie met de personen en gezinnen waaruit zij bestaat (een bundel contracten dus). Een dergelijk contract regelt ook dat ieder individu een onverdeeld recht bezit in de eigendom van de productieassociatie. Tevens treft men er de regeling van het onderwijs en leerlingschap in de associatie. Dit garandeert dat ieder individu de reeks ‘theorie en praktijk’ doorloopt, zodat het voor een ieder mogelijk is relevante taken uit te voeren. Geen competitie dus, maar vrijwillige samenwerking.
Wientjes wordt dus op zijn wenken bediend. Toen hij het over ‘draconische maatregelen’ had, sprak hij zich namelijk ook uit over ‘bedrijfsscholing’ door de werkgevers te verzorgen.
In een voorbeeld verwees Proudhon nog naar de exploitatie van een spoorweg. Wellicht zou men in zo’n geval kunnen reageren met de vraag of ‘arbeiders’ wel in staat geacht kunnen worden zulke grote werken te realiseren. Kijken we naar de huidige tijd en nemen we daarbij de ‘Hoge snelheidslijn’ (HSL) als voorbeeld, dan zijn het zeker niet de ‘arbeiders’ die van dit project zo’n puinhoop van gemaakt hebben, als waarmee wij tot op deze dag worden geconfronteerd…
Uitbuiting
Ik besef dat het niet meer dan een houtskoolschets is, die ik lever met de vorenbedoelde ‘draconische maatregelen’. Maar Wientjes kwam ook niet verder. Overigens, wie kennis wil nemen van een aantal bijzonderheden, vindt die terug bij P.-J. Proudhon, Idée générale de la révolution au XIXe sciècle (1851). Een uitgebreide samenvatting van dat boek is door de liberale jurist en econoom H.P.G. Quack (1834 – 1917) gemaakt; zie diens De Socialisten, Personen en Stelsels (Deel 3; Amsterdam, 1911, derde herziene druk, p. 573-593).
Tot slot. Hierboven noemde ik Wientjes de woordvoerder van rijk geworden uitbuiters. Hoe kom ik er bij hem in die hoek te plaatsen? Neem als voorbeeld de verzamelaar Joop van Caldenborgh. Die vergaarde met Caldic, een chemiebedrijf, een vermogen dat wordt geschat op 200 miljoen euro (de Volkskrant van 28 maart 2012). Hij speelt nu mooi weer ervan met voorstellen voor de bouw van een museum voor het tentoonstellen van wat hij aan moderne kunst verzamelde.
Laten we echter niet vergeten dat het vermogen is vergaard door middel van het uitbuiten van arbeiders: het wegsluizen van wat de ‘collectieve kracht’ van de in zijn industrie werkzame loonarbeiders, heeft opgebracht. Er zijn inderdaad draconische maatregelen nodig om dit soort uitbuiten te doen stoppen.
Thom Holterman
[1] Beeldmateriaal overgenomen uit Siné Mensuel, maart 2012; foto van Proudhon afkomstig van de boekomslag van Bernard Voyenne, Le fédéralisme de P.-J. Proudhon, Paris, 1973.
[2] Voor mijn verwijzingen naar Proudhons Wat is eigendom? (1840) maakte ik gebruik van de Franse editie Qu’est-ce que la propriété? ou Recherches sur le principe du droit et du gouvernement, Premier Mémoire, Garnier-Flammarion, Paris, 1966.
van → Thom’s Kwadraat