Ga naar de inhoud

Diep triest

De zomervakantie van 2012 loopt ten einde en dit betekent (voor hen die op vakantie konden gaan) een terugkeer in de harde realiteit van alledag: groeiende baanonzekerheid, stijgende werkloosheid, reorganisatie op het werk, bezuinigingen op zorg en onderwijs en een voortdurende crisisstemming.

5 min leestijd
Placeholder image

(Oorspronkelijk verschenen bij solidariteit.nl)

De uitkeringsgerechtigden die voor de arbeidsmarkt beschikbaar moeten blijven, en meer algemeen alle mensen die een vakantie niet kunnen betalen, ontvingen begin augustus al het nieuws dat de werkloosheid in Nederland in juli voor het eerst sinds 1996 is gestegen tot meer dan een half miljoen personen (6,5 procent van de beroepsbevolking). Vooral jongeren zijn de dupe. De vooruitzichten blijven somber. Niet in de laatste plaats, omdat onze regering (hoewel demissionair) volhardt in een bezuinigingsbeleid gericht op het terugbrengen van het begrotingstekort tot het door de Europese Begrotingsunie voorgeschreven maximum van 3 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP).

Kamikazeactie

Met hulp van GroenLinks, D66 en de ChristenUnie wil het gevallen VVD-CDA kabinet Rutte in totaal 16 miljard euro aan ombuigingen en lastenverzwaringen doorvoeren. De vaderlandse pers is unaniem in haar loftuitingen: dit bezuinigingsakkoord is “uniek”, “historisch”, een waar “huzarenstukje”. Ook vanuit Brussel komt er waardering: het Kunduz-akkoord “onderschrijft de kracht en geloofwaardigheid van de nationale instanties om niet verlegen te zijn als het gaat om het maken van moeilijke keuzes die onvermijdelijk gemaakt moeten worden”, aldus Europees Commissaris Olli Rehn.

Het is echter onverstandig, zelfs onzinnig, om in crisistijd te bezuinigen, enkel en alleen omdat het ‘van Europa moet’. Volgens schattingen van het Internationaal Monetair Fonds leidt een bezuiniging ter grootte van 1 procent van het BBP tot een afname van het nationale inkomen met 0,6 procent. De Kunduz-bezuinigingen zullen dus leiden tot extra economische krimp, en dat terwijl de Nederlandse economie dit jaar volgens het Centraal Plan Bureau toch al met 0,8 procent zal terugvallen. Wat dit betekent voor de baanonzekerheid en werkloosheid, behoeft geen verder betoog. De overheidsbegroting op orde brengen doe je in tijden van economische voorspoed, niet in een tijd van grote onzekerheid, oplopende werkloosheid en stagnatie. Wat het bezuinigen betreft, is het Kunduz-akkoord dus geen huzarenstuk, maar een kamikazeactie. Net als de echte politiemissie in Kunduz, Afghanistan, overigens.

Vergroting van de krimp

Behalve bezuinigen behelst het Kunduz akkoord een pakket maatregelen ter verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt: versoepeling van het ontslagrecht, aanpassing van de WW, loonmatiging en een versnelde verhoging van de AOW-leeftijd. De bedoeling hiervan is om de Nederlandse loonkosten te drukken en Nederlandse bedrijven concurrerender te maken op de internationale markten. We kunnen ons, in deze optiek, dus uit de recessie exporteren, als we onze producten maar zo goedkoop mogelijk fabriceren. En daarom moeten de loonkosten omlaag.

Dit mag plausibel klinken, maar het klopt om allerlei redenen niet. Zo is onze export niet erg gevoelig voor loonkosten. Onderzoek laat zien dat een afname in de Nederlandse loonkosten (ten opzichte van de loonkosten in het buitenland) met 10 procent, onze uitvoer met slechts 1 procent zal verhogen en ons BBP met slechts ongeveer 0,6 procent. Willen we de te verwachten schade van de geplande Kunduz-bezuinigingen op de overheidsuitgaven neutraliseren, dan zullen we onze lonen met ruwweg 15 tot 20 procent moeten verlagen (ten opzichte van onze buitenlandse concurrenten). Opnieuw is dit een heilloze weg. Bovendien leidt loonmatiging per saldo tot een uitval van de binnenlandse vraag, waardoor de economische krimp nog groter wordt.

Schadelijke flexibilisering

Veel belangrijker dan de loonkosten voor de uitvoer – en de Nederlandse concurrentiekracht in het algemeen – zijn de kwaliteit en het vernieuwend vermogen van onze producten en diensten. Dit blijkt duidelijk uit de sterke groei van de Duitse uitvoer. Duitsland concurreert niet op lage prijs of lage kosten, maar op hoogwaardige kwaliteit (‘made in Germany’). Flexibilisering van de arbeidsmarkt, gericht op lagere loonkosten à la Kunduz, is dus zinloos. Het is daarbij de vraag of flexibele arbeidsmarkten niet strijdig zijn met vernieuwing en kwaliteit. Het bouwen van innovatief vermogen vereist immers tijd, betrokkenheid, gezamenlijke investeringen en inspanningen door bedrijven en werknemers. Enkele argumenten op een rij.

Flexibilisering (bijvoorbeeld door een drastisch soepeler ontslagrecht) kost sociaal kapitaal, omdat zowel werknemers als bedrijven minder onderlinge betrokkenheid en loyaliteit kennen. Dit vraagt om meer supervisie en controle, dus dikkere managementlagen.
Werknemers hebben verder weinig belang hun bedrijfsspecifieke kennis te vergroten, want in flexibele arbeidsmarkten tellen enkel hun algemene inzetbaarheid en algemene vaardigheden (hun ‘employability’ in goed Nederlands).
Tenslotte veranderen ook de interne machtsverhoudingen binnen bedrijven. Wie gemakkelijker ontslagen kan worden, zal minder kritische feedback geven en zich ook meer risicomijdend gedragen, hetgeen niet bevorderlijk is voor de vernieuwingskracht. Wie heeft er in deze tijd, waarin zowel de aandeelhouders als het topmanagement snel rouleren en alleen loyaal zijn aan hun eigen portemonnee, eigenlijk nog belang bij de continuïteit van ondernemingen als werknemers gereduceerd worden tot flexwerkers? Uit de economische statistieken blijkt overtuigend dat arbeidsmarkt-flexibilisering schadelijk is voor innovatief vermogen en concurrentiekracht op nationaal niveau (voor een overzicht van studies op dit terrein, zie S. Storm en C.W.M. Naastepad (2012), Macroeconomics Beyond the NAIRU, Harvard University Press).

Lichtpuntje

De Kunduz plannen deugen dus niet. Toch wordt ieder ander plan in de pers afgemaakt als “onverantwoordelijk”, “potverteren” of zelfs “diep triest”. Natuurlijk bestaan er wel degelijk effectieve en meer sociale alternatieven. Kijk bijvoorbeeld naar wat Francois Hollande in Frankrijk stap-voor-stap en onder zeer grote tegenwerking van de Europese Unie en de Europese Centrale Bank (ECB) probeert te bewerkstelligen. Denk hierbij aan zijn plannen om een Tobin-tax op internationale, speculatieve financiële transacties in te voeren, de inkomstenbelasting voor de hogere inkomensgroepen te verhogen en het Franse overheidstekort niet direct maar meer geleidelijk te verkleinen.
Allerbelangrijkst is Hollandes voorstel om de ECB niet alleen een inflatiedoelstelling te geven, maar ook verantwoordelijk te maken voor economische groei en werkgelegenheid. Dit zou nu concreet betekenen dat de ECB actief Eurolanden helpt bij de financiering van hun overheidstekorten en daarmee de huidige dictatuur van de financiële markten helpt beëindigen.

Het punt is echter dat een dergelijke oplossing samenwerking (maar niet noodzakelijkerwijze politieke integratie) op Europese schaal vereist. Hollande heeft dus Europese medestanders nodig. Wij kunnen hem op 12 september aan een belangrijk medestander helpen. Wellicht is dit het enige lichtpuntje in de harde realiteit van nazomer 2012.